ECLI:NL:RBOBR:2025:487

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
01.124133.23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel en niet-ontvankelijkheid van het verzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 30 januari 2025 uitspraak gedaan over een verzoek tot tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel van een veroordeelde. De rechtbank heeft de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard omdat het verzoek prematuur was ingediend. De ISD-maatregel was opgelegd bij vonnis van 27 november 2023 en de aanvangsdatum van de maatregel werd vastgesteld op 15 oktober 2024. De verdediging stelde dat de ISD-maatregel op 20 maart 2024 was aangevangen, maar de rechtbank oordeelde dat de maatregel pas kon beginnen na het uitzitten van eerdere vrijheidsbenemende straffen. De officier van justitie was van mening dat het verzoek te vroeg was en dat de ISD-maatregel voortgezet moest worden. De rechtbank concludeerde dat het verzoek om tussentijdse toetsing prematuur was, omdat het minder dan zes maanden na de aanvang van de ISD-maatregel was ingediend. De rechtbank merkte op dat, indien het verzoek inhoudelijk zou worden beoordeeld, er geen reden zou zijn om de maatregel te beëindigen, gezien de omstandigheden van de veroordeelde, waaronder zijn ziekte. De rechtbank heeft de beslissing genomen om de verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: 01.124133.23
Uitspraakdatum: [30 januari 2025]
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.124133.23
Uitspraakdatum: 30 januari 2025

Beslissing tussentijdse beoordeling plaatsing inrichting stelselmatige daders

Beslissing van de rechtbank Oost-Brabant naar aanleiding van een tussentijdse beoordeling van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (artikel 6:6:14 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) inzake:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1964] ,
thans verblijvende bij [adres] .

Het onderzoek van de zaak.

Bij vonnis van bovengenoemde rechtbank van 27 november 2023 is veroordeelde de maatregel opgelegd van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.
Veroordeelde heeft op 26 november 2024 verzocht om een tussentijdse toetsing ex artikel 6:6:14 lid 2 Sv.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 27 november 2023;
  • het voortgangsverslag tenuitvoerlegging ISD-maatregel van 16 januari 2025.
De rechtbank heeft op 16 januari 2025 de officier van justitie, de raadsvrouwe van veroordeelde mr. C.G.J.E. Lut, alsmede de deskundige M.R.S. van Hout (sr casemanager ISD) ter terechtzitting gehoord.

De beoordeling.

Standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de ISD-maatregel op 20 maart 2024 is aangevangen. Dat is meer dan zes maanden vóór het indienen van het verzoekschrift. Veroordeelde is daarom ontvankelijk in zijn verzoek.
Omdat veroordeelde positieve ontwikkelingen in zijn ISD-traject doormaakt, het recidivegevaar daardoor tot in ieder geval een aanvaardbaar niveau is verminderd en vanwege het feit dat veroordeelde is gediagnosticeerd met longkanker is de voortzetting van de ingrijpende ISD-maatregel niet langer vereist.
Standpunt van de officier van justitie:
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ISD-maatregel niet eerder is aangevangen dan op 15 oktober 2024. Dit omdat veroordeelde nog diverse gevangenisstraffen diende uit te zitten voordat de ISD-maatregel kon aanvangen. Dat veroordeelde deze gevangenisstraffen heeft mogen uitzitten in een ISD setting maakt niet dat een aanvang is gemaakt met de ISD-maatregel. Het verzoek om een tussentijdse toets komt derhalve te vroeg en veroordeelde is daarom niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Subsidiair stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de ISD-maatregel voortgezet moet worden. Een beëindiging is prematuur temeer er onvoldoende vangnet is wanneer veroordeelde de ISD-inrichting zou verlaten.
Het oordeel van de rechtbank:
Artikel 6:6:14 Sv bepaalt dat, indien de rechter bij het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders niet beslist tot een tussentijdse beoordeling dan wel beslist tot een beoordeling na een jaar na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel, de veroordeelde na zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel kan verzoeken om een tussentijdse beoordeling.
Artikel 38n lid 1 Sr bepaalt dat de ISD-maatregel geldt voor de tijd van ten hoogste twee jaren, te rekenen van de dag waarop de rechterlijke uitspraak waarbij hij is opgelegd, onherroepelijk is geworden.
Artikel 6:1:20 onder a Sv bepaalt dat de termijn van de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders niet loopt gedurende de tijd dat aan degene aan wie deze is opgelegd, uit anderen hoofde zijn vrijheid is ontnomen.
Het vonnis van de rechtbank waarbij de ISD-maatregel is opgelegd is uitgesproken op 27 november 2023 en onherroepelijk geworden op 11 december 2024. In het vonnis van de rechtbank is niet op voorhand beslist dat een tussentijds toetsingsmoment noodzakelijk was.
Uit voornoemd voortgangsverslag blijkt dat, voordat de ISD-maatregel kon aanvangen, veroordeelde eerst nog een aantal aan hem opgelegde vrijheidsbenemende straffen diende te ondergaan; in totaal 102 dagen. De ingangsdatum van de ISD-maatregel werd daarom aanvankelijk vastgesteld op 20 maart 2024. Veroordeelde verbleef sinds 21 december 2023 in de PI Achterhoek op een reguliere afdeling. Op 2 januari 2024 is door de Casemanager Regulier verzocht om veroordeelde vanwege capaciteitsproblemen op de ISD-afdeling te plaatsen.
Op 6 juni 2024 is veroordeelde overgeplaatst naar JC Zeist, waar bleek dat hij nog meer vrijheidsbenemende straffen - in totaal 270 dagen - open had staan dan voorzien bij het vaststellen van de ingangsdatum van de ISD-maatregel. Deze dagen diende veroordeelde ook voor aanvang van de ISD-maatregel uit te zitten. De tot dan toe uitgezeten tijd, zowel de periode op de reguliere afdeling als de ISD-afdeling, is van de openstaande straffen afgetrokken.
De aanvangsdatum van de ISD-maatregel is (opnieuw) bepaald op 15 oktober 2024.
Hoewel de ISD-maatregel was opgestart, kwam men er kort daarna achter dat er nog onherroepelijke, vrijheidsbenemende straffen open stonden, waarmee bij de bepaling van de startdatum van de ISD-maatregel nog geen rekening was gehouden. Deze zijn alsnog geëxecuteerd op de hiervoor beschreven manier, waardoor de aanvangsdatum van de ISD-maatregel is verschoven naar het moment waarop veroordeelde alle straffen had uitgezeten: te weten 15 oktober 2024.
Gelet op artikel 38n Sr en artikel 6:1:20 Sv is de rechtbank dan ook van oordeel dat de ISD-maatregel niet op 11 december 2023 of op 20 maart 2024, maar (zeker niet eerder dan) op 15 oktober 2024 is aangevangen. Van een onderbreking van de ISD-maatregel is geen sprake geweest.
De rechtbank concludeert dan ook dat, nu de aanvangsdatum van de ISD-maatregel is vastgesteld op 15 oktober 2024, het verzoek van veroordeelde om tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel prematuur is nu dit minder dan zes maanden na het ingaan van de maatregel is ingediend. Veroordeelde is daarom niet ontvankelijk in zijn verzoek.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat zij, indien zij het verzoek inhoudelijk zou beoordelen, geen reden ziet tot beëindiging van de maatregel. Daarbij weegt de rechtbank mee dat bij de uitvoering van de ISD-maatregel van veroordeelde veel rekening wordt gehouden met de ziekte van veroordeelde. Hij verblijft inmiddels bij NEOS in Eindhoven, dichtbij zijn familie en hij wordt daar goed begeleid. De rechtbank heeft bij gebreke van medische informatie geen zicht op het verloop van zijn ziekte en geen zicht op een goede plek voor veroordeelde wanneer de maatregel zou worden beëindigd. De rechtbank kan zich daarom vinden in het gegeven advies tot voortzetting van de ISD-maatregel.
De rechtbank beslist als volgt.

De beslissing

De rechtbank verklaart veroordeelde niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. J.G. Vos, voorzitter,
mr. C.W.H. Houg en mr. C.S.M. Morel, leden,
in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. Wentholt, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 januari 2025.