ECLI:NL:RBOBR:2025:4911

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 augustus 2025
Publicatiedatum
1 augustus 2025
Zaaknummer
01.328533.23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door roekeloos rijgedrag

Op 4 augustus 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als bestuurder van een personenauto betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval. De verdachte reed op 23 februari 2023 met een snelheid van ongeveer 116 kilometer per uur op de Kalkhofseweg in de gemeente Land van Cuijk, waar de maximumsnelheid 80 kilometer per uur was. Door deze snelheid overschrijding was de verdachte niet in staat om tijdig te remmen en heeft hij een fietsster aangereden, die als gevolg van de aanrijding is overleden. De rechtbank oordeelde dat het rijgedrag van de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend was. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn voor berechting. De uitspraak is gedaan na een onderzoek ter terechtzitting op 21 juli 2025, waarbij de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie en de verdediging.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

[01.328533.23]
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team Strafrecht
Parketnummer: 01.328533.23
Datum uitspraak: 4 augustus 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [verdachte] op [1998] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak
gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 juli 2025. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht
.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 juni 2025. Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij:
hij op of omstreeks 23 februari 2023 in de gemeente Land van Cuijk als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Kalkhofseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met een snelheid van ongeveer 116 kilometer per uur, althans een veel te hoge snelheid voor een veilige verkeersafwikkeling ter plaatse, over die weg te rijden en/of de kruising met de Hoefseweg te naderen en/of niet in staat te zijn het door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover die Kalkhofseweg vrij was en/of tegen een overstekende fietser aan te rijden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 februari 2023 in de gemeente Land van Cuijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Kalkhofseweg, met een snelheid van ongeveer 116 kilometer per uur, althans een veel te hoge snelheid voor een veilige verkeersafwikkeling ter plaatse, heeft gereden en/of de kruising met de Hoefseweg heeft genaderd, en/of niet in staat is geweest het door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover die weg vrij was, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De beoordeling van het tenlastegelegde.

De feiten
Op 23 februari 2023 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden op de Kalkhofseweg in de gemeente Land van Cuijk met een door verdachte bestuurde personenauto en een door het slachtoffer mevrouw [slachtoffer] bestuurde fiets. Het slachtoffer is als gevolg van deze aanrijding overleden. Verdachte reed aanmerkelijk harder dan de toegestane maximumsnelheid waardoor het voor verdachte niet mogelijk was de door hem bestuurde personenauto tijdig tot stilstand te brengen, met de aanrijding met het slachtoffer als gevolg. Uit het onderzoek door de politie is gebleken dat verdachte de aanrijding had kunnen voorkomen als hij zich aan de maximumsnelheid had gehouden.
Het standpunt van de officier van justitie.
Op de in het schriftelijk requisitoir genoemde gronden heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen is en dat het ongeval is ontstaan omdat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld.
Het standpunt van de verdediging.
Op de in de pleitnota genoemde gronden heeft de verdediging geconcludeerd dat het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, waarbij de mate van schuld van verdachte aan het ongeval als aanmerkelijk moet worden geduid.
Het oordeel van de rechtbank.

het beoordelingskader
Vooreerst merkt de rechtbank op dat niet de vraag aan de rechtbank voorligt of verdachte opzet heeft gehad op het veroorzaken van de tenlastegelegde aanrijding. Dat is ook niet het [strafrechtelijk] verwijt dat hem wordt gemaakt. De vraag die de rechtbank in deze zaak moet beantwoorden is of verdachte zich zodanig heeft gedragen dat door zijn schuld een ander dodelijk letsel werd toegebracht zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Op grond van vaste jurisprudentie gaat het bij de vaststelling of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 om het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst van deze gedragingen en de overige omstandigheden van het geval. Vastgesteld dient te worden of verdachte verwijtbaar heeft gehandeld. Het komt er daarbij op aan of verdachte tekort is geschoten in vergelijking met een gemiddelde andere persoon in vergelijkbare omstandigheden en met een vergelijkbare hoedanigheid. Daarbij is van belang dat niet al uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat strafrechtelijk sprake is van schuld in voornoemde zin.

