ECLI:NL:RBOBR:2025:489

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
01.293830.24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksuele intimidatie en wederspannigheid

Op 14 januari 2025 heeft de politierechter in de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksuele intimidatie en wederspannigheid. De verdachte had op 31 augustus 2024 in Oss indringende seksueel getinte opmerkingen gemaakt richting een vrouwelijke buitengewoon opsporingsambtenaar, die deze opmerkingen niet rechtstreeks hoorde, maar via een collega. De verdachte maakte opmerkingen zoals 'you are so beautiful' en 'I want to fuck her hmmmm', wat door de politierechter als vernederend en kwetsend werd beschouwd. Daarnaast verzet de verdachte zich met geweld tegen zijn aanhouding door de opsporingsambtenaren. De politierechter oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan beide feiten. De vordering van de benadeelde partij werd geheel toegewezen, en de verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 350,00 voor de seksuele intimidatie en € 500,00 voor de wederspannigheid, met een voorwaardelijke straf en een schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

verkort proces-verbaal

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.293830.24
Datum uitspraak: 14 januari 2025
Verkort proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de politierechter in bovengenoemde rechtbank op 14 januari 2025.
De samenstelling van de rechtbank is als volgt:
mr. T. Kraniotis, politierechter,
mr. I.P.A. Willems, griffier.
Als officier van justitie fungeert mr. C.P.E. Vanlaer.
De politierechter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De politierechter stelt de identiteit van de verdachte vast op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Aangezien de verdachte de Nederlandse taal niet (voldoende) beheerst, vindt het onderzoek plaats met bijstand van M. Leszczynska, zijnde een in het register als bedoeld in artikel 2 van de Wet beëdigde tolken en vertalers ingeschreven tolk in de Pools taal onder tolkennummer 22646. Hetgeen ter terechtzitting is gesproken of voorgelezen is door de tolk vertaald.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de politierechter te zijn genaamd:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1996] ,
wonende te [adres] .
De politierechter vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mede dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
Namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] is verschenen M. Kivits van Slachtofferhulp Nederland.
De officier van justitie draagt de zaak voor.
(...)
De politierechter verklaart het onderzoek gesloten en zegt terstond mondeling vonnis te zullen geven.

De politierechter spreekt het vonnis uit ter openbare terechtzitting.AANTEKENING VAN HET MONDELING VONNIS

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 26 september 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 31 augustus 2024 te Oss in het openbaar een ander, te weten [slachtoffer 1] , indringend seksueel heeft benaderd, door middel van een of meer
opmerkingen en/of geluiden op een wijze die vreesaanjagend, vernederend, kwetsend en/of onterend was te achten, door één of meerdere malen richting die [slachtoffer 1] in het openbaar te roepen:
- "you are so beautiful",
- "she is so beautiful"
- "I like her",
- "I want to fuck her hmmmm"

althans woorden en/of geluiden van gelijke strekking;

T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 31 augustus 2024 te Oss, zich met geweld en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet tegen een ambtenaar, [slachtoffer 1] (buitengewoon opsporingsambtenaar domein 1 openbare ruimte) en/of [slachtoffer 2] (buitengewoon opsporingsambtenaar domein 1 openbare ruimte), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van haar/zijn/hun bediening, te weten met toezicht belast en bezig met de aanhouding van verdachte en/of
door
- zich los te rukken en/of
- in een andere richting te bewegen dan waarin voorgenomende ambtenaren hem wilde bewegen.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De politierechter is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Gebezigde bewijsmiddelen en andere gronden voor de bewezenverklaring [1] .
Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
  • Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 31 augustus 2024, pagina 6-8;
  • Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 september 2024, pagina 9-12;
  • Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 september 2024, pagina 13-19;
  • Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 9 september 2024, pagina 20-22.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1:
De nieuwe Wet seksuele misdrijven is op 1 juli 2024 in werking getreden. In deze wet is, onder meer, seksuele intimidatie in het openbaar als overtreding strafbaar gesteld. Volgens de wetgever is de kern van het strafrechtelijk verwijt dat: ‘iemand een ander in het openbaar op intimiderende wijze als seksueel object benadert met het gevolg dat mensen zich onveilig voelen of worden gehinderd om zichzelf te zijn als zij zich in het openbaar begeven.’
In artikel 429ter van het Wetboek van Strafrecht is het verwijt dat de verdachte wordt gemaakt strafbaar gesteld. De delictsomschrijving - dat is de manier waarop het strafbare feit in de wet is opgeschreven - bevat de bestanddelen die moeten zijn vervuld, wil er sprake zijn van dit strafbaar feit:
  • een ander indringend
  • seksueel benaderen
  • door middel van opmerkingen, gebaren, geluiden of aanrakingen
  • op een wijze die vreesaanjagend, vernederend, kwetsend of onterend is te achten
  • in het openbaar.
De verdachte heeft omstreeks 20:00 uur in de avond te Oss, nadat hij door twee buitengewoon opsporingsambtenaars en een stagiaire staande was gehouden, meerdere malen de woorden “you are so beautiful”, “she is so beautiful”, “I like her” en “I want to fuck her”, waarbij hij bij het laatste ook het geluid “hmmmm” heeft gemaakt, tegen aangeefster [slachtoffer 1] gezegd, zijnde de vrouwelijke buitengewoon opsporingsambtenaar. Aangeefster [slachtoffer 1] heeft deze opmerkingen niet rechtstreeks gehoord. Wel hoorde zij haar collega “Have some respect for my coworker” tegen verdachte zeggen. Haar collega vertelde haar daarna wat de verdachte tegen haar had gezegd.
Het gaat hier om een seksuele benadering door middel van opmerkingen, hetgeen volgt uit de gebezigde woorden, en daarbij een geluid. Verdachte maakte deze opmerkingen en het geluid in het openbaar: het was op straat en er waren meerdere omstanders. Het gaat om indringende opmerkingen, dit volgt ook uit de woorden en de context.
Het was geen plaats om te flirten of toenadering te zoeken, laat staan op seksuele wijze. De gedraging van verdachte kwam neer op een sterk overheersende wijze van contact zoeken die zonder meer als opdringerig kan worden gezien. Naar algemene maatstaven kunnen deze woorden in ieder geval als vernederend, kwetsend of onterend worden opgevat, in de context waarin deze opmerking is geplaatst: namelijk een vrouwelijke buitengewoon opsporingsambtenaar in de uitvoering van haar werk.
Dat aangeefster [slachtoffer 1] de opmerkingen niet rechtstreeks maar via haar collega heeft vernomen, maakt geen verschil. De politierechter maakt een vergelijking met delicten als belediging en bedreiging waarvan in de jurisprudentie is uitgemaakt dat die ook op indirecte wijze, dus via een derde, kunnen plaatsvinden. Het ten laste gelegde feit 1 is daarom wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2:
Gelet op de processen-verbaal van de verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] acht de politierechter ook feit 2 wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

