ECLI:NL:RBOBR:2025:4671

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
01/100346-25 01/136730-24 01/017956-24 01/381033-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van aanhangwagens, elektrische fiets en drugsbezit met veroordeling tot gevangenisstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 23 juli 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen en het voorhanden hebben van amfetamine. De verdachte heeft in totaal vier aanhangwagens, een elektrische fiets en Pokémonkaarten gestolen. Daarnaast werd hij betrapt met 500 gram amfetamine. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft ook gebruik gemaakt van haar schattingsbevoegdheid bij de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen. De uitspraak volgde na een onderzoek ter terechtzitting op 9 juli 2025, waar de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging heeft gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn en dat er geen gronden zijn voor schorsing van de vervolging. De verdachte is schuldig bevonden aan de feiten zoals ten laste gelegd, en de rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij schadevergoedingen zijn vastgesteld voor de geleden schade. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van in beslag genomen goederen uitgesproken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 01.100346.25, 01.136730.24, 01.017956.24 en 01.381033.24 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 23 juli 2025
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1985] ,
wonende te [woonplaats] .
Dit vonnis is op tegenspraak (ex artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht) gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 juli 2025.
Op deze zitting heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen namens verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 2 juni 2025 (01.100346.25) en
3 juni 2025 (01.136730.24, 01.017956.24 en 01.381033.24).
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. 01-100346-25 feit 1:
hij op of omstreeks 10 augustus 2024 te Mierlo, gemeente Geldrop-Mierlo, in elk geval in Nederland,
een aanhanger, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
T.a.v. 01-100346-25 feit 2:
hij op of omstreeks 10 augustus 2024 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, in elk geval in Nederland,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 500 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine, zijnde amfetamine
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
T.a.v. 01-381033-24 feit 1:
hij op of omstreeks 15 mei 2024 te Nuenen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
pokemon speelgoed/artikelen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
T.a.v. 01-381033-24 feit 2:
hij op of omstreeks 14 mei 2024 te Mierlo, althans in Nederland,
pokemon speelgoed/artikelen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [winkel 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
T.a.v. 01-017956-24 feit 1:
hij, op of omstreeks 23 november 2023 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, althans in Nederland, een aanhangwagen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
T.a.v. 01-017956-24 feit 2:
hij, op of omstreeks 27 november 2023 te Helmond, althans in Nederland, een aanhangwagen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
T.a.v. 01-017956-24 feit 3:
hij, op of omstreeks 4 december 2023 te Helmond, althans in Nederland, een aanhangwagen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
T.a.v. 01-136730-24 feit 1:
hij op of omstreeks 30 augustus 2023 te Boxmeer een elektrische fiets, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen.

Indien tegen dit verkort vonnis een rechtsmiddel wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op dit verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan dit verkort vonnis gehecht.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
T.a.v. 01-100346-25 feit 1:
op 10 augustus 2024 te Mierlo, gemeente Geldrop-Mierlo,
een aanhanger, die aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
T.a.v. 01-100346-25 feit 2:
op 10 augustus 2024 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 500 gram, van een materiaal
bevattende amfetamine, zijnde amfetamine
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
T.a.v. 01-381033-24 feit 1:
op 15 mei 2024 te Nuenen,
tezamen en in vereniging met een ander,
Pokémon speelgoed/artikelen, die aan [winkel 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
T.a.v. 01-381033-24 feit 2:
omstreeks 14 mei 2024 te Mierlo,
Pokémon speelgoed/artikelen, die aan de [winkel 2] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
T.a.v. 01-017956-24 feit 1:
op 23 november 2023 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, een aanhangwagen, die aan [slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
T.a.v. 01-017956-24 feit 2:
op 27 november 2023 te Helmond, een aanhangwagen, die aan [slachtoffer 3] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
T.a.v. 01-017956-24 feit 3:
op 4 december 2023 te Helmond een aanhangwagen, die aan [slachtoffer 4] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
T.a.v. 01-136730-24 feit 1:
op 30 augustus 2023 te Boxmeer een elektrische fiets, die aan [slachtoffer 5] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit en de verdachte

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten of de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie acht alle aan verdachte tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en vordert dat aan verdachte een taakstraf van 150 uur met aftrek van het voorarrest wordt opgelegd. Daarnaast eist de officier van justitie dat aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar wordt opgelegd. Daarnaast heeft de officier van justitie verbeurdverklaring van het beslag gevorderd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman verzoekt de rechtbank de eis van de officier van justitie te volgen en geen gevangenisstraf op te leggen. De raadsman stelt dat het stadium van een taakstraf nog niet is gepasseerd en dat een gevangenisstraf, gezien de persoonlijke omstandigheden van verdachte, geen passende modaliteit is.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het (al dan niet in vereniging) stelen van vier aanhangwagens, een elektrische fiets en Pokémonkaarten. Diefstallen veroorzaken overlast en schade. Uit verdachtes handelen spreekt minachting voor andermans eigendom. Verdachte heeft bij het plegen van deze feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de slachtoffers.
Daarnaast was verdachte bij zijn aanhouding in het bezit van 500 gram amfetamine.
Het is algemeen bekend dat harddrugs schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Verdachte heeft door het bezit van deze harddrugs een bijdrage geleverd aan de instandhouding van deze criminele markt met alle nadelige gevolgen van dien. Verdachte heeft zich van deze risico’s niets aangetrokken en heeft zelf ook verklaard dat hij steelt om zijn drugsverslaving te kunnen bekostigen.
De rechtbank acht, gezien de aard en hoeveelheid van de bewezen verklaarde feiten, het opleggen van een taakstraf niet langer opportuun. De persoonlijke omstandigheden van verdachte maken dit oordeel niet anders. De rechtbank heeft bij het nemen van deze beslissing rekening gehouden met het e-mailbericht van Reclassering Nederland van
7 juli 2025. Daaruit blijkt dat verdachte zijn afspraken niet nakomt en dat zijn (eerder opgelegde) taakstraffen daarom geretourneerd zullen worden. Verdachte heeft eerder een tweede kans gehad en de reclassering ziet geen mogelijkheden meer voor de uitvoering van een taakstraf.
De officier van justitie en de raadsman hebben verzocht om een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf op te leggen. De rechtbank is echter van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf.
De rechtbank acht, alles afwegende, in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden passend en geboden. Een deel van deze straf, te weten 4 maanden, zal voorwaardelijk worden opgelegd, om verdachte er van te weerhouden wederom strafbare feiten te plegen.
De rechtbank legt hiermee een zwaardere straf op dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt en de officier van justitie bij de eis met name onvoldoende oog heeft gehad voor de veelheid aan feiten, de onbeschaamdheid waarmee verdachte te werk is gegaan en het feit dat verdachte in het verleden al diverse malen is veroordeeld voor soortgelijke feiten.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (01.017956.24, feit 1).

