In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in een incident waarbij Delco Participation B.V. verzocht om aanhouding van de procedure op grond van litispendentie. Delco stelde dat er al een procedure aanhangig was in Hong Kong die al vier jaar op uitspraak wachtte. De rechtbank heeft de bevoegdheid van de Nederlandse rechter beoordeeld aan de hand van de Verordening Brussel I-bis, die van toepassing is op deze internationale kwestie. De rechtbank concludeerde dat de Nederlandse rechter internationaal bevoegd was, omdat Delco in Nederland is gevestigd.
De rechtbank heeft vervolgens de vraag beantwoord of de procedure moest worden aangehouden. Volgens de artikelen 33 en 34 van de Verordening Brussel I-bis kan een rechter een zaak aanhouden als er een procedure aanhangig is in een ander land, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. De rechtbank overwoog dat, hoewel er een verband was tussen de feiten van de zaak en Hong Kong, de procedure daar al lange tijd aanhangig was zonder zicht op een uitspraak. De rechtbank oordeelde dat het aanhouden van de procedure niet nodig was voor een goede rechtsbedeling, omdat de lange wachttijd in Hong Kong gelijkgesteld moest worden met een aanhouding voor onbepaalde tijd.
Delco werd in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten betalen. De rechtbank wees het gevorderde af en veroordeelde Delco tot betaling van € 792,00 aan proceskosten binnen veertien dagen. De zaak werd vervolgens naar de rol verwezen voor conclusie van antwoord op 17 september 2025.