ECLI:NL:RBOBR:2025:485

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
01/324375-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en mishandeling in de vorm van seksuele exploitatie en uitbuiting

Op 30 januari 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, mishandeling en oplichting. De verdachte werd beschuldigd van het werven en vervoeren van een kwetsbaar slachtoffer, [slachtoffer 1], met het oogmerk van seksuele uitbuiting. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van dwangmiddelen zoals geweld, misleiding en misbruik van een kwetsbare positie. De verdachte heeft [slachtoffer 1] gedwongen in de prostitutie te werken en het merendeel van haar verdiensten aan hem af te staan. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan het mishandelen van [slachtoffer 2] en het plegen van oplichting door zich voor te doen als de dochter van slachtoffers en hen te bewegen tot het overmaken van geld. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een contactverbod met [slachtoffer 1] voor 5 jaar. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan [slachtoffer 3] voor materiële schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.324375.23
Datum uitspraak: 30 januari 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] [2000] ,
thans gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 07 maart 2024, 21 mei 2024, 16 augustus 2024, 12 november 2024 en 16 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van de verdediging naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 01 februari 2024. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 16 augustus 2024 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
Feit 1hij in of omstreeks de periode van 21 augustus 2023 tot en met 5 december 2023 te Eindhoven en/of Tilburg en/of Valkenswaard en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, genaamd [slachtoffer 1] (werknamen [alias 1] en/of [alias 2] en/of [alias 3] ), (telkens) met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of dreiging met geweld of een andere feitelijkheid en/of door afpersing en/of door fraude en/of door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of doormisbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 1] heeft, heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 1)
en/of
heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) (artikel 273f lid 1 sub 4)
en/of
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1] (artikel 273f lid 1 sub 6)
en/of
heeft gedwongen of bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f lid 1 sub 9),
waarbij de dwangmiddelen uit artikel 273f Wetboek van Strafrecht lid 1 sub 1 hebben bestaan uit:
- het aangaan van een liefdesrelatie met die [slachtoffer 1] en/of mede met gebruikmaking van de gevoelens van die [slachtoffer 1] voor hem, verdachte en/of het voorspiegelen van gezamenlijke toekomstplannen die [slachtoffer 1] ertoe aanzetten tot het verrichten en/of blijven verrichten van prostitutiewerkzaamheden en/of- het brengen en/of houden van die [slachtoffer 1] in een positie waarin zij niet over een eigen bankrekening en/of financiële middelen kon beschikken (door het plegen van bankpasfraude/Whatsappfraude met behulp van de bankrekening en/of bankpas van die [slachtoffer 1] , waardoor de bankrekening/bankpas van die [slachtoffer 1] door de bank was geblokkeerd) en/of- het isoleren van die [slachtoffer 1] van haar familie en/of vrienden en/of- het (meermalen) duwen en/of bij de keel pakken en/of het slaan van die [slachtoffer 1] en/of- het zich op boze en/of agressieve en/of (anderszins) dreigende en/of overheersende en/of denigrerende toon/wijze te uiten tegen die [slachtoffer 1] en/of- het onder controle houden en/of onder druk zetten van die [slachtoffer 1] door in de buurt te blijven en mede daarvoor (toe)zicht houden op die [slachtoffer 1] en/of op de door die [slachtoffer 1] verrichte prostitutiewerkzaamheden, waardoor het voor die [slachtoffer 1] werd bemoeilijkt zich aan die controle en/of die prostitutiewerkzaamheden te onttrekken en/of- het invoeren van een boetesysteem en/of het opleggen van geldboetes aan die [slachtoffer 1] bij het niet nakomen van tussen verdachte en die [slachtoffer 1] gemaakte afspraken en/of
en/of waarbij voornoemde "enige handeling" heeft bestaan uit:- het regelen van één of meer werkplek(ken) voor die [slachtoffer 1] en/of
- het vervoeren (en/of laten vervoeren) van die [slachtoffer 1] van en naar diverse seksafspraken en/of- het (laten) aanmaken en/of onderhouden (waaronder begrepen het "omhoog plaatsen") van één of meer advertenties op de website [webnaam] waarin die [slachtoffer 1] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en/of- het maken van foto’s voor advertenties op de website [webnaam] waarin die [slachtoffer 1] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en/of- het onderhouden van contacten met en/of het maken van afspraken met (potentiële) (prostitutie)klanten voor die [slachtoffer 1] en/of het maken van afspraken met die (potentiële) klanten over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en/of de daarvoor te betalen bedragen en/of- het aanzetten tot het laten zetten van een tatoeage op de rug van die [slachtoffer 1] met zijn, verdachtes, bijnaam en/of een verwijzing naar zijn, verdachtes, naam en/of-het bepalen wanneer en/of hoe vaak die [slachtoffer 1] prostitutiewerkzaamheden diende te verrichten en/of- het bepalen welke prostitutiewerkzaamheden die [slachtoffer 1] diende te verrichten (waaronder seks zonder condoom) en/of- het afpakken van (een aanzienlijk deel van) de verdiensten uit de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1] en/of- het motiveren en/of overhalen van die [slachtoffer 1] om de prostitutiewerkzaamheden voort te zetten op momenten dat [slachtoffer 1] niet wilde werken;
Feit 2hij op of omstreeks 30 oktober 2023 te Eindhoven [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] in het gezicht te slaan/stompen;
Feit 3hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 7 juni 2023 te Eindhoven en/of Schaijk en/of Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, meermalen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander, wederrechtelijk te bevoordelen door (telkens) het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , althans een of meer anderen, heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en), te weten € 2219,69 en/of € 2.100,83 van [slachtoffer 3] en/of € 700 van [slachtoffer 4] , door zich in een of meer Whatsapp-berichten, verzonden naar die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , tegenover die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , voor te doen als zijnde de dochter van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of daarbij/daarin aan die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] mede te delen/te verzoeken — zakelijk weergegeven —- dat zij een nieuwe telefoon en/of (met) een nieuw telefoonnummer heeft en/of- dat zij hulp nodig had met het betalen van een of meer rekening(en) omdat zij dat nog niet kon met haar nieuwe telefoon en/of- om een of meer geldbedrag(en) over te maken op bankrekening [rekeningnummer] ten name van [slachtoffer 1] ,als gevolg waarvan die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] werd(en) bewogen tot afgifte/betaling van een of meer geldbedragen (tot een totaalbedrag van ongeveer € 5.020,52).

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Onderzoek Mahonie.

