ECLI:NL:RBOBR:2025:4687
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak en bewezenverklaring van gevaar en hinder op de weg door verkeersgedrag van verdachte
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 24 juli 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het veroorzaken van een verkeersongeval. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 augustus 2024 te Eindhoven, als bestuurder van een motorrijtuig, de controle over zijn voertuig heeft verloren, wat leidde tot een aanrijding met een fietser. De tenlastelegging omvatte onder andere het negeren van verkeerslichten en het slingerend rijden. Tijdens de zitting op 10 juli 2025 heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, maar de rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend was bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan roekeloos rijgedrag zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank sprak de verdachte vrij van dit primair ten laste gelegde feit, maar kwam wel tot de conclusie dat de verdachte door zijn handelen gevaar en hinder op de weg heeft veroorzaakt in de zin van artikel 5 WVW. De rechtbank legde een geldboete op van € 750,- en overwoog daarbij de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn afhankelijkheid van zijn rijbewijs voor werk.