ECLI:NL:RBOBR:2025:497

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
C/01/399611 / FA RK 23-5179
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor wijziging van geslachtsnaam van minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 21 januari 2025 een beschikking gegeven in een geschil tussen een vrouw en een man over de wijziging van de geslachtsnaam van hun minderjarige kinderen. De vrouw verzocht om vervangende toestemming om een verzoek in te dienen bij Dienst Justis tot wijziging van de geslachtsnaam van de kinderen in een gecombineerde geslachtsnaam. De rechtbank had eerder, op 4 oktober 2024, de beslissing over dit verzoek pro forma aangehouden en kennisgenomen van aanvullende stukken van de man. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 december 2024 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij de vrouw haar verzoek wijzigde. De rechtbank oordeelde dat de vrouw ontvankelijk was in haar verzoek, omdat er sprake was van een gezagsgeschil, aangezien de man geen toestemming verleende voor de wijziging van de geslachtsnaam. De rechtbank benadrukte dat de beslissing over de wijziging van de geslachtsnaam uiteindelijk aan de Koning of Dienst Justis is, maar dat het in het belang van de kinderen wenselijk was dat het verzoek van de vrouw werd toegewezen. De rechtbank verleende de vrouw toestemming om het verzoek tot geslachtsnaamwijziging in te dienen en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/399611 / FA RK 23-5179
Uitspraak : 21 januari 2025
Beschikking in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ( [gemeente] ),
advocaat: mr. F.P.J. Schraa,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats] ( [gemeente] ),
advocaat: mr. W.G.A. van Hoogstraten,
partijen, ook wel aan te duiden als respectievelijk de vrouw en de man,
De zaak heeft betrekking op de minderjarige kinderen van partijen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige 1] ); en
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige 2] ).

1.De procedure

1.1.
Deze beschikking volgt op de beschikkingen van deze rechtbank van respectievelijk 24 mei 2024 en 4 oktober 2024.
1.2.
Bij beschikking van 4 oktober 2024 heeft de rechtbank de beslissing over het verzoek van de vrouw over de geslachtsnaamwijziging, dat ziet op het wijzigen van de geslachtsnaam van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , pro forma aangehouden tot een nader te bepalen mondelinge behandeling.
1.3.
Nadien heeft de rechtbank kennisgenomen van:
- het F3-formulier met als bijlage het aanvullend verweerschrift van de man, ingediend op 25 november 2024.
1.4.
De zaak is mondeling behandeld op 5 december 2024. Verschenen zijn de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, en de man, bijgestaan door zijn advocaat.
1.5.
Na de mondelinge behandeling heeft een rechterswissel plaatsgevonden. De rechtbank heeft partijen daarover bericht. Partijen hebben in reactie daarop aangegeven geen behoefte te hebben aan een nieuwe mondelinge behandeling. Daarna is de beschikking bepaald op vandaag.

2.Het verzoek en het verweer

2.1.
De vrouw verzoekt de rechtbank, na wijziging van haar verzoek tijdens de mondelinge behandeling, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, haar vervangende toestemming te verlenen voor het indienen van een verzoek bij Dienst Justis tot wijziging van de geslachtsnaam van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in [achternaam] .
2.2.
De man voert hiertegen verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid dan wel afwijzing van het verzoek.

3.De beoordeling

Ontvankelijkheid

3.1.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw ontvankelijk is in haar verzoek. Zij overweegt daartoe als volgt.
3.2.
Op grond van artikel 1:7 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan een geslachtsnaam door de Koning worden gewijzigd op verzoek van de wettelijk vertegenwoordiger van een kind. De moeder wenst dat de geslachtsnaam van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt gewijzigd en wil daartoe een verzoek indienen bij Dienst Justis. De vader is het daar niet mee eens en verleent hiervoor geen toestemming. Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een gezagsgeschil in de zin van artikel 1:253a BW. De vrouw is daarom ontvankelijk in haar verzoek.
3.3.
Dat het volgens de man niet aan de rechter is om te beslissen over de wijziging van de geslachtsnaam maakt dit oordeel niet anders. De rechtbank komt bij de beoordeling van het verzoek van de vrouw tot verlening van vervangende toestemming namelijk niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van de kinderen. Dat is aan de Koning, althans Dienst Justis.
Inhoudelijke beoordeling
3.4.
De rechtbank neemt op grond van artikel 1:253a lid 1 BW een zodanige beslissing als haar in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wenselijk voorkomt.
3.5.
De rechtbank is van oordeel dat het voor de kinderen wenselijk is dat Dienst Justis toetst of wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn gesteld voor toekenning van het verzoek van de vrouw om de geslachtsnaam van de kinderen te wijzigen in die van beide ouders. De rechtbank zal daarom het verzoek van de vrouw toewijzen. Dat betekent dat aan haar vervangende toestemming wordt verleend voor het indienen van een verzoek tot geslachtsnaamwijziging bij Dienst Justis.
Proceskosten
3.6.
De proceskosten zullen worden gecompenseerd in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
verleent de vrouw, ter vervanging van de toestemming van de man, toestemming voor het indienen van een verzoek bij Dienst Justis tot wijziging van de geslachtsnaam van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in [achternaam] ;
4.2.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. Aarts, rechter, tevens kinderrechter,
en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 21 januari 2025.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
Conc: MKl
Tegen deze beschikking kan, voor zover het een eindbeslissing betreft, -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!