de bewijsmiddelen

De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 juli 2025 afgelegd, zakelijk weergegeven
Op 23 februari 2023 reed ik als bestuurder van mijn personenauto, een Volkswagen Golf, over de Kalkhofseweg in de gemeente Land van Cuijk. Ik wist dat daar op die weg een maximumsnelheid van 80 kilometer per uur gold. Ik reed echter harder. Het is heel goed mogelijk dat ik met een snelheid van 116 kilometer per uur heb gereden zoals de politie heeft berekend.
Op deze weg is net buiten de bebouwde kom een dubbele oversteekplaats voor fietsers en voetgangers. Ik zag dat een fietsster bezig was de Kalkhofseweg over te steken. Op het moment dat ik haar zag, heb ik zo hard geremd als mogelijk was en ik heb mijn auto van de fietsster weggestuurd in een poging een aanrijding te voorkomen. Dat is niet gelukt en ik heb de fietsster geraakt. Later heb ik gehoord dat de fietsster onderweg naar het ziekenhuis is overleden.
De volgende bewijsmiddelen zijn ontleend aan het dossier van politie, eenheid Oost-Brabant, BVHnummer 2023143329/2023143395, afgesloten op 27 september 2023. Dit dossier bevat een verzameling processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede andere bescheiden. Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt gedoeld op de paginanummers van het fysieke dossier.
 Het proces-verbaal aanrijding misdrijf, proces-verbaalnummer PL2100-2023041823-1, opgemaakt en afgesloten op 18 november 2023. Dit proces-verbaal houdt onder meer zakelijk weergegeven in
het relaas van verbalisant [verbalisant 1].
[pag. 4, 5] Op 23 februari 2023 omstreeks 14.06 uur vond op de kruising van de Kalkhofseweg met de Hoefseweg te Haps in de gemeente Land van Cuijk een aanrijding plaats. Bij het ongeval waren betrokken: [slachtoffer] , bestuurder van een fiets en [verdachte] , bestuurder van een personenauto, Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken] .
[pag. 7] Kort na het ongeval is overleden [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1935. Zij is naar UMC St. Raboud te Nijmegen overgebracht en bleek aldaar te zijn overleden.
 Het proces-verbaal forensisch onderzoek verkeersdelict, BVH nummer PL2100-2023041823-4, opgemaakt en afgesloten op 1 november 2023. Dit proces-verbaal houdt onder meer zakelijk weergegeven in
het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3].
[pag. 13] Op 23 februari 2023 omstreeks 14:06 uur heeft op de kruising Kalkhofseweg met de Hoefseweg in de gemeente Land van Cuijk een verkeersongeval plaatsgevonden tussen een personenauto en een fiets. Wij hebben een onderzoek ingesteld naar de toedracht van het verkeersongeval.
[pag. 16, 17] Bij het verkeersongeval waren betrokken een personenauto van het merk Volkswagen, type Golf, voorzien van het kenteken [kenteken] en een zwarte fiets met trapondersteuning.
[pag. 57, 58] Met gebruikmaking van de zichtbare bandensporen welke circa 42 meter voor de "eerst oversteek" van de kruising beginnen in combinatie met de berekende indicatieve snelheden van 116 km/h en hoger, kan er een indicatieve berekening gemaakt worden wat de remafstand en de stopafstand geweest zou zijn bij de maximum toegestane snelheid ter plaatse van 80 km/h. Met gebruikmaking van de berekende remvertraging van 8,85 m/s2, zou bij een snelheid van 80 km/h de remafstand circa 28 meter geweest zijn. Dit is circa 23 meter voor de botszone.
[pag. 62] De bestuurder van de fiets was rijdende over de Hoefseweg komende vanuit de richting van Mill en gaande in de richting van de kruising met de Kalkhofseweg. De bestuurder van de Volkswagen Golf was rijdende over de Kalkhofseweg komende vanuit de richting van Haps en gaan in de richting van Vianen. Circa 500 meter voorbij het buiten de bebouwde kom bord op de Kalkhofseweg vond er een botsing plaats op de kruising Kalkhofseweg met en de Hoefseweg tussen de Volkswagen Golf en de fiets. Uit de uitgevoerde onderzoeken zijn er indicatieve snelheden berekend op basis van remsporen, camerabeelden en referentieritten. Hieruit zijn indicatieve snelheden van minimaal 116 km/h berekend waarbij de plaatselijke toegestane maximumsnelheid van 80 km/h was toegestaan. Als gevolg van het ongeval kwam de bestuurder van de fiets te overlijden.

