Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.280992.23
Datum uitspraak: 30 januari 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1996] ,
thans gedetineerd en ingeschreven te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 februari 2024, 26 april 2024, 21 juni 2024, 6 september 2024, 29 november 2024 en 16 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 5 januari 2024.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 29 november 2024 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1 primair:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2023 tot en
met 25 oktober 2023 te ‘s-Hertogenbosch, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een kind,
te weten [slachtoffer 1] ( [2021] ),
opzettelijk van het leven te beroven,- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 1] stevig heeft vastgepakt en/of (vervolgens) heen en weer heeft geschud (acceleratie/deceleratie krachtsinwerking) en/of
- meermalen, althans eenmaal, bij die [slachtoffer 1] stomp botsende krachtsinwerking op haar hoofd/schedel heeft veroorzaakt en/of- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 1] met zijn hand(en) bij de keel en/of nek gepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) geknepen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] omhoog getrokken en/of omhoog gehouden,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
T.a.v. feit 1 subsidiair:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2023 tot enmet 25 oktober 2023 te ’s-Hertogenbosch, althans in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, te weten [slachtoffer 1] ( [2021] ),opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 1] stevig heeft vastgepakt en/of (vervolgens) heen en weer heeft geschud (acceleratie/deceleratie krachtsinwerking) en/of- meermalen, althans eenmaal, bij die [slachtoffer 1] stomp botsende krachtsinwerking op haar hoofd/schedel heeft veroorzaakt en/of- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 1] met zijn hand en) bij de keel en/of nek gepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) geknepen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] omhoog getrokken en/of omhoog gehouden,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
T.a.v. feit 1 meer subsidiair:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2023 tot enmet 25 oktober 2023 te ‘s-Hertogenbosch, althans in Nederland,opzettelijk heeft mishandeld een persoon, een kind dat hij verzorgt of opvoedt alsbehorend tot zijn gezin, te weten [slachtoffer 1] ( [2021] ),
immers heeft hij, verdachte:- meerdere malen, althans eenmaal met (volle) kracht die [slachtoffer 1] bij de borstkas, althans het bovenlichaam, en/of de arm(en), vastgepakt en/of- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 1] stevig heeft vastgepakt en/of (vervolgens) heen en weer heeft geschud (acceleratie/deceleratie krachtsinwerking) en/of- meermalen, althans eenmaal, bij die [slachtoffer 1] stomp botsende krachtsinwerking op haar hoofd/schedel heeft veroorzaakt en/of- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 1] met zijn hand(en), bij de keel en/of nek gepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) geknepen en/of (vervolgens), die [slachtoffer 1] omhoog getrokken en/of omhoog gehouden en/of- die [slachtoffer 1] , met kracht, tegen een voorwerp/oppervlak geslagen/gegooid en/of gebracht.
T.a.v. feit 2:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2023 tot en
met 25 oktober 2023 te ’s-Hertogenbosch, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft/hebben mishandeld een persoon, een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, te weten [slachtoffer 1] ( [2021] ),
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
meerdere malen, althans eenmaal:
- met (volle) kracht die [slachtoffer 1] bij de borstkas, althans het bovenlichaam, en/of de arm(en), vastgepakt en/of
- (vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal, die [slachtoffer 1] met kracht heen en weer geschud en/of
- die [slachtoffer 1] , met kracht, tegen een voorwerp/oppervlak geslagen/gegooid en/of gebracht en/of
- die [slachtoffer 1] aan een/de o(o)r(en) vastgepakt en/of aan dat/die o(o)r(en) getrokken en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] omhoog getrokken en/of
- die [slachtoffer 1] aan haar voet(en) en/of be(e)n(en) vastgepakt en/of gehouden en/of (vervolgens) op de grond gegooid en/of gelegd en/of
- met zijn vuist(en) en/of hand(en) die [slachtoffer 1] tegen het hoofd geslagen/gestompt en/of
- die [slachtoffer 1] met kracht op de grond/vloer gelegd/gegooid/geduwd en/of gehouden en/of
- met de platte hand (met kracht) tegen de billen, in elk geval lichaam, van die [slachtoffer 1] geslagen/gestompt en/of
- het hoofd van die [slachtoffer 1] stevig vastgehouden en/of de mond van die [slachtoffer 1] opengetrokken en/of opengehouden en/of
- die [slachtoffer 1] aan het hoofd vastgepakt en/of opgetild en/of met forse kracht in bed/campingbedje gegooid en/of
- die [slachtoffer 1] aan de arm(en) vastgepakt en/of opgetild en/of met forse kracht op de bank gegooid en/of (waardoor) die [slachtoffer 1] van de bank op de grond viel en/of
- die [slachtoffer 1] (met de voet) geschopt tegen het lichaam en/of
- de voet/been van die [slachtoffer 1] vastgepakt en haar met deze/dit voet/been in haar gezicht geslagen/gestompt en/of
- een forse krachtsinwerking op die [slachtoffer 1] toegebracht en/of
- tegen die [slachtoffer 1] geschreeuwd, in elk geval met harde stem gesproken, terwijl hij haar gezicht heeft vastgehouden met zijn hand(en) en/of haar gezicht dichtbij zijn, verdachte, hoofd heeft gehouden en/of
- (daarbij) de woorden geuit/gesproken: “bek houden” en/of “kappen nou” en/of “klaar nu” en/of “ophouden” en/of “jankerd”, althans soortgelijke woorden en/of uitlatingen en/of
- anderszins (hevig) geweld heeft uitgeoefend op haar lichaam en/of haar hoofd.