Op 25 augustus 2023 werden verdachte en [slachtoffer 1] (hierna ook: [slachtoffer 1] ) omstreeks 4:00 uur door de politie gecontroleerd. Desgevraagd vertelde [slachtoffer 1] dat verdachte haar vriend was en dat ze zich sinds enkele weken prostitueerde, omdat ze twee weken geleden haar baan was kwijtgeraakt. Op zaterdag 23 september 2023, omstreeks 01:45 uur, werden verdachte en [slachtoffer 1] wederom gecontroleerd door de politie. Tijdens deze controle bleek dat verdachte gesignaleerd stond voor een openstaande boete van € 573,--. De politie zag dat verdachte contant geld kreeg van [slachtoffer 1] om de boete te betalen. Op 3 oktober 2023 vond er een gesprek plaats tussen [slachtoffer 1] en twee zorgcoördinatoren van het Expertisecentrum Mensenhandel en (Jeugd)Prostitutie van Lumens. Tijdens dit gesprek vertelde [slachtoffer 1] dat ze sinds augustus 2023 voor verdachte in de prostitutie werkt. Hij zou alles voor haar regelen. Al het geld wat [slachtoffer 1] verdiende met het werk in de prostitutie zou door drieën gedeeld worden en één deel daarvan is voor [slachtoffer 1] . Op de vraag of verdachte ook wel eens geweld gebruikte richting haar, vertelde [slachtoffer 1] dat hij alleen maar “licht” geweld gebruikt: alleen even haar keel dicht knijpen of een zachte tik. [slachtoffer 1] krijgt het gevoel dat ze door verdachte gebruikt wordt en vraagt zich af of ze erin is geluisd. Op 1 november 2023, werd er door Lumens een seksadvertentie doorgegeven aan de politie, waarmee [slachtoffer 1] zichzelf zou adverteren op [webnaam] met de werknaam [alias 1] . Op 30 oktober 2023 maakte dhr. [slachtoffer 2] (hierna ook: [slachtoffer 2] ) een melding bij de politie dat hij zojuist een afspraak via [webnaam] had gemaakt voor een cardate met prostituee [alias 1] en dat er onenigheid was ontstaan over de betaling van de cardate. [slachtoffer 2] had aangegeven dat hij niet het volledige bedrag wilde betalen, omdat er geen seks had plaatsgevonden vanwege het feit dat hij de locatie daarvoor niet geschikt vond. Op een bepaald moment kwam de chauffeur van de prostituee naar [slachtoffer 2] toe, waarna deze [slachtoffer 2] tegen zijn gezicht sloeg. Het telefoonnummer waarmee [slachtoffer 2] via WhatsApp een seksafspraak had gemaakt, komt overeen met het telefoonnummer op de nieuwe advertentie van [slachtoffer 1] . Hierna werd het onderzoek Mahonie gestart. Binnen dit onderzoek werd ook nader onderzoek gedaan naar een oplichting gepleegd op 7 juni 2023.

De beoordeling van de tenlastegelegde feiten.

Het standpunt van de officier van justitie.
Het Openbaar Ministerie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde, zoals uitgewerkt in het schriftelijk requisitoir d.d. 16 januari 2025.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd pleidooi d.d. 16 januari 2025, bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster niet betrouwbaar kunnen worden geacht. Om die reden is er te weinig wettig en overtuigend bewijs met betrekking tot de eerste twee ten laste gelegde feiten. Subsidiair is de raadsvrouw van mening dat er bij het tweede ten laste gelegde feit sprake is van een noodweersituatie, waartegen verdachte zich heeft verdedigd. Ten aanzien van het derde ten laste gelegde feit is de raadsvrouw van mening dat het niet verdachte is die de oplichting heeft gepleegd, maar dat er voldoende aanwijzingen zijn dat [slachtoffer 1] dit feit heeft gepleegd. Vrijspraak dient te volgen.
Voorwaardelijk verzoek.
De raadsvrouw heeft verzocht – indien de rechtbank voornemens zou zijn om verdachte te veroordelen – de diverse teliogesprekken tussen verdachte en [slachtoffer 1] woordelijk te laten uitwerken door de politie.
Het oordeel van de rechtbank.
Voor de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is bijgevoegd als bewijsbijlage bij dit vonnis, en dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
In aanvulling op de bewijsmiddelen overweegt de rechtbank in het bijzonder nog het volgende.

Feit 1: mensenhandel.

Betrouwbaarheid van de verklaringen van het slachtoffer.
Over de feiten waarvan verdachte wordt verdacht, zijn meerdere verklaringen afgelegd door [slachtoffer 1] . Zij is meerdere malen bij de politie gehoord. Op 3 juni 2024 heeft zij een verklaring bij de rechter-commissaris afgelegd. De verdediging heeft bepleit dat alle verklaringen van [slachtoffer 1] als onbetrouwbaar dienen te worden bestempeld, onder meer omdat zij wisselend heeft verklaard.
Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] , is onder meer van belang of deze op de kernpunten min of meer consistent, logisch en volledig zijn. In het algemeen gesproken, maakt het enkele feit dat in verklaringen op punten tegenstrijdigheden voorkomen, deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Dat kan immers te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen, teweeggebracht onder invloed van emoties, ontstaan door het delict of tijdsverloop of door de situatie waarin het slachtoffer zich bevond. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop zij zijn afgelegd. Ook is van belang of deze verklaringen voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen.
De rechtbank constateert dat [slachtoffer 1] op uiteenlopende momenten inderdaad wisselend heeft verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank past dit bij de specifieke dynamiek tussen verdachte en [slachtoffer 1] , waarin [slachtoffer 1] op momenten boos of teleurgesteld is, maar waarin zij ook wordt beïnvloed door verdachte en waarin zij hoopt op een gezamenlijke toekomst. Dit wordt door [slachtoffer 1] ook met zoveel woorden erkend. De rechtbank hecht veel waarde aan de verklaring die [slachtoffer 1] heeft afgelegd bij de rechter-commissaris op 3 juni 2024. Zij heeft daar namelijk in alle vrijheid kunnen verklaren, terwijl ook de raadsvrouw van verdachte daarbij aanwezig was. Daar komt bij dat zij, ten tijde van die verklaring, onder ede stond, zij (weer) op goede voet was met verdachte en zij derhalve eerder in het voordeel van verdachte zou willen verklaren. Zij had op dat moment dan ook geen enkele reden om de feiten op nadelige wijze voor verdachte te presenteren of te verdraaien. Voor zover [slachtoffer 1] belastend over verdachte heeft verklaard bij de rechter-commissaris, acht de rechtbank deze verklaringen dan ook betrouwbaar. De rechtbank stelt daarbij vast dat het slachtoffer in de kern vrijwel niet terugkomt op haar eerdere afgelegde verklaringen. Daar komt bij dat [slachtoffer 1] in algemene zin heeft verklaard dat verdachte niet gedetineerd zit, omdat zij zou hebben gelogen. Hieruit leidt de rechtbank af dat zij bij de eerder afgelegde verklaringen geen belastende onwaarheden over verdachte heeft verteld. Voor zover [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris niet expliciet heeft verklaard over tenlastegelegde onderdelen, heeft de rechtbank gekeken naar eerdere afgelegde verklaringen van [slachtoffer 1] over die specifieke onderdelen. Indien daarbij sprake is van verklaringen die op de kernpunten min of meer consistent, logisch en volledig zijn en [slachtoffer 1] bovendien nimmer op die verklaringen is teruggekomen of daar waar de verklaring ondersteund wordt door andere bewijsmiddelen, acht de rechtbank de verklaringen op die onderdelen eveneens betrouwbaar.
Bovendien vinden deze verklaringen, al dan niet gedeeltelijk, steun in andere bewijsmiddelen.
Zo heeft getuige [slachtoffer 2] verklaard dat hij de indruk had dat [alias 1] (een van de werknamen van [slachtoffer 1] ) bang, timide en onderdanig overkwam. Het leek erop dat verdachte haar controleerde en dat [alias 1] nergens anders naartoe mocht. De getuige had het idee dat [alias 1] weinig over de afspraak had te zeggen en niet haar eigen keuzes mocht maken. [alias 1] zou tevens aan hebben gegeven geen problemen te willen met haar chauffeur (de rechtbank begrijpt: verdachte). De getuige zou eveneens hebben gezien dat [alias 1] in elkaar gedoken naast haar chauffeur heeft plaatsgenomen.
