ECLI:NL:RBOBR:2025:4694

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
71/120844-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet in georganiseerd verband met aanzienlijke hoeveelheden harddrugs

Op 25 juli 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk aanwezig hebben van aanzienlijke hoeveelheden harddrugs, waaronder amfetamine, cocaïne en MDMA. De zaak is voortgekomen uit een uitgebreid opsporingsonderzoek, genaamd 26Fareham, dat zich richtte op een criminele organisatie die zich bezighield met de handel in verdovende middelen via het darkweb. De verdachte werd op 29 november 2022 aangehouden na het aantreffen van drugs in zijn woning en in de buddyseat van zijn scooter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in samenwerking met anderen, opzettelijk deze drugs aanwezig heeft gehad en dat hij betrokken was bij de criminele organisatie. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en heeft een gevangenisstraf van 20 maanden opgelegd, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen, maar oordeelde dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigde.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Strafrecht
Onderzoek: 26Fareham
Parketnummer: 71.120844.23
Datum uitspraak: 25 juli 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboorteplaats] op [1989] ,
wonende te [woonplaats] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 maart 2024, 10, 13, 16 en 17 juni 2025 en 11 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 1 maart 2024.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 november 2022 te Roermond, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad:- meerdere enveloppen/postpakketten met in totaal ongeveer 5211,33 gram, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of- een open postpakket met twee witte sealbags bevattende ongeveer 170.68 gram (netto), althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en cocaïne en/of- ongeveer 310 gram (netto), althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of- ongeveer 660 gram (netto), althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of- ongeveer 94,74 gram (netto), althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of- ongeveer 64,47 gram (netto), althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMAzijnde amfetamine en/of cocaïne en/of MDMA, (een) middel(len) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (aangetroffen [adres 1] Roermond) en/of- meerdere enveloppen/postpakketten met in totaal ongeveer 1527 gram, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetaminezijnde amfetamine, een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; (aangetroffen in buddyseat van scooter met kenteken [kenteken] ).
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank tot een bewezenverklaring zal komen van het ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft partiële vrijspraak bepleit van de onderdelen van de tenlastelegging die betrekking hebben op de aangetroffen hoeveelheden harddrugs in de drie zwarte boxen in de (slaapkamer van de) woning aan de [adres 1] in Roermond en in de buddyseat van de scooter met kenteken [kenteken] .
De bewijsvraag.

Inleiding

Op 5 oktober 2021 is onder leiding van het Landelijk Parket van het Openbaar Ministerie (OM) een opsporingsonderzoek gestart onder de naam 26Fareham. Dit onderzoek werd opgestart mede naar aanleiding van op basis van artikel 126dd van het Wetboek van Strafvordering (Sv) verstrekte EncroChat-berichten uit onderzoek 26Lemont. In deze berichten waren niet-geïdentificeerde verdachten onderkend die zich op het darkweb gezamenlijk bezighielden met de export en verkoop van verdovende middelen, met name amfetamine en MDMA, door middel van postpakketten. De onderschepte EncroChat-berichten zijn verstuurd in de periode van 27 maart 2020 tot en met 3 juni 2020. Naast genoemde informatie uit onderzoek 26Lemont, heeft het onderzoeksteam ook informatie ontvangen uit onderzoek 26Argus. Het ging daarbij eveneens om onderschepte cryptoberichten, maar nu verstuurd via de berichtendienst Sky ECC. De verkregen informatie bevatte onder andere chatgesprekken tussen Sky ECC-gebruikers, maar ook telecom- en locatiegegevens van die gebruikers. De gebruikers kwamen in beeld door ‘hits’ op zoektermen in de categorieën ‘Finec’, ‘infra-post’, ‘synthetische drugs’ en ‘vuurwapens’. De onderschepte Sky ECC-berichten zijn verstuurd in de periode van 16 juni 2020 tot en met 4 maart 2021.
In onderzoek 26Fareham gaat het om de EncroChat-accountnamen ‘ [accountnaam 1] ’, ‘ [accountnaam 2] ’, ‘ [accountnaam 3] ’, ‘ [accountnaam 4] ’, ‘ [accountnaam 5] ’ en ‘ [accountnaam 6] ’ en onder meer de Sky ECC-accountnamen ‘ [accountnaam 7] ’, ‘ [accountnaam 8] ’, ‘ [accountnaam 9] ’ en ‘ [accountnaam 10] ’.