De politierechter acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
op 31 augustus 2024 te Oss in het openbaar een ander, te weten [slachtoffer 1] ,
indringend seksueel heeft benaderd, door middel opmerkingen en geluiden op een wijze die
vernederend, kwetsend en onterend was te achten, door meerdere malen richting die [slachtoffer 1] in het openbaar te roepen:
- "you are so beautiful",
- "she is so beautiful"
- "I like her",
- "I want to fuck her hmmmm";
Ten aanzien van feit 2:
op 31 augustus 2024 te Oss, zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [slachtoffer 1] buitengewoon opsporingsambtenaar domein 1 openbare ruimte en [slachtoffer 2] buitengewoon opsporingsambtenaar domein 1 openbare ruimte, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten met toezicht belast en bezig met de aanhouding van verdachte door
- zich los te rukken en
- in een andere richting te bewegen dan waarin voorgenoemde ambtenaren hem wilden bewegen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

De op te leggen straffen en maatregel.

Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de politierechter gelet op:
a. de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte waaronder de draagkracht.
De politierechter heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksuele intimidatie tegen een opsporingsambtenaar en heeft zich vervolgens gewelddadig verzet tegen zijn aanhouding. Dit zijn vervelende feiten die voor overlast zorgen. Het gedrag van verdachte moet voor aangeefster [slachtoffer 1] intimiderend en vernederend zijn geweest, hetgeen ook blijkt uit de toelichting op de vordering benadeelde partij, meer specifiek haar zedenverleden. Hoewel verdachte niet op de hoogte was van dit zedenverleden van aangeefster, komt deze omstandigheid toch voor zijn rekening.
Persoon en persoonlijke omstandigheden.
Kijkend naar de persoon van verdachte heeft de politierechter acht geslagen op het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat hij weliswaar eerder is veroordeeld maar niet voor soortgelijke feiten.
In het nadeel van verdachte weegt de politierechter mee dat hij stevig onder invloed van alcohol verkeerde ten tijde van zijn gedragingen.
Daartegenover weegt de politierechter in het voordeel van verdachte mee dat hij schuldbewust is en spijt heeft van zijn daden. Hij heeft ter zitting toegelicht dat hij erg is geschrokken van wat er is gebeurd en hoe hij zich heeft gedragen. Om te voorkomen dat dit nog eens gebeurt, is hij gestopt met het drinken van alcohol.
De op te leggen straf.
Alles afwegende zal de politierechter voor feit 1, conform de eis van de officier van justitie, aan verdachte opleggen een geldboete van € 350,00 subsidiair 7 dagen vervangende hechtenis waarvan € 200,00 subsidiair 4 dagen vervangende hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Op deze manier heeft verdachte een stok achter de deur om geen strafbare feiten meer te plegen.
Voor feit 2 zal de politierechter aan verdachte opleggen een geldboete van € 500,00 subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

De politierechter acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2024 tot de dag der algehele voldoening.
De politierechter zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De politierechter zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de politierechter het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2024 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de politierechter bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 36f, 62, 180, 429ter van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De politierechter:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf en de overtreding.
Ten aanzien van feit 1:
in het openbaar een ander indringend seksueel benaderen door middel van opmerkingen en geluiden op een wijze die vernederend, kwetsend en onterend is te achten
Ten aanzien van feit 2:
wederspannigheid
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straffen en maatregel.
Ten aanzien van feit 1:
Een geldboete ter hoogte van 350,00 euro subsidiair 7 dagen hechtenis waarvan 200,00 euro subsidiair 4 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Ten aanzien van feit 2:
Een geldboete ter hoogte van 500,00 euro subsidiair 10 dagen hechtenis
Ten aanzien van feit 1:
Maatregel van schadevergoeding:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 150,00. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 3 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van
€ 150,00, bestaande uit immateriële schade.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
De politierechter deelt de verdachte mede, dat hij binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen tegen dit vonnis en maakt hem opmerkzaam op het recht ter terechtzitting van dat rechtsmiddel afstand te doen. Verdachte en de officier van justitie hebben te kennen gegeven afstand te doen van het recht op hoger beroep.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de politierechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie eenheid Oost-Brabant, zaaksregistratienummer PL2100-2024191527, afgesloten d.d. 15 september 2024, pagina 1-46. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.