Daarnaast heeft getuige mevr. [getuige] (hierna ook: [getuige] ) verklaard dat [slachtoffer 1] vaker kamers bij het Van der Valk hotel boekte. [slachtoffer 1] heeft haar verteld dat zij seks moest hebben met anderen hebben van “hem” (de rechtbank begrijpt: verdachte). Hij was haar beveiliger en hij gebruikte haar om geld te verdienen. [slachtoffer 1] heeft ook haar tatoeage met de bijnaam van verdachte laten zien. De getuige herinnerde zich dat er iets met ‘ [tatoe-naam] ’ in stond. [slachtoffer 1] vertelde dat zij de tatoeage van verdachte moest laten zetten. Daarnaast verklaarde [slachtoffer 1] dat zij niemand meer had, geen vrienden of familie. Zij vertelde dat zij niet bij verdachte wegging, omdat zij hoopte dat hij ooit nog van haar zou houden en dat zij hier helemaal in verweven zat. De rechtbank ziet geen reden waarom [slachtoffer 1] op dat moment niet naar waarheid zou verklaren en evenmin waarom deze verklaring van [getuige] onbetrouwbaar zou zijn, aangezien zij er geen belang bij heeft om onwaarheden te vertellen.
De verklaring van [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris vindt eveneens bevestiging in de aangetroffen notities in de telefoon van het slachtoffer. Uit deze notities kan worden afgeleid dat zij twee derde van haar verdiensten af moest staan. Dit komt overeen met haar verklaring bij de rechter-commissaris waarbij zij aangeeft twee derde af te moeten staan aan verdachte. De rechtbank wijst onder andere op de volgende notitie:
13-10-2023
200. => x3= 600 => 3
400. => x3= 1200=>6
(…)
2000. =>x3=6000=>30
4000. =>x3= 12000=>60
De rechtbank ziet ook steunbewijs in de controles op 25 augustus 2023 en 23 september 2023. Op 25 augustus 2023 worden verdachte en [slachtoffer 1] om 04.00 uur gecontroleerd door de politie in Tilburg. Die nacht worden er verschillende tikkiebetalingen gedaan op de rekening van [persoon 1] . Om 01.10 uur wordt een tikkiebetaling van € 230,-- betaald. Twee minuten later vindt er een overschrijving (€ 200,--) plaats van deze rekening naar de rekening van verdachte. Om 04:45 uur en 06:52 uur volgen nog twee tikkiebetalingen van € 230,-- op de rekening van [persoon 1] . De volgende ochtend wordt vanaf deze rekening € 400,-- overgemaakt naar de rekening van verdachte. Opvallend is dat voornoemde bankrekening van [persoon 1] ook is gekoppeld aan een seksadvertentie van [slachtoffer 1] . Bovendien ontvangt verdachte die nacht om 03:36 en 03:38 uur, en aldus kort voor de politiecontrole, respectievelijk € 40.-- en € 50,-- op zijn rekening van dezelfde persoon. Verdachte heeft voor deze bijschrijvingen geen verklaring kunnen geven, terwijl [slachtoffer 1] juist heeft verklaard dat ze meestal contant betaald kreeg en soms op de ABN AMRO rekening van een jongen en een enkele keer op de rekening van verdachte.
Hetzelfde geldt voor de politiecontrole op 23 september 2023. Verdachte en [slachtoffer 1] worden omstreeks 01:45 uur gecontroleerd. Tijdens deze controle bleek dat verdachte nog gesignaleerd stond voor een openstaande boete van € 573,--. De verbalisanten zien dat verdachte contant geld kreeg van [slachtoffer 1] . Dat geld kwam uit haar handtas. In het dashboardkastje van de personenauto zien de verbalisanten condooms, Viagra-pillen en vochtige doekjes liggen. Die nacht om 03:38, 06:28 en 07:18 uur ontvangt verdachte respectievelijk € 230,--, € 430,-- en € 170,-- rechtstreeks op zijn bankrekening van diverse personen. Ook ten aanzien van deze overschrijvingen heeft verdachte geen verklaring kunnen geven, terwijl [slachtoffer 1] juist heeft verklaard dat er een enkele keer op de rekening van verdachte is betaald.
Tot slot vinden de verklaringen van [slachtoffer 1] steun in de historische telefoongegevens van verdachte en [slachtoffer 1] . Meermalen stralen de telefoons van verdachte en [slachtoffer 1] in de ten laste gelegde periode in de nachtelijke uren aan op meerdere dezelfde zendmasten. Meermalen komt het voor dat er tijdens deze nachten meerdere tikkies worden betaald en [slachtoffer 1] een notitie met verdiensten op haar telefoon zet.
De verklaringen van [slachtoffer 1] vinden niet alleen steun in de voorgaande bewijsmiddelen, maar ook in de verklaringen van verdachte zelf daar waar hij heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] werkzaam is in de prostitutie, dat hij haar wel eens heeft afgezet bij afspraken en dat hij daarvoor vergoedingen heeft ontvangen.
Daar waar verdachte zijn verdere betrokkenheid bij de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1] ontkent, acht de rechtbank de verklaring van verdachte aantoonbaar onjuist.
Verdachte ontkent allereerst bij communicatie gebruik te maken van de naam [snapchat account verdachte] . De rechtbank acht die verklaring ongeloofwaardig. Dat verdachte gebruik maakt van de naam [snapchat account verdachte] leidt de rechtbank af uit het volgende. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het kan dat hij met [slachtoffer 1] gesproken heeft over woodpanelen en behang voor hun nieuwe woning. Zij waren namelijk van plan om samen te gaan wonen. In de telefoon van [slachtoffer 1] worden verschillende Snapchat-gesprekken aangetroffen tussen [snapchat account verdachte] en [snapchat account slachtoffer] , waaronder een gesprek tussen 23 november 2023 en 5 december 2023 over woodpanelen en behang. Ook is er door [slachtoffer 1] op 13 oktober 2023 een e-mail gestuurd naar het e-mailadres [e-mailadres] met daarin een huurovereenkomst die in zou gaan op 1 december 2023. Per die datum zouden verdachte en [slachtoffer 1] samen een woning gaan huren. Daar komt bij dat [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte een Snapchat-account had met de naam [snapchat account verdachte] en dat zij consistent op verschillende momenten en tegen verschillende personen heeft verklaard dat dit de bijnaam van verdachte is - hetgeen verdachte overigens ook niet ontkent - en dat die ook overeenkomt met de tatoeage die zij in het bijzijn van verdachte heeft laten zetten. Dat verdachte desondanks ontkent gebruik te maken van deze bijnaam, kan door de rechtbank niet anders worden geïnterpreteerd dan dat verdachte met onwaarheden zijn betrokkenheid bij de strafbare feiten ontkent, of in ieder geval zijn rol kleiner probeert te maken dan dat die in werkelijkheid was.