T.a.v. feit 3:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2023 tot en met 25 oktober 2023 te ‘s-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland,
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of A. [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend de woorden gezegd:
- “dat hij het jong zou meenemen naar het bos en haar daar zou dumpen” en/of
- “dat hij de keet met de kinderen en [slachtoffer 2] erin in de fik zou steken” en/of
- “dat hij het huis in brand zou steken” en/of
- “dat hij de kinderen en/of [slachtoffer 2] zou vermoorden” en/of
- “als je haar ( [slachtoffer 1] ) nu niet stil krijgt, vermoord ik jullie allemaal", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
T.a.v. feit 4:
hij op of omstreeks 21 juli 2023 te ‘s-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland,
[slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] :
- met zijn, verdachtes, hand(en) bij de keel/nek vast te pakken en/of te houden en/of
- meermalen, althans eenmaal, met de vuist(en) tegen het hoofd/gezicht en/of arm(en) en/of be(e)n(en), althans het lichaam van die [slachtoffer 4] te slaan en/of
- meermalen, althans eenmaal, met de voet(en) tegen het hoofd/gezicht en/of arm(en) en/of be(e)n(en), althans het lichaam van die [slachtoffer 4] te schoppen.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Inleiding
Op 25 oktober 2023 ging een aantal politieambtenaren op verzoek van de maatschappelijke opvang mee naar de [adres] in ’s-Hertogenbosch. De bewoonster [slachtoffer 2] had de maatschappelijke opvang verteld dat zij de relatie met haar partner – naar later bleek de verdachte [verdachte] – wilde verbreken, maar dat ze bang was dat hij naar de woning zou komen. [slachtoffer 2] had verteld dat haar (ex-)vriend camera’s in de woning had gehangen om haar in de gaten te houden.
Op het adres waren op dat moment (geregistreerd) woonachtig [slachtoffer 2] (moeder) en haar twee kinderen [slachtoffer 2] , geboren op [2019] en [slachtoffer 1] , geboren op [2021] .
In de woning zag een politieambtenaar dat het gezichtje van [slachtoffer 1] meerdere blauwe/paarse plekken had en dat zij bulten op haar hoofd had. [slachtoffer 2] vertelde dat dit letsel was toegebracht door haar (ex-)vriend [verdachte] (verdachte). [slachtoffer 2] verklaarde dat verdachte [slachtoffer 1] had geslagen en dat zij daar camerabeelden van had. Voor [slachtoffer 1] werd de ambulance gebeld. Bij een controle van [slachtoffer 1] voordat zij vervoerd werd naar het ziekenhuis, zag een verbalisant dat [slachtoffer 1] meerdere blauwe/gele plekken op haar rugje, buik en benen had. Daarnaast was sprake van letsel/krassen aan het nekje van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] werd voor controle in het ziekenhuis opgenomen.
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van mishandeling van [slachtoffer 1] door verdachte en van bedreiging van haar en de kinderen.
Naar aanleiding van hetgeen hiervoor is beschreven, heeft de politie gegevensdragers in beslag genomen met daarop beelden en geluid van gedragingen door verdachte en destijds medeverdachte [slachtoffer 2] ten aanzien van [slachtoffer 1] .
Tevens heeft de vader van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] aangifte gedaan van zware mishandeling door verdachte naar aanleiding van een vermeend conflict.
De bewijsvraag.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder feit 1 subsidiair (poging tot zware mishandeling [slachtoffer 1] ), feit 2 (mishandeling van een kind behorend tot zijn gezin [slachtoffer 1] ), feit 3 (bedreiging [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] ) en feit 4 (mishandeling [slachtoffer 4] ). Zij heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het onder feit 1 primair ten laste gelegde (poging tot doodslag [slachtoffer 1] ) omdat de aanmerkelijke kans op de dood volgens haar niet kan worden bewezen. Voorts heeft zij verzocht verdachte partieel vrij te spreken van het onder feit 2 ten laste gelegde ‘medeplegen’ omdat er geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de (inmiddels overleden) medeverdachte [slachtoffer 2] voor wat betreft het uitgeoefende geweld op [slachtoffer 1] .
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft namens verdachte vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. Ten aanzien van het primair ten laste gelegde had verdachte volgens de verdediging geen opzet op de dood, ook niet in voorwaardelijke zin. Ook had verdachte geen wetenschap van de aanmerkelijke kans en heeft hij die kans ook niet bewust aanvaard. Wat betreft het subsidiair ten laste gelegde, is van zwaar lichamelijk letsel geen sprake en niet kan worden vastgesteld of de oorzaak van het letsel kan worden toegerekend aan de gedragingen van verdachte. Het meer subsidiair ten laste gelegde (mishandeling van een kind behorend tot zijn gezin [slachtoffer 1] ), kan wel bewezen worden. Het onder feit 2 ten laste gelegde is in dat geval in eendaadse samenloop begaan met feit 1 meer subsidiair omdat er volgens de verdediging geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [slachtoffer 2] om [slachtoffer 1] te mishandelen. Ten aanzien van feit 3, bedreiging, heeft de raadsman vrijspraak bepleit. De bewoordingen die verdachte heeft geuit moeten worden opgevat als een emotionele ontlading en een verzuchting van frustratie die, gezien de context, niet kunnen leiden tot een redelijke vrees bij [slachtoffer 2] . Hoewel bij [slachtoffer 1] redelijke vrees kan zijn ontstaan gezien haar angstige blik op de beelden, is zij gezien haar leeftijd niet in staat de woordelijke bedreiging te begrijpen. Ten aanzien van [slachtoffer 2] is onduidelijk hoe hij dan is bedreigd. Aangaande feit 4, mishandeling van [slachtoffer 4] , heeft verdachte uit noodweer gehandeld. Verdachte stelt dat hij is bedreigd door [slachtoffer 4] en dat [slachtoffer 2] werd aangevallen door [slachtoffer 4] waarbij verdachte de klap heeft opgevangen en zich heeft verdedigd. Verdachte dient wegens gebrek aan overtuigend bewijs te worden vrijgesproken en, bij honorering van het beroep, eveneens te worden vrijgesproken omdat de wederrechtelijkheid komt te ontvallen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsmiddelen.
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn – omwille van de leesbaarheid van het vonnis – uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage. De inhoud daarvan moet als hier herhaald en ingelast worden beschouwd. De bewezenverklaring volgt – tenzij hieronder toegelicht – genoegzaam uit de in de bewijsbijlage weergegeven bewijsmiddelen.