De inhoud van de cryptocommunicatie leidde tot de verdenking dat de gebruikers van deze EncroChat- en Sky ECC-ID’s zich in georganiseerd verband bezighielden met de handel in verdovende middelen. De gebruikers zouden als ‘vendor’ (leverancier) onder de naam [bedrijfsnaam] opgetreden hebben op het darkweb, het deel van het internet dat niet toegankelijk is met behulp van de standaard zoekmachines en browsers. Op het darkweb zouden zij op zogeheten darkmarkets vanaf maart 2020 op grote schaal verdovende middelen van lijst I van de Opiumwet (harddrugs) hebben verkocht aan klanten in het buitenland.
Bij het onderzoeksteam bestond op basis van de bevindingen het vermoeden dat [bedrijfsnaam] op deze wijze op verschillende darkmarkets duizenden drugsbestellingen heeft geleverd.
Het onderzoek op basis van de cryptoberichten en andere informatie, zoals gegevens van darkmarkets, dat zag op de periode 2020 tot en met mei 2022 betrof telkens historische bevindingen (de ‘terugkijk-fase’). Ook in de periode na mei 2022, de ‘live-fase’, is onderzoek naar [bedrijfsnaam] verricht. Deze live-fase bestond onder meer uit (stelselmatige) observaties, analyses van bakengegevens onder voertuigen van verdachten en analyse van mast- en telecomgegevens van de telefoons die bij de verschillende verdachten in gebruik waren.
Uit de onderzoeksbevindingen in deze live-fase is gebleken dat de organisatie gebruik maakte van verschillende inpaklocaties. De verdovende middelen werden verborgen in normale postzendingen en via legale postbedrijven verzonden. De bestellingen werden verpakt in een deklading van honden- of kattenvoer. De klaargemaakte pakketten werden steeds vanuit Limburg met de auto de Duitse grens over gebracht en aldaar gepost bij Duitse postkantoren of (onbemande) pakketpunten, veelal van DHL, om vanuit daar via de reguliere poststroom te worden verzonden naar de afnemers in heel Europa.
Het door het opsporingsonderzoek verkregen bewijsmateriaal heeft geleid tot de verdenking dat sprake was van een criminele drugsorganisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet met als deelnemers [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] , en waarbij [medeverdachte 1] en – bij diens afwezigheid vanwege detentie – zijn echtgenote [medeverdachte 2] sturende rollen zouden hebben gehad.
Uiteindelijk heeft onderzoek 26Fareham na een looptijd van ruim een jaar geleid tot een actiedag op 29 november 2022, waarbij een aantal verdachten is aangehouden, een groot aantal woningen en inpak- en opslaglocaties is doorzocht en een groot aantal goederen in beslag is genomen. Op deze actiedag zijn op diverse locaties hoeveelheden verdovende middelen aangetroffen.
Aan de verdachten aan wie deelname aan de organisatie wordt verweten, is ook steeds betrokkenheid bij de uitvoer van en de handel in verdovende middelen ten laste gelegd en – met uitzondering van [medeverdachte 2] – het opzettelijk aanwezig hebben van de hoeveelheden harddrugs die op de actiedag op verschillende locaties zijn aangetroffen.
Op de actiedag is [verdachte] in beeld gekomen naar aanleiding van het aantreffen van een aantal mogelijk aan de drugsorganisatie [bedrijfsnaam] te linken drugspakketten in de buddyseat van zijn scooter en in zijn woning. Hem wordt enkel verweten het (in vereniging) opzettelijk aanwezig hebben van deze hoeveelheden aangetroffen harddrugs.