Verdachte heeft verklaard niets te maken te hebben met het maken en/of plaatsen van seksadvertenties. De rechtbank acht ook die verklaring ongeloofwaardig. Uit het Snapchat-gesprek tussen [snapchat account verdachte] (waarvan de rechtbank vaststelt dat dit in gebruik is bij verdachte) en [snapchat account] blijkt namelijk het volgende. Uit de inhoud van het gesprek blijkt dat beiden het hebben over het plaatsen van een seksadvertentie en dat [snapchat account] de plaatsing van die advertentie zal regelen. Verdachte zorgt voor advertentiefoto’s en het identiteitsbewijs van een vrouw. Daarnaast blijkt dat ze de advertentie willen plaatsen vóór het weekend, anders gaat er weer een weekend overheen. Daar komt bij dat het nummer van [snapchat account] eveneens is gekoppeld aan de seksadvertentie waaraan de foto’s van [slachtoffer 1] waren gekoppeld. Tevens is gebleken dat de advertentie al sinds 2022 online stond. De rechtbank vindt eveneens steun in het feit dat verdachte op 17 oktober 2022 met [persoon 2] (sekswerker) in de auto wordt gecontroleerd en dat haar rekeningnummer is gekoppeld aan een seksadvertentie van [slachtoffer 1] .
Verdachte heeft tot slot verklaard niets te maken te hebben met het “omhoog plaatsen” van seksadvertenties. Ook die verklaring acht de rechtbank ongeloofwaardig. Gebleken is dat er meermalen is betaald om de seksadvertenties van [slachtoffer 1] omhoog te plaatsen of als dagknaller weg te zetten. Deze betalingen vinden plaats vanaf de rekening van [persoon 1] . Kort voor die betalingen, maakt verdachte veelal geld over naar die bankrekening. Het gaat om bedragen variërend tussen de € 20,-- en € 50,--. Deze overboekingen hebben naar het oordeel van de rechtbank betrekking op de plaatsing en het omhoog plaatsen van de advertentie door verdachte, zeker nu verdachte ook geen plausibele andersluidende verklaring hiervoor heeft gegeven.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris, bezien in onderlinge samenhang met haar gelijkluidende eerdere verklaringen en in samenhang met de overige bewijsmiddelen, niet alleen betrouwbaar (en daarmee bruikbaar voor het bewijs) is, maar bovendien ook tot uitgangspunt moeten worden genomen bij de beantwoording van de bewijsvraag.
Juridisch kader
Verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel. Het verwijt van mensenhandel is in de tenlastelegging opgesplitst in specifieke verwijten die in het Wetboek van Strafrecht (hierna: WvSr) worden beschreven in artikel 273f, eerste lid, onder 1⁰, 4⁰, 6⁰ en 9⁰.
Onder 1⁰ gaat het om het werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen, met inbegrip van het wisselen of overdragen van de controle over die ander. Onder 4⁰ betreft dit het een ander zich beschikbaar laten stellen voor het verrichten van arbeid of diensten. Onder 6⁰ gaat het om het opzettelijk voordeel trekken uit uitbuiting. Onder 9⁰ om het zich laten bevoordelen uit de opbrengst van prostitutiewerkzaamheden.
Voor een bewezenverklaring van mensenhandel zoals strafbaar is gesteld onder 1⁰, 4⁰ en 9⁰ moet bovendien vast komen te staan dat door de verdachte of zijn mededader(s) gebruik is gemaakt van een of meer van de in artikel 273f, eerste lid, onder 1⁰ WvSr genoemde dwangmiddelen. Verder is voor een bewezenverklaring van mensenhandel vereist dat sprake is van (het oogmerk van) uitbuiting. Uitbuiting is een impliciet bestanddeel van art. 273f, eerste lid, onder 4º en 9º WvSr. Het begrip uitbuiting is in de wet niet gedefinieerd, anders dan in het tweede lid door de opsomming van een aantal vormen van uitbuiting, waaronder uitbuiting van een ander in de prostitutie. Uitbuiting veronderstelt een zekere mate van onvrijwilligheid of onderwerping van degene die wordt uitgebuit. Het enkele aanwenden van dwangmiddelen levert niet reeds uitbuiting op, maar het oogmerk van uitbuiting brengt met zich dat bij de toepassing van die dwangmiddelen sprake moet zijn van een (voorgenomen) ernstige inbreuk op de lichamelijke en/of geestelijke integriteit en/of de persoonlijke vrijheid. In het geval van prostitutiewerkzaamheden zal er – gelet op de aard van het werk en de forse inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer – in het geval van gebruik van enig dwangmiddel en enig financieel gewin bij de verdachte al snel sprake zijn van uitbuiting. Wanneer gebruik is gemaakt van enig dwangmiddel, is instemming van het slachtoffer met de beoogde of bestaande uitbuiting niet relevant.
De handelingen.
Voor de rechtbank staat vast dat verdachte [slachtoffer 1] heeft geworven om in de prostitutie te gaan werken. Het was verdachte die zei dat [slachtoffer 1] met prostitutiewerkzaamheden veel geld kon verdienen, aangezien zij geen beschikking meer had over een bankrekening. Het is daarnaast verdachte geweest die een seksadvertentie voor [slachtoffer 1] heeft aangemaakt en heeft geplaatst of heeft doen plaatsen. Het is ook verdachte geweest die de foto’s voor de seksadvertenties in het Van der Valk hotel heeft gemaakt. Deze foto’s zijn op 5 augustus 2023 gemaakt door verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank is deze datum omstreeks de tenlastegelegde periode van 21 augustus 2023 tot en met 5 december 2023.
Daarnaast staat vast dat verdachte [slachtoffer 1] van en naar prostitutieklanten vervoerd. Dit blijkt onder andere uit de verklaring van [slachtoffer 1] , de aangestraalde telefoongegevens, de verklaring van [slachtoffer 2] en de verklaring van verdachte bij de politie en ter terechtzitting.
De rechtbank zal dan ook de handelingen ‘werven’ en ‘vervoeren’ uit de tenlastelegging bewezen verklaren.
De dwangmiddelen.
Een dwangmiddel dient ertoe te leiden dat iemand in een uitbuitingssituatie belandt of dat iemand wordt belet zich aan de uitbuitingssituatie te onttrekken. De uitbuiting kan ook bestaan uit een combinatie van meerdere dwangmiddelen. De instemming van het slachtoffer met de beoogde of bestaande uitbuiting is niet relevant wanneer er een dwangmiddel wordt gebruikt. Een beperking van de keuzevrijheid is voldoende om het gedwongen karakter van de prostitutie aan te nemen.
De rechtbank acht, gelet op de bewijsmiddelen zoals weergegeven in de bewijsbijlage, bewezen dat verdachte gebruik heeft gemaakt van de volgende dwangmiddelen: dwang, geweld, andere feitelijkheid, dreiging met een andere feitelijkheid, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie. In aanvulling op de bewijsmiddelen overweegt de rechtbank ten aanzien van een aantal dwangmiddelen het volgende.
Dwang
Onder dwang wordt verstaan het aanwenden van bepaalde middelen waardoor het slachtoffer tegen zijn zin in een uitbuitingssituatie is gebracht. Het woord ‘dwang’ dient niet beperkt te worden uitgelegd. De dwang blijkt uit het feit dat [slachtoffer 1] zich binnen de complexe loverboy-relatie gedwongen voelde om prostitutiewerkzaamheden te (blijven) verrichten. Dit wordt ondersteund door het boetesysteem van verdachte, de peptalks van verdachte en het feit dat verdachte de omvang van het sekswerk bepaalde. Het was verdachte die afspraken regelde voor [slachtoffer 1] , bepaalde welke handelingen er verricht moesten worden, tegen welk bedrag deze handelingen moesten plaatsvinden en onder welke omstandigheden (met of zonder condoom).