Nadere overwegingen met betrekking tot het bewijs.
Ten aanzien van feit 1 (primair):
Om tot een bewezenverklaring van poging tot doodslag te komen moet de rechtbank vaststellen dat het opzet van verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, op de dood van het slachtoffer, de 2-jarige [slachtoffer 1] , was gericht. Dat verdachte de bedoeling had om de dochter van zijn vriendin te doden, is niet bewezen. De rechtbank gaat dan ook niet uit van vol opzet. Met betrekking tot de vraag of verdachte voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] heeft gehad, overweegt de rechtbank het volgende.
Volgens vaste jurisprudentie is voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, in dit geval de dood van [slachtoffer 1] , aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Of de gedraging van de verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal dan moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Daaronder is te verstaan “de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid”. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n aanmerkelijke kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedragingen bewust heeft aanvaard.
Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op een bepaald gevolg, dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] veelvuldig bij haar keel heeft gegrepen en haar luchtpijp secondenlang heeft dichtgeduwd. Verdachte heeft [slachtoffer 1] met zijn handen om haar nek en hals de trap op gedragen en haar meerdere malen, al dan niet voorafgegaan door het aan het hoofd optillen van [slachtoffer 1] , met kracht in een campingbedje gegooid. Door verdachte is een groot aantal keren geweld op het hoofdje van [slachtoffer 1] toegepast; door haar – met vlakke hand of met de vuist – met kracht tegen haar schedeltje of gezichtje aan te slaan, door haar ondersteboven op de grond te smijten, door haar te laten vallen, door haar van de bank te laten stuiteren en door haar te schudden terwijl hij haar oren, hoofd of keel vasthield.
Mede gelet op de letselrapportage van LOEF, Landelijk Onderzoeks- en Expertisebureau FMO d.d. 28 augustus 2024, is de rechtbank van oordeel dat de kans dat een peuter van (ongeveer) twee jaar oud als gevolg van het dichtknijpen van de keel en het uitoefenen van geweld op het hoofd, dan wel een combinatie van beide, komt te overlijden ten gevolge van traumatisch schedelhersenletsel of hersenschade door zuurstoftekort, naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Het hoofd en de hersenen van een peuter van amper twee jaar oud zijn bij uitstek kwetsbaar en nog volop in ontwikkeling.
In de letselrapportage van LOEF wordt gesteld dat in zijn algemeenheid de uitoefening van stomp uitwendig geweld, zoals slaan en gooien, kan leiden tot bloeduitstortingen. Bij slaan tegen het hoofd kunnen breuken ontstaan of kunnen door een zwiepende beweging van het hoofd hersenletsel of bloedingen onder de hersenvliezen ontstaan. Bij laten vallen of gooien met een kind kan grote kracht op het lichaam van het kind inwerken.
Het in het procesdossier beschreven letsel dat kan ontstaan door stomp botsende krachtsuitoefening op het lichaam en/of het hoofd vraagt om acuut medisch ingrijpen. Bij de uitoefening van geweld op de hals en/of het hoofd bestaat afhankelijk van de uitgeoefende kracht en duur van deze kracht, een kans op overlijden. [slachtoffer 1] was ten tijde van het ontstaan van het letsel een jonge peuter. Daarmee is zij door haar lichaamsbouw kwetsbaar, kan zij zich niet onttrekken aan de krachtsinwerking en kan zij zich niet afweren. Hierdoor is de kans op het ontstaan van ernstig letsel en mogelijk dodelijk letsel groter. In oktober 2023 is fors letsel, verspreid over het gehele lichaam geconstateerd. Dit letsel is ontstaan door meerdere momenten van geweldsinwerking op haar lichaam, hals en hoofd. Hoewel het aantal keer dat de keel van [slachtoffer 1] is dichtgeknepen en er geweld is toegepast op haar schedel niet kan worden gekwantificeerd, is de kans op dodelijk letsel, gelet op het voorgaande, naar het oordeel van de rechtbank door de veelvuldigheid van het toegepaste geweld verhoogd, onder de gegeven omstandigheden niet onwaarschijnlijk en daarmee reëel. Dat deze kans niet is uit te drukken in een percentage, maakt dat niet anders.
Dat verdachte zich ook bewust was van deze kans en deze kans bewust heeft aanvaard, blijkt uit zijn eigen gedrag: zo is op de camerabeelden bijvoorbeeld te zien dat verdachte over zijn balanspunt heen gaat en zijn volle gewicht inzet op het dichtknijpen van het keeltje van [slachtoffer 1] . Te horen is dat [slachtoffer 1] stikkende geluiden maakt en snakt naar lucht. Daarnaast doet verdachte uitingen als: ‘boeit mij niet’ op het moment dat [slachtoffer 2] hem waarschuwt voor de gevaren en gevolgen als verdachte de keel van [slachtoffer 1] dichtknijpt (‘straks gebeurt er wat’). Ook drukt verdachte alle lucht uit het lijfje van [slachtoffer 1] door haar vast te klemmen voor zijn lichaam en voorover te buigen. Verdachte stopt op die momenten niet, maar gaat door met het uitoefenen van hevig geweld op kwetsbare onderdelen van het lijfje van een tweejarig kind door te slaan, te gooien en te verstikken.
Van contra-indicaties voor het bewijs dat verdachte door zijn handelen de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 1] dodelijk letsel zou oplopen, bewust heeft aanvaard, is de rechtbank niet gebleken. In dit verband is relevant dat verdachte geen enkele keer medische hulp heeft ingeroepen na het door hem gepleegde ernstige geweld tegen de dochter van zijn vriendin, maar in plaats daarvan [slachtoffer 2] verbood naar een arts te gaan en doorging met het uitoefenen van fors geweld.