Het bewijs

Zoals in de inleiding al is overwogen, wordt [verdachte] deelname aan het crimineel samenwerkingsverband [bedrijfsnaam] niet verweten.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het ten laste gelegde medeplegen van het aanwezig hebben van verschillende hoeveelheden harddrugs als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het samenwerkingsverband [bedrijfsnaam] gebruik maakte van opslag- en inpaklocaties. Op 29 november 2022 heeft in onderzoek 26Fareham een actiedag plaatsgevonden waarbij verschillende locaties zijn doorzocht, waaronder de woning van [verdachte] aan de [adres 1] in Roermond. [1] Deze locatie is bij het onderzoeksteam als inpaklocatie in beeld gekomen, nadat de inpaklocatie van [bedrijfsnaam] aan de [adres 2] in Herten was ontmanteld door enkele medeverdachten. Uit analyse van bakengegevens van voertuigen en zendmastgegevens van telefoons is gebleken dat vanaf 1 september 2022 de locatie [adres 2] in Roermond door deelnemers van het crimineel samenwerkings-verband [bedrijfsnaam] werd bezocht. [2] Op vier momenten waarop [medeverdachte 4] en [medeverdachte 7] naar binnen gingen bij de woning gelegen aan de [adres 1] werd door het observatieteam waargenomen dat zij tassen en/of dozen met onbekende inhoud naar binnen brachten of mee naar buiten namen. [3] Ook [medeverdachte 1] heeft tweemaal deze locatie bezocht. [4]
Uit het dossier volgt dat [verdachte] in beeld is gekomen tijdens de actiedag. [verdachte] werd toen gezien ter hoogte van zijn woning. Hij liep in de richting van een doorgang waar vuilniscontainers en brievenbussen geplaatst waren, deed een paarse vuilniszak in een vuilniscontainer en liep terug in de richting van zijn woning. [5]
Voor zijn woning stond een scooter met het kenteken [kenteken] . In de buddyseat van deze scooter werden in een plastic tas van de Lidl twee paarse vuilniszakken aangetroffen. In de eerste paarse vuilniszak bevonden zich drie witte luchtkussen enveloppen en drie bruine kartonnen enveloppen. In de tweede paarse vuilniszak bevonden zich vier witte luchtkussen enveloppen en twee bruine kartonnen enveloppen. [6] Alle enveloppen waren gefrankeerd en voorzien van adresgegevens in Duitsland. De inhoud van de in totaal twaalf enveloppen is onderzocht en deze bleken 1527 gram amfetamine te bevatten. [7] In deze twaalf enveloppen werden enveloppen voorzien van stickers met de afbeelding van een hart en de tekst ‘love’ aangetroffen. [8]
Bij een doorzoeking van de woning van [verdachte] zijn ook verschillende hoeveelheden verdovende middelen aangetroffen. In de woonkamer en keuken zijn in totaal aangetroffen (in een open postpakket met daarin twee witte sealbags) 170,68 gram amfetamine [9] , alsmede 310 gram amfetamine [10] , 660 gram MDMA [11] , 94,74 gram cocaïne [12] en 64,47 gram MDMA. [13] In een slaapkamer, achter de knieschotten, werden drie (zwartkleurige) boxen aangetroffen. In deze boxen zaten ongeadresseerde pakketten en bruine en witte enveloppen. [14] In totaal zijn in die zwarte boxen aangetroffen 1362 gram amfetamine (box 1) [15] , 1732 gram amfetamine (box 2) [16] , 1294 gram amfetamine (box 3) [17] en 823,33 gram amfetamine (enveloppen uit drie boxen) [18] (totaal 5211,33 gram). In elf enveloppen werden stickers met de afbeelding van een hart en de tekst ‘love’ aangetroffen. [19]
In de woning van [verdachte] werd een kentekenbewijs van de scooter met kenteken [kenteken] op naam van [verdachte] gevonden met daarbij een brief van het CJIB inhoudende een boete op dat kenteken. [20] De rechtbank stelt dan ook vast dat de scooter eigendom was van [verdachte] en dat hij daarvan gebruik maakte. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat ook andere personen dan [verdachte] van die scooter gebruik maakten.
[verdachte] heeft ontkend verdovende middelen aanwezig te hebben gehad. Door de verdediging is betoogd dat enkel wetenschap van en beschikkingsmacht over de in de woonkamer en keuken aanwezige verdovende middelen kan worden bewezen verklaard.