Geweld
Onder gebruik van geweld wordt verstaan de aanwending van, overwegend, fysieke kracht. [slachtoffer 1] heeft meermalen verklaard dat zij éénmaal geslagen is en éénmaal bij de keel is gepakt door verdachte. Uit haar verklaring blijkt niet waarom verdachte haar heeft geslagen, bijvoorbeeld omdat zij niet wilde werken of omdat zij zich niet aan de afspraken hield. De rechtbank overweegt dat dat er niet toe doet. Het toepassen van dergelijk geweld draagt binnen deze complexe relatie bij aan de gehele uitbuitingssituatie. Het slachtoffer weet (vanaf dan) dat verdachte ertoe in staat is om geweld te gebruiken. Het draagt bij aan de angst van het slachtoffer en het vergroot de kans dat het slachtoffer zich voegt naar de wil van de verdachte, ook als zij dat zelf eigenlijk niet wil. Dat [slachtoffer 1] daadwerkelijk bang was van verdachte blijkt uit de getuigenverklaringen van [slachtoffer 2] en [getuige] . De rechtbank acht dit onderdeel dan ook wettig en overtuigend bewezen.
(Dreiging met) een andere feitelijkheid
Feitelijkheden zijn in het algemeen alle handelingen die niet onder “geweld” vallen. Wel moeten deze handelingen van een zodanige aard zijn, dat zij in de gegeven omstandigheden leiden tot een zodanige psychische druk dat het slachtoffer daaraan geen weerstand kan bieden. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft geïsoleerd van familie en vrienden. [slachtoffer 1] verklaart daarover bij de rechter-commissaris het volgende op de vraag of zij tijdens de relatie met verdachte wel of geen contact had met vrienden of familie: “ik had wel contact.” De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dit gedachtestreepje.
Met betrekking tot het aanzetten tot het laten zetten van een tatoeage overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank acht bewezen dat verdachte het slachtoffer heeft aangezet tot het nemen van een tatoeage met zijn bijnaam, terwijl zij dat niet wilde, althans niet op deze wijze. Dit heeft plaatsgevonden tijdens de vakantie in Portugal. Deze vakantie vond daarmee plaats voorafgaand aan de ten laste gelegde periode, namelijk in juli 2023. De rechtbank overweegt dat één maand voorafgaand aan de tenlastegelegde periode niet meer valt onder het woord “omstreeks”. Bovendien is de tatoeage gezet in Portugal, terwijl de tenlastelegging is toegesneden op handelingen die in Nederland hebben plaatsgevonden. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van dit gedachtestreepje
Tot slot zal de rechtbank vrijspreken van het gedachtestreepje “in de buurt houden en/of controleren”. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat verdachte in de buurt bleef met als reden dat [slachtoffer 1] zich anders zou onttrekken aan de prostitutiewerkzaamheden. De rechtbank spreekt verdachte hiervan vrij.
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte gebruik heeft gemaakt van de (dreiging met) een andere feitelijkheid. Zo heeft verdachte een werkafspraak gemaakt waardoor [slachtoffer 1] twaalf uur heeft moeten doorbrengen bij iemand die in het bezit was van een pistool, die dealde en bij wie ze zich niet veilig voelde. Verdachte was boos op haar geworden omdat ze niet meteen naar de auto was gekomen met het verdiende geld en hij gaf haar daarvoor een boete. [slachtoffer 1] moest boetes betalen als ze bijvoorbeeld te laat was voor een afspraak en hij een nieuwe afspraak had ingepland, als ze niet op tijd doorstuurde dat het goed ging en alles oké was tijdens de afspraak of als ze niet met het afgesproken bedrag terugkwam. [slachtoffer 1] heeft daarover aangegeven dat zij dat op dat moment oneerlijk vond en dat het niet goed voelde: ze kreeg maar een derde en moest dan ook nog boetes betalen. Hiermee laat verdachte zien dat hij degene is die bepaalt en dat [slachtoffer 1] zich aan zijn regels moet houden.
Misbruik overwicht en van een kwetsbare positie.
Met een kwetsbare positie wordt een situatie bedoeld waarin de betrokkene geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan. De keuzemogelijkheden voor het slachtoffer ontbreken dan of zijn dan verminderd.
Gebleken is dat [slachtoffer 1] een belaste achtergrond heeft. [slachtoffer 1] woonde ten tijde van het tenlastegelegde binnen een beschermde woonvorm. [slachtoffer 1] is gediagnosticeerd met PDD-NOS, is beïnvloedbaar, naïef en heeft verlatingsangst die zou zijn ontstaat door haar adoptie. Daar komt bij dat haar bankrekening geblokkeerd was, dat zij schulden had en zij geen mogelijkheden zag zonder bankrekening legaal werk kon verrichten. Blijkens haar getuigenverklaring bij de rechter-commissaris had [slachtoffer 1] er alles voor over om een eigen familie te vormen, samen met verdachte. Op basis van het voorgaande kan de rechtbank vaststellen dat er sprake is van een kwetsbaar slachtoffer en was verdachte op de hoogte van haar kwetsbaarheid. Verdachte heeft van haar kwetsbaarheid misbruik gemaakt.
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte de oplichting van feit 3 heeft gepleegd om [slachtoffer 1] uiteindelijk in de prostitutie te laten werken. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanknopingspunten. De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte de oplichting heeft gepleegd met het oogmerk om [slachtoffer 1] vervolgens uit te kunnen buiten. Daar komt bij dat de oplichting ruimschoots vóór de ten laste gelegde periode heeft plaatsgevonden. De rechtbank zal verdachte om die reden van dit gedachtestreepje vrijspreken.
Het oogmerk van uitbuiting.
Het enkele aanwenden van dwangmiddelen levert op zichzelf niet reeds uitbuiting op. Voor het oogmerk van uitbuiting moet sprake zijn van een (voorgenomen) ernstige inbreuk op de lichamelijke en/of geestelijke integriteit en/of persoonlijke vrijheid.
Zoals hiervoor overwogen staat voor de rechtbank op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen, vast dat [slachtoffer 1] twee derde van haar verdiensten uit de door haar verrichte prostitutiewerkzaamheden afstond aan verdachte. Voor een afspraak met een klant van een uur, hield zij ongeveer 70 euro over. Ook als zij de klant extra moest betalen vanwege sekswerkzaamheden zonder condoom, kreeg zij slechts een derde van die extra opbrengsten. Daar komt bij dat verdachte een boetesysteem heeft geïntroduceerd voor situaties waarbij boetes aan hem moesten worden betaald in het geval [slachtoffer 1] bepaalde afspraken niet nakwam. Zij moest bijvoorbeeld een boete betalen als zij hem niet op tijd een bericht stuurde dat alles goed ging tijdens de afspraak of wanneer zij niet met het afgesproken bedrag terugkwam. De zeer oneerlijke verdeling van het geld met daar bovenop het boetesysteem (in het voordeel van verdachte), wijst op een uitbuitingssituatie. De rechtbank acht bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] door middel van voornoemde dwangmiddelen seksueel heeft uitgebuit. Hij heeft handelingen verricht ten behoeve van de seksuele diensten door [slachtoffer 1] (artikel 273f WvSr lid 1 sub 1 en 4). Verdachte heeft bewust geld verdiend aan de prostitutie van het slachtoffer. Hij heeft daarmee ook opzettelijk voordeel genoten van de uitbuiting en het oogmerk van verdachte was op die uitbuiting gericht (artikel 273f WvSr lid 1 sub 6 en 9).