De rechtbank komt daarmee, anders dan de officier van justitie en de raadsman, tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit en acht daarmee bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
In navolging van het standpunt van de officier van justitie en de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat ‘medeplegen’ niet kan worden bewezen. Niet is gebleken van enige vorm van (bewuste en nauwe) samenwerking tussen verdachte en de moeder van [slachtoffer 1] , medeverdachte [slachtoffer 2] , die van voldoende gewicht is om van medeplegen te spreken. Verdachte zal van het medeplegen dan ook partieel worden vrijgesproken.
Hevige onlust veroorzakende gewaarwording
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat zij de door verdachte geuite woorden en het op korte afstand van het gezichtje van [slachtoffer 1] op luide toon uitspreken van deze bewoordingen, aanmerkt als ‘het bij een ander teweegbrengen van een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam’. De rechtbank neemt waar dat [slachtoffer 1] instinctief reageert en dat zij angstig naar verdachte kijkt en paniekerig oogt op het moment dat verdachte tegen haar schreeuwt. Gelet op de wijze waarop [slachtoffer 1] reageert nadat haar deze woorden worden toegebeten, in combinatie met de (overige) geweldshandelingen, merkt de rechtbank deze gedragingen ook aan als ‘mishandelend’.
Ten aanzien van feit 1 en 2:
Namens verdachte is betoogd dat verdachte door [slachtoffer 2] werd aangezet (‘getriggerd’) tot het plegen van de geweldshandelingen jegens [slachtoffer 1] , onder meer doordat zij haar kinderen zelf ook sloeg, dat normaal vond, en verdachte opdroeg om ook op die manier te straffen. De rechtbank overweegt dat dit betoog geen enkele steun vindt in het dossier. Als het al zo zou zijn dat [slachtoffer 2] haar kinderen sloeg, of tegen verdachte zou zeggen dat hij de kinderen moest slaan als zij niet zouden luisteren, dan blijkt op geen enkele wijze uit het dossier dat zij verdachte ‘getriggerd’ heeft tot het uitoefenen van dergelijk fors geweld op [slachtoffer 1] . Integendeel, op de camerabeelden is te zien dat [slachtoffer 2] op meerdere momenten juist probeert om het geweld te stoppen en dat zij tracht verdachte ervan te weerhouden [slachtoffer 1] op grove wijze te mishandelen. Het betoog faalt dan ook.
Namens verdachte is nog aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de letsels die bij [slachtoffer 1] zijn vastgesteld door verdachte zijn veroorzaakt. De rechtbank overweegt dat dat gelet op de bewezenverklaring van feit 1 (poging doodslag op [slachtoffer 1] ) en feit 2 (mishandeling van [slachtoffer 1] ) niet relevant is. De bewezenverklaring van de in de tenlastelegging omschreven geweldshandelingen is (onder meer) gebaseerd op de (beschrijving van de) camerabeelden. Daarop is verdachte te zien als degene die het geweld toepast. Of dit geweld de in het dossier beschreven letsels heeft veroorzaakt, is niet relevant. Het gaat immers om de vraag of de geweldshandelingen de aanmerkelijke kans op overlijden (feit 1) of pijn of letsel (feit 2) hebben veroorzaakt. Dat volgt afdoende uit de bewijsmiddelen. Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank – ten overvloede – dat het niet anders kan dan dat het op [slachtoffer 1] uitgeoefende geweld tot pijn en letsel bij haar hebben geleid.
Bedreiging [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat de geuite bedreigingen zijn gericht aan het adres van [slachtoffer 2] . De rechtbank is niet gebleken dat verdachte ook opzet had op de bedreiging van de kinderen, anders dan de vrees die [slachtoffer 1] werd aangejaagd door de geweldshandelingen die op haar werden toegepast. Verdachte heeft, om zijn woorden kracht bij te zetten en [slachtoffer 2] extra vrees aan te jagen, haar kinderen in zijn geuite bewoordingen betrokken. Daarmee heeft verdachte dus ‘slechts’ [slachtoffer 2] willen bedreigen en niet (indirect ook) haar kinderen. Daarbij overweegt de rechtbank nog dat uit het dossier niet is gebleken dat de bedreigingen de kinderen ook daadwerkelijk hebben bereikt. De rechtbank spreekt verdachte daarom partieel vrij van de bedreiging van Anouar [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] .
Beroep op noodweer / bewijsverweer
De rechtbank acht de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd aan een noodweersituatie niet aannemelijk geworden. Niet is gebleken van een aanval uit de hoek van [slachtoffer 4] op [slachtoffer 2] waartegen verdachte zich moest verdedigen. De anoniem gebleven getuige beschrijft hoe verdachte, nadat hij [slachtoffer 2] had gesommeerd weer in de auto te gaan zitten, weer uitstapt en op [slachtoffer 4] begint in te slaan. De aanleiding voor de mishandeling die door [slachtoffer 4] wordt beschreven, wordt ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 2] . Ook laat verdachte er in zijn later gestuurde berichten geen onduidelijkheid over bestaan dat hij de vader van het zoontje van zijn vriendin het ziekenhuis in heeft geslagen, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank in dit geval juist een contra-indicatie oplevert voor verdedigingshandelingen uit noodweer.
De rechtbank verwerpt het beroep en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 4] heeft mishandeld.
