ECLI:NL:RBOBR:2025:479
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid van eiser na bezwaar
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV om hem per 14 oktober 2020 een WIA-uitkering toe te kennen. Eiser, die eerder als assemblagemedewerker werkte, heeft zich ziekgemeld en na een periode van arbeidsongeschiktheid een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV heeft hem 46,38% arbeidsongeschikt verklaard, maar na bezwaar is hij volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt geacht. Eiser is het niet eens met deze beslissing en stelt dat hij recht heeft op een IVA-uitkering, omdat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Hij onderbouwt zijn standpunt met een expertiserapport van orthopedisch chirurg R.J.J. Devilee, waarin zijn beperkingen worden beschreven.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 21 januari 2025, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde en de gemachtigde van het UWV aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het UWV de arbeidsongeschiktheid van eiser correct heeft vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsartsen van het UWV zorgvuldig hebben gehandeld en dat de door hen vastgestelde beperkingen juist zijn. Eiser heeft geen overtuigend bewijs geleverd dat de besluitvorming van het UWV onjuist is. De rechtbank wijst het beroep van eiser af, waardoor hij geen recht heeft op een IVA-uitkering en ook geen recht heeft op vergoeding van proceskosten.
De uitspraak is gedaan door rechter A.F. Vink en is openbaar uitgesproken op 31 januari 2025. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.