Uitspraak
RECHTBANK Oost-Brabant
1.De procedure
- de conclusie van antwoord,
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald,
Rechtbank Oost-Brabant
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, vorderde de rechtspersoon naar buitenlands recht, [eiseres] LIMITED, schadevergoeding van [gedaagde] B.V. wegens schade die zij zou hebben geleden door het leggen van beslag op een aantal van haar paarden. De rechtbank heeft op 30 juli 2025 geoordeeld dat de vordering van [eiseres] tot schadevergoeding wordt afgewezen, omdat zij de gestelde schade niet heeft onderbouwd. De procedure begon met een dagvaarding van [gedaagde] aan [eiseres] op 11 april 2023, waarin [gedaagde] een aanzienlijk bedrag vorderde. [gedaagde] had op 29 juni 2023 verlof gevraagd voor het leggen van conservatoir beslag, wat door de voorzieningenrechter werd verleend. De rechtbank oordeelde dat de beslagen onrechtmatig waren, maar [eiseres] kon niet aantonen dat zij daadwerkelijk schade had geleden door de beslaglegging. De rechtbank concludeerde dat de verklaring van de taxateur onvoldoende was om de schade te staven. Daarnaast werd de vordering tot vrijgave van een depotbedrag van € 35.000,00 toegewezen, omdat dit bedrag was gestort om een paard vrij te geven dat ten onrechte was beslagen. [eiseres] werd veroordeeld in de proceskosten, omdat zij grotendeels in het ongelijk was gesteld. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, ondanks de bezwaren van [gedaagde].