Voor het overige worden de verweren weerlegd door de bewijsmiddelen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bewijsbijlage uitgewerkte en opgesomde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien met hetgeen daarover hierboven is overwogen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
T.a.v. feit 1 primair:
in de periode van 1 juli 2023 tot en met 25 oktober 2023 te ‘s-Hertogenbosch,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een kind,
te weten [slachtoffer 1] ( [2021] ),
opzettelijk van het leven te beroven,- meermalen die [slachtoffer 1] stevig heeft vastgepakt en/of vervolgens heen en weer heeft geschud (acceleratie/deceleratie krachtsinwerking) en
- meermalen bij die [slachtoffer 1] stomp botsende krachtsinwerking op haar hoofd/schedel heeft veroorzaakt en- meermalen die [slachtoffer 1] met zijn hand(en) bij de keel en/of nek heeft gepakt en vastgehouden en vervolgens heeft geknepen en/of vervolgens die [slachtoffer 1] omhoog heeft getrokken en/of omhoog gehouden,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
T.a.v. feit 2:
op tijdstippen in de periode van 1 juli 2023 tot en met 25 oktober 2023 te ’s-Hertogenbosch,
opzettelijk heeft mishandeld een persoon, een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, te weten [slachtoffer 1] ( [2021] ),
immers heeft hij, verdachte,
meerdere malen:
- met kracht die [slachtoffer 1] bij de borstkas en de armen vastgepakt en
- die [slachtoffer 1] met kracht heen en weer geschud en
- die [slachtoffer 1] met kracht tegen een oppervlak geslagen/gegooid en/of gebracht en
- die [slachtoffer 1] aan de oren vastgepakt en aan die oren getrokken en (vervolgens) die [slachtoffer 1] omhoog getrokken en
- die [slachtoffer 1] aan haar voet en/of been vastgepakt en gehouden en vervolgens op de grond gegooid en
- met zijn vuist(en) en/of hand(en) die [slachtoffer 1] tegen het hoofd geslagen/gestompt en
- die [slachtoffer 1] met kracht op de grond/vloer gelegd/gegooid/geduwd en gehouden en
- met de platte hand met kracht tegen de billen van die [slachtoffer 1] geslagen en
- het hoofd van die [slachtoffer 1] stevig vastgehouden en de mond van die [slachtoffer 1] opengetrokken en opengehouden en
- die [slachtoffer 1] aan het hoofd vastgepakt en opgetild en met forse kracht in een campingbedje gegooid en
- die [slachtoffer 1] aan de arm vastgepakt en opgetild en met forse kracht op de bank gegooid waardoor die [slachtoffer 1] van de bank op de grond viel en
- die [slachtoffer 1] met de voet geschopt tegen het lichaam en
- de voet/het been van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en haar met deze/dit voet/been in haar gezicht geslagen/gestompt en
- een forse krachtsinwerking op die [slachtoffer 1] toegebracht en
- tegen die [slachtoffer 1] met harde stem heeft gesproken, terwijl hij haar gezicht heeft vastgehouden met zijn handen en haar gezicht dichtbij zijn, verdachte, hoofd heeft gehouden en
- daarbij de woorden heeft geuit: “bek houden” en “kappen nou” en “klaar nu” en “ophouden” en “jankerd”, althans soortgelijke woorden en uitlatingen en
- anderszins hevig geweld heeft uitgeoefend op haar lichaam en haar hoofd.
T.a.v. feit 3:
op tijdstippen in de periode van 1 september 2023 tot en met 25 oktober 2023 te
‘s-Hertogenbosch,
[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend de woorden gezegd:
- “dat hij het jong zou meenemen naar het bos en haar daar zou dumpen” en
- “dat hij de kiet met de kinderen en [slachtoffer 2] erin in de fik zou steken” en
- “dat hij het huis in brand zou steken” en
- “dat hij de kinderen en/of [slachtoffer 2] zou vermoorden” en
- “als je haar ( [slachtoffer 1] ) nu niet stil krijgt, vermoord ik jullie allemaal", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
T.a.v. feit 4:
op 21 juli 2023 te ‘s-Hertogenbosch,
[slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] :
- met zijn, verdachtes, handen bij de keel/nek vast te pakken en te houden en
- meermalen met de vuist(en) tegen het lichaam van die [slachtoffer 4] te slaan en
- meermalen met de voet(en) tegen het lichaam van die [slachtoffer 4] te schoppen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De strafbaarheid van de feiten en de strafbaarheid van verdachte.
Het bewezen verklaarde levert – mede gelet op de verwerping van het beroep op noodweer aangaande feit 4 – op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten en van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straffen en maatregelen.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vier jaar en aan hem de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen. Daarnaast heeft zij verzocht om oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft verzocht de zaak aan te houden in afwachting van een reclasseringsrapport/maatregelrapport waarin rekening wordt gehouden met een andere modaliteit dan terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Terbeschikkingstelling met dwangverpleging is een te zwaar middel en niet proportioneel. Verdachte wil geholpen worden en is bereid zijn medewerking te verlenen aan alles wat wordt geadviseerd. Verzocht is aan verdachte een straf op te leggen met een voorwaardelijk deel met bijzondere voorwaarden waarvan een klinische opname deel uitmaakt, dan wel het kader van terbeschikkingstelling met voorwaarden en de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Het onvoorwaardelijk deel dient in dat geval gelijk te zijn aan voorarrest.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straffen en maatregelen die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten, betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag, meermalen gepleegd, op de dochter van zijn vriendin, een meisje van destijds amper twee jaar oud. Verdachte heeft het kind dat hij behoorde te verzorgen en op een liefdevolle manier zou moeten opvoeden maandenlang (in ieder geval) meerdere keren per week ernstig mishandeld. Uit één fragment van de camerabeelden blijkt bijvoorbeeld dat verdachte minutenlang bezig is [slachtoffer 1] fors te mishandelen, terwijl [slachtoffer 1] angstig naar verdachte keek, en zij op geen enkele wijze vervelend of huilerig gedrag vertoonde, anders dan als reactie op het geweld dat op haar werd uitgeoefend. Ook blijkt uit het dossier dat de haartjes van [slachtoffer 1] – een volle bos met krullen – door verdachte zijn afgeschoren toen bleek dat zij kale plekken kreeg. De enige verklaring voor deze haaruitval die de rechtbank heeft, is dat [slachtoffer 1] enorm veel stress ervaarde door het onvoorspelbare gedrag en de stelselmatige forse mishandelingen van/door verdachte, waarbij hij zonder enige aanleiding, uit het niets, meerdere malen fors naar haar uithaalde. Dat [slachtoffer 1] niet kon vertrouwen op de personen die haar moesten verzorgen en beschermen, moet funest zijn geweest voor haar basale hechting. Ieder kind heeft een veilige basis nodig om uit te kunnen groeien tot een gezonde, stabiele volwassene. Verdachte heeft [slachtoffer 1] deze kans in een paar maanden tijd ontnomen. [slachtoffer 1] is zo vaak tegen haar hoofd geslagen en haar keel is zo vaak en zo lang dichtgeknepen door verdachte dat van geluk mag worden gesproken dat zij nog in leven is. Het was naar het oordeel van de rechtbank zeer voorstelbaar dat het handelen van verdachte tot hersenschade of -letsel met dodelijke afloop had geleid.