Naar het oordeel van de rechtbank geldt als uitgangspunt dat een eigenaar van een woning in beginsel verantwoordelijk kan worden gehouden voor alle goederen die zich daarin bevinden. De rechtbank overweegt dat de hoeveelheden verdovende middelen die in de woonkamer en keuken lagen voor [verdachte] zichtbaar waren en onder gemakkelijk feitelijk bereik. Gelet hierop acht de rechtbank het dan ook uitgesloten dat [verdachte] niet wist dat deze verdovende middelen in zijn woning aanwezig waren. De rechtbank acht dan ook bewezen dat [verdachte] deze verdovende middelen opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Door [verdachte] is verklaard dat het slot van zijn buddyseat kapot was en dat eenieder de aangetroffen verdovende middelen daarin zou kunnen hebben gestopt. Naar het oordeel van de rechtbank is een algemene ervaringsregel dat mensen geen waardevolle verdovende middelen in een buddyseat van een scooter stoppen die hun niet toebehoort. De rechtbank schuift de verklaring van [verdachte] dat hij geen wetenschap had van de drugspakketten in zijn buddyseat dan ook als volstrekt onaannemelijk terzijde. Ook kon hij over deze hoeveelheden drugs eenvoudig beschikken. Ook deze hoeveelheden verdovende middelen heeft [verdachte] opzettelijk aanwezig gehad.
De rechtbank acht voldoende aannemelijk geworden dat [verdachte] voornemens was om met zijn scooter de aangetroffen drugspakketten voor [bedrijfsnaam] te gaan bezorgen.
Gelet op de aanwezigheid van deelnemers van het crimineel samenwerkingsverband [bedrijfsnaam] in de woning van [verdachte] , de wijze waarop de drugspakketten waren verpakt waarbij onder meer gebruik werd gemaakt van de hiervoor genoemde kenmerkende stickers, en het gebruik van paarse vuilniszakken, waarvan is vastgesteld dat deelnemers van het samenwerkingsverband daar ook regelmatig gebruik van maakten [21] , kan genoegzaam worden vastgesteld dat de pakketten uit de buddyseat en uit de zwarte boxen afkomstig waren van of in verband gebracht konden worden met de criminele organisatie [bedrijfsnaam] . Steun hiervoor vindt de rechtbank tevens in de omstandigheid dat [verdachte] , kort nadat de politie bij zijn woning stond, is weggerend [22] en vrijwel direct daarna vier keer heeft geprobeerd om [medeverdachte 4] te bellen. [23] De rechtbank overweegt dat dit alles erop duidt dat [verdachte] heeft geprobeerd om [medeverdachte 4] te waarschuwen voor de aanwezigheid van de politie op deze betreffende inpaklocatie.
Hoewel de verdovende middelen in de drie boxen op de slaapkamer niet openlijk zichtbaar waren, had [verdachte] daarover ook feitelijke beschikkingsmacht. Door zich in te laten met deelnemers van een criminele organisatie die zich bezig hielden met online drugshandel en zijn woning als inpaklocatie [24] ter beschikking te stellen, heeft [verdachte] minst genomen welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zich in zijn woning, ook buiten zijn directe blikveld, andere hoeveelheden drugs zouden bevinden. Daarmee heeft [verdachte] (ten minste) voorwaardelijk opzet gehad op het aanwezig hebben van de verdovende middelen in de slaapkamer.
Medeplegen
Tot slot overweegt de rechtbank met betrekking tot het ten laste gelegde medeplegen nog het volgende.
De woning van [verdachte] fungeerde kennelijk mede als inpaklocatie voor [bedrijfsnaam] . Gebleken is dat deelnemers van dat crimineel samenwerkingsverband bij zijn woning kwamen en tassen en dozen die woning naar binnen of naar buiten brachten. Zoals hiervoor al overwogen, acht de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat [verdachte] de drugspakketten in de buddyseat van zijn scooter ten behoeve van [bedrijfsnaam] op de post zou gaan doen. In dit licht acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] in een bewuste en nauwe samenwerking met anderen de verdovende middelen in zijn woning en in de buddyseat van zijn scooter aanwezig heeft gehad. De hiervoor gebezigde bewijsmiddelen bevatten naar het oordeel van de rechtbank bovendien voldoende informatie om de intentie van [verdachte] gericht op een nauwe samenwerking af te leiden. De rechtbank brengt in dit kader in herinnering dat [verdachte] kort na de aankomst van de politie [medeverdachte 4] heeft proberen te waarschuwen. Ook hier volgt genoegzaam uit dat hij bekend was met de intenties van de medeverdachte(n).
