Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met producties 1 en 2;
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 24 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting BrabantWonen en de bewindvoerder van een huurder, [rechthebbende]. BrabantWonen vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een huurachterstand van meer dan drie maanden. De huurder had een huurachterstand opgebouwd door persoonlijke omstandigheden, waaronder gezondheidsproblemen en een daling van het inkomen. De bewindvoerder voerde verweer en stelde dat de tekortkoming van de huurder niet ernstig genoeg was om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. De kantonrechter oordeelde dat de tekortkoming van de huurder onvoldoende ernstig was en wees de vorderingen tot ontbinding en ontruiming af. De kantonrechter kende wel de huurachterstand van € 2.405,16 toe, te vermeerderen met wettelijke rente, maar wees de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten af, omdat het beding in de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend was. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.