[slachtoffer 1] was als jonge peuter volstrekt weerloos en volledig afhankelijk van de zorg van haar moeder en verdachte als verzorgers. Verdachte heeft met zijn handelen op de meest ernstige en grove wijze zijn verzorgingsplicht geschonden en nagelaten om [slachtoffer 1] de zorg en bescherming te bieden die een peuter nodig heeft. In plaats daarvan heeft hij met zijn handelen de dochter van zijn vriendin opzettelijk geestelijk en lichamelijk letsel berokkend. De beelden van de mishandelingen die ook op zitting zijn bekeken, hebben de rechtbank ernstig geschokt. De beelden tonen een harteloze, gewelddadige man die een klein meisje op grove wijze en zonder enige aanleiding fors mishandelt. Hij lijkt zich op geen enkel moment te bekommeren om de gevolgen van zijn handelen, op korte of op lange termijn, fysiek of mentaal, voor zijn weerloze slachtoffertje. De zichtbare angst van [slachtoffer 1] voor verdachte, haar hulpeloosheid en de duidelijk zichtbare, schrijnende letsels in het gezichtje en op het lijfje van [slachtoffer 1] laten verdachte kennelijk onberoerd en weerhouden hem er niet van om [slachtoffer 1] steeds opnieuw zwaar te mishandelen. Daarbij heeft de rechtbank ook meegewogen dat uit de camerabeelden en de overige bewijsmiddelen niet het beeld naar voren komt van een gefrustreerde, onmachtige opvoeder, maar van een onberekenbare man die uit het niets in een explosie van geweld lijkt te ontploffen. Tekenend voor de volstrekte onberekenbaarheid van zijn gedrag, juist ook voor [slachtoffer 1] , is de overgang die soms te zien is van uiterst gewelddadig gedrag naar gedrag dat (enkel afgaand op de uiterlijke verschijningsvorm) als liefhebbend of liefkozend zou worden aangemerkt en vice versa, zoals het drukken van de lucht uit het lijfje van [slachtoffer 1] , een (groeps)knuffel, vervolgens een klap met een drinkpak en vervolgens weer een knuffel.
Op grond van de schriftelijke slachtofferverklaring die door de vader van [slachtoffer 1] als wettelijk vertegenwoordiger is opgesteld, kan nu al gesteld worden dat [slachtoffer 1] door het handelen van verdachte is getraumatiseerd. Haar basale hechting is verstoord, zij is angstig, heeft vaak heftige nachtmerries en schreeuwt en huilt zichzelf meerdere keren per nacht wakker.
Verdachte was zich bewust van wat hij deed en wist ook tot welke gevolgen zijn handelen kon leiden. Desondanks ging hij door met zijn wrede gedragingen binnen het gezin. De moeder van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] heeft er uiteindelijk voor gekozen haar leven te beëindigen. De rechtbank sluit zeker niet uit dat bij haar beslissing een rol heeft gespeeld dat zij niet is staat is gebleken voor haar kinderen op te komen en voor hen te zorgen. Verdachte neemt op geen enkele wijze verantwoordelijkheid voor zijn handelen, ziet er de ernst onvoldoende van in en schuift tot op de dag van vandaag de schuld in de schoenen van de moeder van [slachtoffer 1] . De rechtbank rekent verdachte deze houding zwaar aan.
De persoon van verdachte.
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van het Pro Justitia-rapport psychologisch en psychiatrisch onderzoek van respectievelijk 15 april 2024 en 14 juni 2024. De rapportages zijn opgesteld door mevrouw drs. M.H. Keppel (GZ-psycholoog) en A.H.A.C. van Bakel (psychiater) in samenwerking met N. Daalderop (arts in opleiding tot psychiater). Uit de dubbelrapportage blijkt samengevat het volgende.
Verdachte heeft een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline, antisociale en narcistische trekken. Deze problematiek was ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en beïnvloedde zijn gedragskeuzes en gedragingen op die momenten. Verdachte zijn persoonlijkheid kenmerkt zich door impulsiviteit, lacunes in de gewetensfunctie, lage frustratietolerantie, instabiliteit en gevoeligheid voor krenking. De keuzes die hij heeft gemaakt, werden mogelijk beïnvloed door antisociale gedachtepatronen en agressieregulatieproblematiek. Verdachte heeft daarbij onvoldoende zicht op zijn emoties en wordt in zijn gewelddadig handelen niet geremd door empathie. Geadviseerd wordt de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Ondersteund door de klinische indrukken, wordt geconcludeerd dat er sprake is van een matig tot een hoog risico op gewelddadig gedrag bij gebrek aan adequate hulpverlening. De risicofactoren zijn vooral gelegen in zijn persoonlijkheidsstoornis, zijn affectieve- en gedragsmatige instabiliteit, emotie- en agressieregulatie en zijn beperkte inzicht in zijn problematiek en probleemgedrag. Hij heeft een externaliserende en bagatelliserende houding. Om het recidiverisico te verlagen en vanwege de problematiek van verdachte, is het van belang dat hij behandeld wordt. Vanwege de ernst van de feiten en de veelheid aan agressie die daarin naar voren komt, wordt een klinische behandelomgeving geadviseerd, om het reeds langdurig bestaande patroon van agressie te kunnen doorbreken en de problematiek van verdachte adequaat te kunnen behandelen. Om deze interventies te realiseren en de kans op effect zo groot mogelijk te maken, is een stevig gedwongen forensisch behandelkader noodzakelijk. In verband met het hoog ingeschatte recidivegevaar, de persoonlijkheidsstoornis van verdachte, de ernst van het ten laste gelegde en ter afwending van maatschappelijk gevaar en de noodzaak tot waarborging van de (langdurig noodzakelijke) klinische behandeling, wordt het kader van terbeschikkingstelling met dwangverpleging geadviseerd om de kans op langdurig effect te vergroten. Terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt niet afdoende geacht. Ten eerste omdat verdachte geen behandelmotivatie heeft. Ten tweede omdat terbeschikkingstelling met voorwaarden meer gericht is op resocialisatie en dat naar verwachting een langdurige klinische behandeling van de persoonlijkheidsstoornis in een setting met een hoge mate van structuur en toezicht noodzakelijk is om de gedragspatronen van verdachte effectief te kunnen behandelen.