Vrijspraak ten aanzien van het medeplegen.
Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten dat verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel en de rechtbank zal verdachte daarom in zoverre partieel vrijspreken.
Conclusie.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel in de vorm van seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] .
Voorwaardelijk verzoek.
De raadsvrouw verzoekt om, alvorens verdachte te veroordelen voor het eerste ten laste gelegde feit, de teliogesprekken woordelijk uit te laten werken. Dit verzoek is op de inhoudelijke zitting voor het eerst aan de rechtbank gedaan, terwijl de raadsvrouw al veel eerder wist van het bestaan en de inhoud hiervan. Hierover is zelfs met het Openbaar Ministerie gediscussieerd, maar de raadsvrouw heeft voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling nooit een verzoek aan de rechtbank gedaan over die teliogesprekken. Dit betekent dat het noodzakelijkheidscriterium aan de orde is. Veel van de gesprekken waar de raadsvrouw aan refereert, zijn gesprekken die gevoerd zijn in de maand augustus 2024. Dit valt ruim buiten de ten laste gelegde periode, terwijl verdachte op dat moment ook al op de hoogte was van het feit dat de gesprekken tussen hem en [slachtoffer 1] werden opgenomen omdat hij al de beschikking had over een stand van zaken proces-verbaal. De rechtbank acht zich door het verhandelde ter terechtzitting voldoende ingelicht en de uitwerking van deze teliogeprekken is dan ook niet noodzakelijk voor de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal om die reden dat verzoek afwijzen.

Feit 2: mishandeling [slachtoffer 2] .

De rechtbank is van oordeel dat het tweede ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden en overweegt als volgt. Er is allereerst sprake van een melding bij de politie. Na die melding wordt er door [slachtoffer 2] aangifte gedaan. De rechtbank acht die verklaring betrouwbaar. De rechtbank overweegt daarbij dat aangever geen enkele andere reden heeft om, in deze precaire situatie, naar de politie te stappen en aangifte te doen. Daarnaast wordt deze aangifte ondersteund door de verklaringen van [slachtoffer 1] , die aangeeft dat er een handgemeen heeft plaatsgevonden. Daar komt bij dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard bij dit incident aanwezig te zijn geweest, nadat hij zijn betrokkenheid daarbij eerder meerdere malen heeft ontkend. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer 2] dat hij in zijn gezicht is geslagen door verdachte, terwijl ook volgens [slachtoffer 1] sprake is geweest van een handgemeen.
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] in zijn geheel als onbetrouwbaar dienen te worden aangemerkt. Zoals hiervoor overwogen, gaat de rechtbank op hoofdlijnen uit van de juistheid van de verklaring van [slachtoffer 1] afgelegd bij de rechter-commissaris, zeker op die onderdelen die worden ondersteund door overige bewijsmiddelen. [slachtoffer 1] heeft consequent verklaard dat er een fysieke confrontatie is geweest tussen verdachte en [slachtoffer 2] . Dit vertelt zij ook op de momenten dat zij de hoop heeft op voortzetting van haar relatie met verdachte, terwijl zij op dat moment geen enkele reden heeft om over hem ten onrechte belastend te verklaren. De verklaring van [slachtoffer 1] biedt in zoverre dan ook voldoende steunbewijs aan de verklaring van [slachtoffer 2] .
De raadsvrouw heeft daarnaast betoogd dat er sprake is van een noodweersituatie waartegen verdachte zich heeft verdedigd. De raadsvrouw heeft dit verweer niet onderbouwd met feiten en omstandigheden, en ook verdachte heeft niet gedetailleerd kunnen of willen verklaren over het betreffende incident. De rechtbank is van oordeel dat dit dan ook geen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt is waar zij op dient te reageren. De rechtbank verwerpt dat verweer.

Feit 3: oplichting.

Met betrekking tot het laatste ten laste gelegde feit overweegt de rechtbank het volgende. Ook dit feit acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank stelt op grond van de aangiftes van dhr. [slachtoffer 3] en dhr. [slachtoffer 4] vast dat er op 7 juni 2023 via het communicatieplatform WhatsApp een tweetal betaalverzoeken zijn verstuurd, naar aanleiding waarvan de aangevers geld hebben overgemaakt naar de betaalrekening van [slachtoffer 1] . Er werd hierbij steeds dezelfde tactiek gehanteerd; een persoon deed zich via WhatsApp voor als de dochter van de aangever en gaf aan snel geld nodig te hebben. Vervolgens stuurde die persoon diverse betaalverzoeken die door de aangevers ook zijn betaald.
De rechtbank stelt vast dat de bedragen op de bankrekeningen van [slachtoffer 1] zijn ontvangen en dat het geld binnen enkele minuten contant werd gepind. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij begin juni haar pinpas en pincode aan verdachte heeft gegeven, omdat zij hem wilde helpen. Hierna ziet [slachtoffer 1] dat er bijna € 5000,-- op haar bankrekening stond en dat er € 2500,-- was gepind. De verklaring van [slachtoffer 1] wordt dan ook ondersteund door de bankgegevens. De bankrekening werd hierop geblokkeerd. Op de vraag wie deze WhatsApp-fraude heeft gepleegd, antwoordt [slachtoffer 1] : [verdachte] .
Op 5 december 2023 worden er tijdens de aanhouding van verdachte een drietal bankpassen aangetroffen op naam van [bankpas-naam 1] , [bankpas-naam 2] en [bankpas-naam 3] . Verdachte verklaart ter terechtzitting deze personen niet te kennen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat iemand deze bankpassen in zijn auto heeft laten liggen, hij deze in 2020 in zijn portemonnee heeft gestopt en dat hij de pasjes was vergeten. De rekeningnummers en tenaamstellingen van twee van die drie bankpassen zijn eerder betrokken geweest bij WhatsApp-fraude. Verdachte verklaart niets met deze eerdere oplichtingen van doen te hebben. De aangiftes van de oplichting met deze aangetroffen bakpassen zijn op 11 juli 2021 en 9 september 2022 gedaan. Als de verklaring van verdachte klopt dat hij al jarenlang de beschikking over deze bankpassen heeft, dan waren deze bankpassen dus ook in zijn bezit op het moment dat er aangifte werd gedaan van de oplichting met die bankpassen. Dat verdachte de beschikking heeft over twee bankpassen van mensen die hij niet zegt te kennen op het moment dat er met die bankpassen fraude wordt gepleegd op een vergelijkbare wijze als de fraude waar feit 3 betrekking op heeft, sterkt de rechtbank in de overtuiging dat verdachte degene is die deze tenlastegelegde oplichting heeft gepleegd.