de conclusie
Gelet op de inhoud van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen, een en ander zoals hierna onder “De bewezenverklaring” zal worden weergegeven.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 23 februari 2023 in de gemeente Land van Cuijk als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, daarmede rijdende over de weg, de Kalkhofseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend met een te hoge snelheid voor een veilige verkeersafwikkeling ter plaatse, over die weg te rijden en de kruising met de Hoefseweg te naderen en niet in staat te zijn het door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover die Kalkhofseweg vrij was en tegen een overstekende fietser aan te rijden, waardoor een ander, genaamd [slachtoffer] , werd gedood.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden.
De officier van justitie heeft deze op schrift gestelde vordering aan de rechtbank overgelegd.
Het standpunt van de verdediging.
Op de in de pleitnota genoemde gronden heeft de verdediging bepleit verdachte te veroordelen tot een taakstraf en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen.
Het oordeel van de rechtbank.

algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Het vertrekpunt is een taakstraf van 240 uren en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van één jaar.

de ernst van het bewezenverklaarde feit
Verdachte heeft met de door hem bestuurde personenauto een aanrijding met een fietsster veroorzaakt waarbij hij de ter plaatse geldende maximumsnelheid ruimschoots heeft overschreden. Door te hard te rijden heeft verdachte zijn auto namelijk niet op tijd kunnen stoppen. Als gevolg van deze aanrijding is de fietsster onderweg naar het ziekenhuis overleden.
Door zich op deze wijze in het verkeer te gedragen heeft verdachte zich totaal geen rekenschap gegeven van de verantwoordelijkheid die een bestuurder van een motorvoertuig heeft ten opzichte van andere verkeersdeelnemers. Door zijn rijgedrag heeft verdachte zeer ingrijpend en onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer. Ter terechtzitting is door één van de nabestaanden op indringende wijze verwoord wat dit verlies voor de nabestaanden en hun omgeving betekent.

de persoon van verdachte
Kijkend naar de persoon van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte niet eerder is veroordeeld en dat verdachte meteen nadat het ongeval had plaatsgevonden zoveel mogelijk hulp aan het slachtoffer heeft geboden. Ter terechtzitting heeft de rechtbank geconstateerd dat ook verdachte geraakt is door de gevolgen van de door hem veroorzaakte aanrijding. Met het veroorzaken van die aanrijding en de gevolgen daarvan zal verdachte de rest van zijn leven om moeten gaan.

strafmatigende omstandigheden
Evenals de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het recht van verdachte op een eerlijke en openbare behandeling van deze zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM, is geschonden. De rechtbank heeft daarbij tot uitgangspunt genomen dat de redelijke termijn is aangevangen met het verhoor van verdachte op 19 april 2023. Er is geen sprake van feiten en omstandigheden die maken dat het tijdsverloop geheel of gedeeltelijk is toe te rekenen aan de verdediging. Ook is geen sprake van feiten en omstandigheden die ertoe dienen te leiden dat afgeweken wordt van het uitgangspunt dat de redelijke termijn voor berechting in eerste aanleg twee jaren bedraagt. Een en ander maakt dat bij het doen van uitspraak door de rechtbank de redelijke termijn met ongeveer 3,5 maand is overschreden. Voor deze termijnoverschrijding zal de rechtbank verdachte compenseren.

de strafmodaliteit
De rechtbank is van oordeel dat gezien de ernst van het feit en gelet op de generale preventie die uitgaat van de op te leggen straf, niet kan worden volstaan met enkel een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, zoals door de verdediging is verzocht.
Indien deze strafzaak wel binnen redelijke termijn zou zijn berecht was oplegging van een taakstraf van 220 uur, naast een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van twaalf maanden, redelijk en billijk geweest. Gelet op het hiervoor genoemde tijdsverloop zal de rechtbank de op te leggen taakstraf matigen tot 200 uren.

de conclusie
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend, is de rechtbank van oordeel dat passend en geboden is verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en
6, 175 en 179 Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
 een
taakstrafvoor de duur
van 200 uren[tweehonderd uren] te vervangen door 100 dagen hechtenis indien veroordeelde deze taakstraf niet of niet naar behoren verricht.
 een
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
twaalf maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Langstraat, voorzitter,
mr. E.M. Vermeulen en mr. L.J. Verborg, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 4 augustus 2025.