De rechtbank sluit zich aan bij de conclusies van de gedragsdeskundigen. Voor de rechtbank staat vast dat verdachte langdurige behandeling nodig heeft om zijn diepgewortelde problematiek het hoofd te bieden en het herhalingsgevaar te verminderen.
De op te leggen straf.
De door de raadsman verzochte oplegging van een (vrijheids)straf gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest, doet naar het oordeel van de rechtbank volstrekt geen recht aan de aard en ernst van de feiten. De rechtbank is van oordeel dat het bewezen verklaarde de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigt. Naar het oordeel van de rechtbank is slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur zeven jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank de (enigszins) verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte in aanmerking genomen. Strafverzwarend acht de rechtbank dat verdachte op sadistische en vernederende wijze met [slachtoffer 1] is omgegaan. De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur dan ook op zijn plaats.
De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De op te leggen maatregelen.
Terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
De rechtbank overweegt dat is voldaan aan de formele voorwaarden om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. De rechtbank stelt vast dat het bewezen verklaarde onder feit 1 primair en feit 2 misdrijven betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld en het bewezen verklaarde onder feit 3 een misdrijf betreft als vermeld in artikel 37a, lid 1, sub 2, van het Wetboek van Strafrecht.
Er is sprake van ernstige persoonlijkheidsproblematiek met een borderline persoonlijkheidsstoornis, antisociale en narcistische trekken. Verdachte lijkt tot het bewezen verklaarde te zijn gekomen vanuit zijn problematiek. Hij kon weten van het ontoelaatbare van zijn handelen, maar was mogelijk verminderd in staat hiernaar te handelen. Er is sprake van een hoog recidiverisico, waardoor de veiligheid van anderen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de maatregel van terbeschikkingstelling moet zien op verpleging van overheidswege, hetgeen de officier van justitie heeft geëist en door de gedragsdeskundigen is geadviseerd, dan wel dat hieraan voorwaarden moeten worden gekoppeld en de behandeling van de zaak moeten worden aangehouden in afwachting van een maatregelrapport, zoals is door de verdediging bepleit.
De rechtbank stelt vast dat beide gedragsdeskundigen adviseren tot het opleggen van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Zij merken daarbij op dat een lichter kader niet volstaat en onderbouwen dit advies uitvoerig. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van de gemotiveerde adviezen van de gedragsdeskundigen en neemt daarbij in aanmerking dat verdachte een gebrek heeft aan ziektebesef en -inzicht en hij zijn handelen blijft bagatelliseren. De rechtbank ziet geen reden om het kader van terbeschikkingstelling met voorwaarden te overwegen. De wetgever heeft bepaald dat terbeschikkingstelling met voorwaarden is voorbehouden aan personen die niet te gevaarlijk zijn, een niet te ernstig misdrijf hebben begaan en een betrouwbare bereidheid tot medewerking tonen. Van dit alles is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Verdachte is niet intrinsiek gemotiveerd en neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn daden, maar vreest voor het karakter van de maatregel die hem boven het hoofd hangt. Hierbij betrekt de rechtbank ook dat uit het Pro Justitia-rapport blijkt dat verdachte zich in sterke mate positiever voor probeert te doen en de neiging heeft om sociaal wenselijke antwoorden te geven.
Het recidivegevaar zoals beschreven wordt niet aanvaardbaar geacht en de ernst van de gepleegde misdrijven bevindt zich aan de absolute bovenkant van de misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent. De tien redenen die door de raadsman zijn opgesomd waarom terbeschikkingstelling met dwangverpleging door de verdediging niet proportioneel wordt geacht, maken dit oordeel niet anders. Er kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een minder ingrijpend middel dan terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging is immers geen ultimum remedium, maar een optimum remedium om de risico’s op herhaling tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Dat de tbs met verpleging van overheidswege in dit geval het optimum remedium is, staat blijkens de rapportages van de deskundigen niet ter discussie.
Het verzoek tot aanhouding om de mogelijkheid van terbeschikkingstelling van voorwaarden te onderzoeken, wordt dan ook gelet op het voorgaande afgewezen. Daarbij betrekt de rechtbank eveneens de omstandigheid dat de op te leggen gevangenisstraf die de rechtbank passend acht, te weten een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, gelet op het bepaalde in artikel 38, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, aan oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling
met voorwaardenin de weg staat.
Alles overwegende zal de rechtbank verdachte dan ook ter beschikking stellen. De rechtbank zal bevelen dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd.
De rechtbank merkt op dat de misdrijven die zijn begaan, misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
De gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Nu verdachte onder invloed van zijn persoonlijkheidsproblematiek zeer ernstige geweldsdelicten heeft gepleegd, vereist de bescherming van de samenleving dat toereikende maatregelen genomen worden om recidive te voorkomen. Aangezien er op dit moment een hoog risico op recidive bestaat en voorkomen moet worden dat dit na ommekomst van de (mogelijk eindige) maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege tot onveiligheid voor anderen leidt, legt de rechtbank de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op.