Daar komt bij dat [slachtoffer 1] al op 25 juli 2023 een belastende verklaring over verdachte heeft afgelegd bij de politie. Zij was op dat moment verliefd op verdachte en heeft kort daarvoor in Portugal een tatoeage laten zetten met de bijnaam van verdachte. De rechtbank merkt op dat [slachtoffer 1] op dat moment geen enkele reden heeft gehad om niet de waarheid te verklaren. [slachtoffer 1] is consequent blijven verklaren over de rol van verdachte bij deze oplichting, tot en met haar verklaring bij de rechter-commissaris. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsvrouw.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van alle hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 3 ten laste gelegde feit, de oplichting.
Vrijspraak ten aanzien van het medeplegen.
Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten dat verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan deze oplichting. Mogelijk dat er een derde betrokken is geweest die gebruik maakte van een Samsung telefoon, maar dit kan ook verdachte zelf zijn geweest. De rechtbank zal verdachte daarom partieel vrijspreken.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in het in de bijlage uitgewerkte bewijsmiddelenoverzicht, komt de rechtbank tot het oordeel dat ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen is dat:
Feit 1.
hijin ofomstreeks de periode van 21 augustus 2023 tot en met 5 december 2023te Eindhoven en/of Tilburg en/of Valkenswaard en/of eldersin Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,een ander, genaamd [slachtoffer 1] (werknamen [alias 1] en/of[alias 2] en/of[alias 3] ), (telkens) met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en/ofgeweld en/ofeen andere feitelijkheid en/ofdreiging metgeweld ofeen andere feitelijkheid en/of door afpersing en/of door fraude en/ofdoor misleiding en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/ofdoor misbruik van een kwetsbare positieof door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 1] heeft, heeft geworven en/ofvervoerden/of overgebrachtmet het oogmerk van uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 1) en/of
heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte,en/of zijn mededader(s)wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoedendat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) (artikel 273f lid 1 sub 4) en/of
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1] (artikel 273f lid 1 sub 6) en/of
heeft gedwongen of bewogen hem, verdachte,en/of zijn mededader(s)te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f lid 1 sub 9),
waarbij de dwangmiddelen uit artikel 273f Wetboek van Strafrecht lid 1 sub 1 hebben bestaan uit:
- het aangaan van een liefdesrelatie met die [slachtoffer 1] en/ofmede met gebruikmaking van de gevoelens van die [slachtoffer 1] voor hem, verdachte en/ofhet voorspiegelen van gezamenlijke toekomstplannen die [slachtoffer 1]ertoeaanzetten tot het verrichten en/of blijven verrichten van prostitutiewerkzaamheden en/of
- het brengen en/of houden van die [slachtoffer 1] in een positie waarin zij niet over een eigen bankrekening en/of financiële middelen kon beschikken (door het plegen van bankpasfraude/Whatsappfraude met behulp van de bankrekening en/of bankpas van die [slachtoffer 1] , waardoor de bankrekening/bankpas van die [slachtoffer 1] door de bank was geblokkeerd) en/of
- het isoleren van die [slachtoffer 1] van haar familie en/of vrienden en/of
- het(meermalen) duwen en/ofbij de keel pakken en/ofhet slaan van die [slachtoffer 1] en/of
- het zich op bozeen/of agressieve en/of (anderszins) dreigende en/of overheersende en/of denigrerendetoon/wijzeuiten tegen die [slachtoffer 1] en/of
- het onder controle houden en/of onder druk zetten van die [slachtoffer 1] door in de buurt te blijven en mede daarvoor (toe)zicht houden op die [slachtoffer 1] en/of op de door die [slachtoffer 1] verrichte prostitutiewerkzaamheden, waardoor het voor die [slachtoffer 1] werd bemoeilijkt zich aan die controle en/of die prostitutiewerkzaamheden te onttrekken en/of
- het invoeren van een boetesysteem en/ofhet opleggen van geldboetes aan die [slachtoffer 1] bij het niet nakomen van tussen verdachte en die [slachtoffer 1] gemaakte afsprakenen/of
en/ofwaarbij voornoemde "enige handeling" heeft bestaan uit:
- het regelen van één of meer werkplek(ken) voor die [slachtoffer 1] en/of
- het vervoeren(en/of laten vervoeren)van die [slachtoffer 1] van en naar diverse seksafspraken en/of
- het (laten) aanmaken en/ofonderhouden (waaronder begrepen het "omhoog plaatsen") vanéén of meeradvertenties op de website [webnaam] waarin die [slachtoffer 1] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en/of
- het maken van foto’s voor advertenties op de website [webnaam] waarin die [slachtoffer 1] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en/of
- het onderhouden van contacten met en/ofhet maken van afspraken met (potentiële) (prostitutie)klanten voor die [slachtoffer 1] en/ofhet maken van afspraken met die (potentiële) klanten over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en/ofde daarvoor te betalen bedragen en/of
- het aanzetten tot het laten zetten van een tatoeage op de rug van die [slachtoffer 1] met zijn, verdachtes, bijnaam en/of een verwijzing naar zijn, verdachtes, naam en/of
- het bepalen wanneer en/ofhoe vaak die [slachtoffer 1] prostitutiewerkzaamheden diende te verrichten en/of
- het bepalen welke prostitutiewerkzaamheden die [slachtoffer 1] diende te verrichten (waaronder seks zonder condoom) en/of
- het afpakken van(een aanzienlijk deel van)de verdiensten uit de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1] en/of
- het motiveren en/ofoverhalen van die [slachtoffer 1] om de prostitutiewerkzaamheden voort te zetten op momenten dat [slachtoffer 1] niet wilde werken;
Feit 2.
hij opof omstreeks30 oktober 2023 te Eindhoven [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] in het gezicht te slaan/stompen;
Feit 3.
hij opeen ofmeer tijdstippen opof omstreeks7 juni 2023te Eindhoven en/of Schaijk en/of Rotterdam, althansin Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,meermalen, (telkens) met het oogmerk om zichen/of een ander, wederrechtelijk te bevoordelen door (telkens) het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] en/of[slachtoffer 4] ,althans een of meer anderen,heeft bewogen tot de afgifte vaneen of meergeldbedrag(en), te weten € 2.219,69 en/of€ 2.100,81 van [slachtoffer 3] en/of€ 700 van [slachtoffer 4] , door zich in een of meer Whatsapp-berichten, verzonden naar die [slachtoffer 3] en/of[slachtoffer 4] , tegenover die [slachtoffer 3] en/of[slachtoffer 4] , voor te doen als zijnde de dochter van die [slachtoffer 3] en/of[slachtoffer 4] en/of daarbij/daarin aan die [slachtoffer 3] en/of[slachtoffer 4]mede te delen/te verzoeken – zakelijk weergegeven –
- dat zij een nieuwe telefoon en/of (met) een nieuw telefoonnummer heeft en/of
- dat zij hulp nodig had met het betalen van een of meer rekening(en) omdat zij dat nog niet kon met haar nieuwe telefoon en/of
- omeen of meergeldbedrag(en)over te maken op bankrekening [rekeningnummer] ten name van [slachtoffer 1] ,
als gevolg waarvan die [slachtoffer 3] en/of[slachtoffer 4] werd(en)bewogen tot afgifte/betaling vaneen of meergeldbedragen (tot een totaalbedrag van ongeveer € 5.020,50);
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 5,5 jaar met aftrek van het voorarrest. Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v WvSr wordt opgelegd, te weten een contactverbod ten aanzien van [slachtoffer 1] , en dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaard wordt.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling, oplichting van twee personen en mensenhandel in de vorm van seksuele exploitatie en uitbuiting van [slachtoffer 1] . Verdachte heeft een jonge en kwetsbare vrouw gedwongen in de prostitutie te werken en het door haar verdiende geld grotendeels aan hem af te staan. Mensenhandel, waarbij iemand onder uitoefening van dwang in de prostitutie wordt gehouden, is een vergaande en ontluisterende manier van uitbuiting, waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer ondergeschikt wordt gemaakt aan de zucht naar geldelijk gewin van de uitbuiter. De psychische gevolgen van dergelijke uitbuiting voor een slachtoffer zijn, zo is algemeen bekend, groot. De rechtbank is van oordeel dat deze vorm van mensenhandel reeds uit het oogpunt van generale preventie fors bestraft moet worden. Verdachte heeft er ter terechtzitting ook op geen enkele wijze blijk van gegeven het verwerpelijke van zijn handelen in te zien en dat rekent de rechtbank hem zwaar aan.
