ECLI:NL:RBOBR:2025:4904
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake WOZ-waarde na overlijden van woningeigenaar
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, is op 4 augustus 2025 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een beroep inzake de WOZ-waarde van een woning. Het beroep was ingesteld namens de erfgenamen van een overleden woningeigenaar, die op 1 januari 2024 eigenaar was van de woning. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 701.000 en deze waarde was gehandhaafd na een uitspraak op bezwaar. De indiener van het beroep, mr. R.W.B. van Middelaar, had echter geen geldige machtiging om namens de erfgenamen op te treden, aangezien de machtiging die door de overleden eigenaar was afgegeven, zijn geldigheid had verloren met het overlijden van de eigenaar. De rechtbank heeft herhaaldelijk verzocht om een toereikende machtiging, maar er is geen reactie ontvangen. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de indiener gerechtigd was om het beroep in te stellen. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat het beroep niet inhoudelijk werd beoordeeld. De eisers krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.