Onder de omstandigheden zoals hierboven beschreven, acht de rechtbank – nu de officier van justitie bij de vordering tot oplegging van de maatregel geen recent opgemaakt advies van een reclasseringsinstelling heeft overgelegd – zich voldoende voorgelicht om de maatregel ambtshalve op te leggen nu aan de voorwaarden daarvoor is voldaan. Er wordt immers een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd en daarnaast is naar het oordeel van de rechtbank de oplegging van de maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen, gelet op het in de rapportages geschatte hoge recidiverisico.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank derhalve van oordeel dat oplegging van deze maatregel in dit geval aangewezen is. Na afloop van de opgelegde tbs-maatregel kan beoordeeld worden in hoeverre het recidiverisico nog aanwezig is (welk recidiverisico mede gekleurd zal worden door de vraag of verdachte op dat moment nog een kinderwens heeft) en welke voorwaarden moeten worden opgelegd ter bescherming van de veiligheid van anderen. Tegen de tijd dat de opgelegde tbs-maatregel afloopt, zal de officier van justitie een nieuw reclasseringsadvies op moeten laten maken en eventueel een medische verklaring, als behandeling of opname in een zorginstelling nodig wordt geacht.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (wettelijk vertegenwoordigd door haar vader [vader van slachtoffer 1] ).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering voldoende gemotiveerd en heeft verzocht deze toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat matiging van het toe te wijzen bedrag dient plaats te vinden en heeft verzocht om vastlegging van een BEM-clausule.
Beoordeling.
De rechtbank acht het gevorderde bedrag alleszins redelijk en merkt het bedrag aan als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade. De rechtbank wijst de vordering in haar geheel toe, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2023 tot de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal bepalen dat het bedrag uitgekeerd dient te worden op een (geblokkeerde) bankrekening op naam van de minderjarige [slachtoffer 1] met een BEM-clausule. De BEM-clausule eindigt automatisch op [2039] ; het moment dat [slachtoffer 1] 18 jaar wordt. Zij wordt dan automatisch eigenaar van het geld.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2023 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij, met de onderbouwing ter terechtzitting, in haar geheel toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte acht de geestelijke schade onvoldoende onderbouwd. Daarnaast heeft de benadeelde partij zelf een aandeel gehad in het geheel. De post ‘kleding’ is niet onderbouwd met een aankoopbon en het causaal verband tussen de mishandeling en de onder eigen risico 2024 opgevoerde ‘Fresubins’ ontbreekt. De post ‘eigen risico 2023’ is toewijsbaar, maar bij een geslaagd beroep op noodweer, dient de vordering te worden afgewezen.
Beoordeling.
De rechtbank acht de opgevoerde posten ‘kleding’ (trainingsbroek en trui) en ‘eigen risico 2023’ en het gevorderde bedrag aan smartengeld toewijsbaar en merkt de schade aan als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade. Verdachte heeft de benadeelde partij fors letsel toegebracht en het opgevoerde bedrag aan kledingkosten is alleszins redelijk. Het toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de post ‘eigen risico 2024’, Van dit gedeelte van de vordering dat ziet op de ‘Fresubins’ (dieetvoeding) die door de huisarts zijn voorgeschreven wegens ondergewicht/gewichtverslies, is niet eenvoudig vast te stellen of en in hoeverre deze kosten zijn gemaakt in directe relatie tot het bewezen verklaarde feit, onder meer aangezien de bewijstukken thans ontbreken. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van (dit deel van) de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2023 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen in beslag genomen telefoons vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat – zoals blijkt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan of voorbereid en deze telefoons ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden.
Hoewel de poging doodslag en mishandelingen weliswaar niet daadwerkelijk mét de telefoons zijn gepleegd, is de rechtbank van oordeel dat zij toch voor verbeurdverklaring in aanmerking komen omdat de feiten ermee zijn ‘begaan of voorbereid’. Op de telefoons zijn immers videobeelden aangetroffen, van de Google Nest-camera, maar ook direct met de telefoons gefilmd, waarop hevige mishandelingen van [slachtoffer 1] of het toegebrachte letsel te zien zijn. Ook zijn er met de telefoons chatgesprekken gevoerd met [slachtoffer 2] waarin wordt gezegd wat zij moet doen, zoals [slachtoffer 1] de hele dag op haar kamer laten of haar slaan als zij niet luistert.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen: 33, 33a, 36f, 37a, 37b, 38z, 45, 57, 60a, 285, 287, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende misdrijven oplevert:
ten aanzien van feit 1 primair:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
ten aanzien van feit 2:
mishandeling, begaan tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd.
ten aanzien van feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
ten aanzien van feit 4:
mishandeling
- verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Straf- en maatregeloplegging
ten aanzien van feit 1 primair, feit 2, feit 3 en feit 4:
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 jaren met aftrekovereenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
ten aanzien van feit 1 primair, feit 2, feit 3:
- legt aan verdachte de
maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verplegingvan overheidswege op;
- legt aan verdachte op de
gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregelals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Benadeelde partij
ten aanzien van feit 1 primair, feit 2:
- legt aan verdachte op de
verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van 8.500,00 euro.
- bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 77 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van 8.500,00 euro, bestaande uit immateriële schade.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
- bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van [slachtoffer 1] , geboren op [2021] , te openen rekening met een BEM-clausule.
- legt aan de verdachte op de
verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van [slachtoffer 4] , van een bedrag van 1.389,99 euro.
- bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 23 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit 489,99 euro materiële schade en 900,00 euro immateriële schade.
De vergoeding van materiële en immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] :
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 4] , van een bedrag van 1.389,99 euro, bestaande uit 489,99 euro materiële schade en 900,00 euro immateriële schade.
De vergoeding van materiële en immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
- bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
-
verklaart verbeurdde in beslag genomen goederen, te weten:
(Omschrijving: PL2100-2023235618-G2129555)
(Omschrijving: PL2100-2023235618-G2129556, Apple)
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L. Soeteman, voorzitter,
mr. T. Kraniotis en mr. S.H.C. Merkx, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.J.S. Doornbosch, griffier,
en is uitgesproken op 30 januari 2025.