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van de ten laste gelegde hoeveelheden verdovende middelen. Hetgeen door de verdediging overigens is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank verwerpt deze verweren.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte:
op 29 november 2022 te Roermond, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad:- meerdere enveloppen/postpakketten met in totaal 5211,33 gram van een materiaal bevattende amfetamine en- een open postpakket met twee witte sealbags bevattende 170,68 gram (netto) van een materiaal bevattende amfetamine en cocaïne en- 310 gram (netto) van een materiaal bevattende amfetamine en- 660 gram (netto) van een materiaal bevattende MDMA en- 94,74 gram (netto) van een materiaal bevattende cocaïne en- 64,47 gram (netto) van een materiaal bevattende MDMA,(aangetroffen [adres 1] Roermond) en
- meerdere enveloppen/postpakketten met in totaal 1527 gram van een materiaal bevattende amfetamine
(aangetroffen in buddyseat van scooter met kenteken [kenteken] ),zijnde amfetamine en cocaïne en MDMA telkens een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van de verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht te volstaan met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, van kortere duur dan gevorderd, al dan niet in combinatie met een taakstraf. Zij heeft daartoe en beroep gedaan op overschrijding van de redelijke termijn. Ook heeft zij gewezen op het beperkte verwijt aan het adres van verdachte in vergelijking met de andere strafzaken binnen onderzoek 26Fareham. Ten slotte heeft zij gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de gevolgen die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal hebben voor zijn werk, woning en relatie.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van grote hoeveelheden hard drugs. Het ging om diverse soorten, amfetamine, cocaïne, MDMA, en een deel van deze verdovende middelen was ingepakt en gereed voor verzending volgens de methode die de vendor [bedrijfsnaam] , die centraal staat in onderzoek 26Fareham, hanteert. De rechtbank betrekt deze context bij haar beslissing over de aan verdachte op te leggen straf.
Hoewel verdachte in verband met Opiumwetdelicten in een verder verleden een transactie heeft aanvaard en aan hem recenter ook met strafbeschikkingen twee geldboetes zijn opgelegd in verband met dergelijke delicten, komt hij nu voor het eerst in aanraking met politie en justitie in verband met Opiumwetdelicten van dit kaliber. De rechtbank heeft acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij lijkt zijn leven qua woning, werk en gezin op dit moment op orde te hebben.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf, en gaan bij het opzettelijk aanwezig hebben van tussen de 8 en 9 kilo harddrugs in georganiseerd verband al uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.
De rechtbank is zich ervan bewust dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ingrijpende gevolgen heeft voor verdachte en zijn gezin. De rechtbank is evenwel van oordeel dat de bewezen verklaarde feiten, zeker gelet op de context waarbinnen deze zijn begaan, te ernstig zijn om aan verdachte een andere straf op te leggen dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte echter wel aanleiding om in strafmatigende zin af te wijken van voormeld oriëntatiepunt.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving in beginsel niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden.
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn in deze zaak met ongeveer 7 maanden is overschreden. In verband met deze overschrijding zal de rechtbank volstaan met oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank tot een andere weging van de overschrijding van de redelijke termijn komt en voorts van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op artikelen 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2 (oud) en 10 van de Opiumwet.
De uitspraak.
De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende
straf:
* een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. T. Kraniotis, voorzitter,
mr. L. Soeteman en mr. M. Langstraat, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Weemers, griffier,
en is uitgesproken op 25 juli 2025.

Voetnoten

1.ZD01, p. 959.
2.ZD01, p. 616-617.
3.ZD01, p. 616-618.
4.ZD01, p. 616-617.
5.ZD01, p. 1333.
6.ZD01, p. 1314-1315.
7.ZD01, p. 1315-1322; eerste aanvulling op einddossier, p. 1939-1942.
8.ZD01, p. 1385.
9.ZD01, p. 1079, 1137-1138.
10.ZD01, p. 1080, 1139.
11.ZD01, p. 1080, 1140.
12.ZD01, p. 1081, 1141.
13.ZD01, p. 1081, 1142-1143.
14.ZD01, p. 1282.
15.ZD01, p. 1308-1313; eerste aanvulling op einddossier, p. 1947.
16.ZD01, p. 1303-1307; eerste aanvulling op einddossier, p. 1946.
17.ZD01, p. 1298-1302; eerste aanvulling op einddossier, p. 1938.
18.ZD01, p. 1335-1338, 1339-1340, 1342-1343, 1345-1346.
19.ZD01, p. 1384.
20.ZD01, p. 1349.
21.ZD01, p. 458, 870, 1166-1177.
22.ZD01, p. 960.
23.ZD01, p. 1562.
24.ZD01, p. 960.