ECLI:NL:RBOBR:2025:5082

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
11 augustus 2025
Zaaknummer
11702275 TD VERZ 25-838
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing van bewind wegens onvoldoende financieel inzicht en gebrek aan zelfstandigheid

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van bewind. Betrokkene, die onder bewind staat, heeft verzocht om het bewind op te heffen omdat hij stelt dat zijn schulden zijn opgelost en hij zijn financiële zaken weer zelf kan regelen. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 juli 2025, waarbij de betrokkene en zijn zoon aanwezig waren, en de bewindvoerder via een beeldbelverbinding werd gehoord, is het verzoek besproken. De bewindvoerder was niet op de hoogte van de wens van betrokkene om het bewind op te heffen en heeft geen toelichting kunnen geven over de geschiktheid van betrokkene om zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende feiten en omstandigheden zijn die erop wijzen dat betrokkene in staat is om zijn financiële zaken zelfstandig te beheren. Ondanks de wens van betrokkene om het bewind op te heffen, is er geen zelfstandigheidstraject doorlopen, wat essentieel is voor iemand die lange tijd onder bewind staat. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat het te vroeg is om het bewind op te heffen en heeft het verzoek afgewezen. De bewindvoerder zal samen met betrokkene en zijn zoon een stappenplan voor een zelfredzaamheidstraject opstellen, waarna, indien succesvol, een nieuw verzoek tot opheffing van het bewind kan worden ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats Eindhoven
zaaknummer : 11702275 TD VERZ 25-838
dossiernummer : BM 29607
datum : 6 augustus 2025
[initialen griffier]

beschikking op een verzoek tot opheffing van bewind

op verzoek van:

[naam] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
met als bewindvoerder SAAM Thuisbegeleiding B.V.,
KvKno. Postbus 155, 5420 AD Gemert.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoek, ontvangen op 15 mei 2025;
- de schriftelijke reactie van de bewindvoerder.
Het verzoek is mondeling behandeld op 30 juli 2025. Van het verhandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. Op zitting zijn verschenen de betrokkene en zijn zoon. De bewindvoerder is via een beeldbelverbinding gehoord. De reden dat de bewindvoerder via beeldbelverbinding mocht aansluiten, is dat betrokkene op een eerdere zitting op 2 juli 2025 niet was verschenen.

beoordeling

Betrokkene vraagt om opheffing van het bewind omdat zijn schulden zijn opgelost en hij zijn financiële zaken weer zelf kan regelen. Hij zal hierin worden ondersteund door zijn zoon.
Op zitting geeft betrokkene meerdere malen aan het zelf te kunnen. Of in ieder geval zelf met ondersteuning van zijn zoon.
De bewindvoerder heeft schriftelijk gereageerd en geeft aan dat zij niet op de hoogte was van de wens van betrokkene om het bewind op te heffen. Er is om deze reden dan ook geen sprake geweest van een afbouwperiode. De grondslag is lichamelijk/geestelijke toestand maar de bewindvoerder geeft aan dat zij geen toelichting kan geven of betrokkene (weer) in staat is, waarom voortzetting niet zinvol is of waarom de grondslag van het bewind niet meer aanwezig is. De bewindvoerder staat daarentegen wel open voor het opstarten van een zelfredzaamheidstraject om te kijken of betrokkene in staat is om zijn geldzaken zelf te regelen.
De kantonrechter overweegt als volgt.
Gelet op de inhoud van de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het te vroeg is om het bewind op te heffen. De kantonrechter begrijpt dat betrokkene graag zijn financiën zelf wil regelen, en altijd de hulp van zijn zoon kan inschakelen. Betrokkene heeft, na herhaaldelijk vragen door de kantonrechter, bevestigd dat zijn standpunt is dat hij zijn geldzaken zelf kan regelen. Er zijn echter op dit moment onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren gekomen waaruit kan worden afgeleid dat betrokkene op dit moment in staat is om zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Betrokkene geeft aan dat hij opheffing van het bewind wil omdat zijn schulden zijn opgelost. Er waren al geen schulden bij het moment van onderbewindstelling in 2017 (en ook niet tijdens het bewind). De kantonrechter vindt het zorgelijk dat dit wel als (hoofd)reden wordt aangevoerd voor opheffing van het bewind dat al jaren loopt. Daarnaast heeft betrokkene onvoldoende inzicht in zijn maandbudget en is er geen zelfstandigheidstraject doorlopen. Het doorlopen van een zelfstandigheidstraject is, zeker als iemand al geruime tijd onder bewind staat, bedoeld om betrokkene te helpen naar financiële zelfredzaamheid. Zodat iemand niet opeens in het diepe wordt gegooid, maar eerst met behulp van de bewindvoerder de benodigde stappen richting het zelf beheren van het geld zet.
Op de zitting heeft betrokkene aangegeven een zelfstandigheidstraject te willen doorlopen.
De bewindvoerder zal op korte termijn een gesprek plannen met betrokkene en zijn zoon om de stappen voor een zelfredzaamheidstraject te bespreken. Dit stappenplan zal zij met betrokkene en zijn zoon gaan bespreken en op papier uiteenzetten.
Wanneer het zelfstandigheidstraject naar ieders tevredenheid is verlopen, kunnen de bewindvoerder en betrokkene, bij voorkeur gezamenlijk, een verzoek tot opheffing van het bewind indienen.
Gelet op het vorenstaande zal de kantonrechter het verzoek tot opheffing van het bewind afwijzen.

beslissing

De kantonrechter:
- wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.C.E.F. Moulen Janssen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking (digitaal) is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.