Daarnaast rekent de rechtbank verdachte aan dat hij, nadat hij was aangehouden, [slachtoffer 1] op zeer indringende wijze heeft geprobeerd van gedachten te laten veranderen. Deze gesprekken zijn in het licht van de verdenking ernstig en verontrustend te noemen.
Als strafverhogende factoren heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte een slachtoffer heeft gemaakt, dat het een kwetsbaar slachtoffer betrof, dat hij fysiek geweld niet schuwde, het lucratieve oogmerk en de verwezenlijking daarvan door verdachte, de afdracht van het verdiende geld aan verdachte, de faciliterende rol, het boetesysteem, het gebrek aan inzicht in de strafwaardigheid en het feit dat verdachte het slachtoffer heeft bewogen om een tatoeage te laten zetten.
Hoewel er, met betrekking tot de oplichting, strikt genomen enkel sprake is van financiële schade, heeft verdachte met zijn handelswijze een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van deze slachtoffers. Het fenomeen van Whatsapp-fraude zorgt voor angstgevoelens in de samenleving, niet alleen bij de personen die zijn opgelicht, maar ook bij anderen die vrezen dat hun ouders of naasten het volgende slachtoffer worden van deze praktijken. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de ernst van de feiten en de persoon van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de oriëntatiepunten voor straffen die de rechtbanken onderling hebben vastgesteld. Voor mensenhandel in geval van seksuele uitbuiting is allereerst het uitgangspunt een gevangenisstraf van 14 maanden indien er sprake is van categorie II en een gevangenisstraf van 30 maanden wanneer er sprake is van categorie III. De rechtbank is van oordeel dat deze zaak trekken heeft van zowel categorie II als categorie III. Zo kon [slachtoffer 1] geen klanten weigeren of zelf besluiten welke handelingen bij de klanten werden verricht, maar was er ook sprake van het gebruik van licht geweld, een loverboy-zaak en is er sprake van een inbreuk op de grondrechten en autonomie van [slachtoffer 1] .
Alles overwegend acht de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden. Aan deze voorwaardelijke straf zullen de voorwaarden worden verbonden zoals genoemd in het reclasseringsrapport van 19 december 2024. Deze voorwaarden zullen in het dictum van dit vonnis nader worden omschreven. De rechtbank zal tevens bevelen dat deze bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar is. Mensenhandel is een zeer ernstig feit dat eigenlijk per definitie inbreuk maakt op de onaantastbaarheid van het lichaam. Verdachte heeft door gebruikmaking van dwangmiddelen een kwetsbare jonge vrouw uitgebuit. Het is de rechtbank gebleken dat [slachtoffer 1] in ieder geval nog zeer kort geleden de hoop had om haar relatie met verdachte voort te zetten en dat verdachte ook tijdens zijn detentie diverse malen contact met [slachtoffer 1] heeft gezocht. Dit brengt direct ook het risico op verdere uitbuiting met zich. Ter voorkoming van dit risico acht de rechtbank de dadelijke uitvoerbaarheid in dit geval passend en noodzakelijk.
De rechtbank beoogt met het voorwaardelijk deel van de straf enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking te brengen en anderzijds invloed uit te oefenen op het toekomstige gedrag van verdachte.
De rechtbank legt een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd, nu zij verdachte partieel vrijspreekt en van oordeel is dat de op te leggen gevangenisstraf de ernst van de feiten voldoende tot uitdrukking brengt.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vrijheidsbeperkende maatregel.
De rechtbank ziet, met de officier van justitie, de meerwaarde van oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het WvSr, inhoudende een contactverbod – direct of indirect – ten aanzien van:
 [slachtoffer 1] , geboren [2002] te [geboorteplaats 2] ([geboorteland]).
De maatregel wordt opgelegd voor de duur van 5 jaren, met een vervangende hechtenis van 7 dagen per keer dat verdachte dit verbod overtreedt met een maximum van zes maanden.
De rechtbank verklaart deze maatregel dadelijk uitvoerbaar, omdat er, gelet op het bewezenverklaarde, de ontkennende houding van verdachte en de teliogesprekken in het strafdossier, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens aangeefster.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .

Benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een bedrag van € 2.210,-- aan materiële schade, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft toewijzing van de gehele vordering met toekenning van de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Het standpunt van de verdediging.
Gelet op de bepleite vrijspraak, heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Ook het bedrag van de schadevergoedingsmaatregel zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2023 tot de dag der algehele voldoening.
Gelet op artikel 60a van het WvSr bepaalt de rechtbank het aantal dagen gijzeling op 32.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat dit een voorwerp is dat aan verdachte toebehoorde en dit geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten is verkregen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 14e, 33, 33a, 36f, 38v, 38w, 57, 273f, 300 en 326 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1: mensenhandel;
Feit 2: mishandeling;
Feit 3: oplichting, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Straf en maatregelen
Legt op de volgende straf en maatregelen.
 Een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarde:
dat veroordeelde gedurende de proeftijd
geen contactzal opnemen, zoeken of hebben – in welke vorm dan ook, ook niet via derden – met [slachtoffer 1] , geboren [2002] te [geboorteplaats 2] ([geboorteland]), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat veroordeelde opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens bepaalde personen, beveelt de rechtbank dat deze bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar is.
 Legt op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidinhoudende dat veroordeelde gedurende 5 jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
[slachtoffer 1] , geboren [2002] te [geboorteplaats 2] ([geboorteland]).
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat veroordeelde opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens bepaalde personen, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid, Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Maatregel van schadevergoedingtot een bedrag
van € 2.210,--.
Legt aan veroordeelde op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] van een bedrag van € 2.210,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 07 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 32 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partijen.
Benadeelde partij [slachtoffer 3] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 3] , van een bedrag van 2.210,-- euro, bestaande uit materiële schade. De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 07 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt veroordeelde tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
Bepaalt dat veroordeelde van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Beslag
Verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen goed, te weten:
493,55 euro, goednummer: PL2100-2023266491-2144621.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. A.E. de Kryger en mr. A. van der Hilst, leden,
in tegenwoordigheid van mr. K.D.A.J. Hombergen, griffier,
en is uitgesproken op 30 januari 2025.