Volgens de officier van justitie dient de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering nu een onderbouwing daarvan ontbreekt. De rechtbank zou gebruik kunnen maken van haar schattingsbevoegdheid, omdat wel vast staat dat de benadeelde partij schade heeft geleden.
Volgens de raadsman dient de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering nu een onderbouwing daarvan ontbreekt.
Op basis van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte de aanhangwagen van de benadeelde partij heeft gestolen. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee met voldoende zekerheid komen vast te staan dat de benadeelde partij vermogensschade (zoals bepaald in artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW)) heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van verdachte. De rechtbank acht het derhalve redelijk en passend dat verdachte een vergoeding betaalt aan de benadeelde partij. De rechtbank zal een ambtshalve schatting maken van de hoogte van de geleden schade, nu bewijsstukken van de waarde van de aanhangwagen op het moment van de diefstal ontbreken.
De rechtbank stelt de schade naar billijkheid vast op € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de overige gevorderde schade. Dit gedeelte van de vordering is niet eenvoudig vast te stellen, omdat de bewijstukken over de waarde van de aanhangwagen thans ontbreken. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van (dit deel van) de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2023 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] (01.136730.24).

Volgens de officier van justitie is de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] tot een bedrag van € 800,00 toewijsbaar, met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de overige gevorderde schade dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat een onderbouwing van die schade ontbreekt.
Ten aanzien vaan de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] verzoekt de raadsman het bedrag van €800,00 te matigen naar een bedrag van €500,00, gelet op de oudheid van de fiets. Ten aanzien van de overige gevorderde schade dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De rechtbank acht slechts toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de materiële schadevergoeding voor de gestolen fiets op [adres] te Boxmeer, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de post “tijd om een andere fiets te kopen”, aangezien in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2023 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [winkel 2] (01.381033.24, feit 2).

Volgens de officier van justitie dient de benadeelde partij [winkel 2] niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering omdat, bij gebrek aan een uittreksel van de Kamer van Koophandel, niet aan de formaliteiten voor het indienen van een vordering is voldaan en de vordering ook overigens te veel vragen oproept.
De raadsman is het eens met het standpunt van de officier van justitie en heeft zich daarbij aangesloten.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van alle posten van de vordering, aangezien de stukken ontbreken waaruit blijkt dat gevolmachtigde de benadeelde partij mag vertegenwoordigen en namens de benadeelde partij een vordering mag indienen. Er is immers geen uittreksel van de Kamer van Koophandel meegestuurd en de gevolmachtigde is ook niet ter terechtzitting verschenen om dit gebrek te corrigeren. Daarnaast heeft de rechtbank verschillende vragen bij de gestelde schade. Het zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren indien de zaak hiervoor aangehouden zou moeten worden.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit een voorwerp is met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid en dit voorwerp ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorde.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 57, 60a, 63, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht
2, 10 van de Opiumwet.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. 01.100346.25:
Feit 1:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
T.a.v. 01.381033.24:
Feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen
Feit 2:
diefstal
T.a.v. 01.017956.24:
Feit 1:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Feit 2:
diefstal
Feit 3:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
T.a.v. 01.136730.24:
diefstal
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende (bijkomende) straffen en maatregelen.
T.a.v. 01-100346-25 feit 1, feit 2, 01-017956-24 feit 1, feit 2, feit 3, 01-136730-24 feit 1, 01-381033-24 feit 1, feit 2:
 Een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan
4 maanden voorwaardelijken een proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
T.a.v. 01.100346.25 feit 1:

Verbeurdverklaringvan het inbeslaggenomen goed, te weten: 1 STK Slijpmachine.
T.a.v. 01-017956-24 feit 1:
 Een
schadevergoedingsmaatregel:
De rechtbank legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van 250,00 euro.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 5 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade.
De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van 250,00 euro, bestaande uit materiële schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. 01-136730-24 feit 1:
 Een
schadevergoedingsmaatregel:
De rechtbank legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 5] , van een bedrag van 800,00 euro.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 16 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade.
De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] :
De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 5] , van een bedrag van 800,00 euro, bestaande uit materiele schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. 01.381033.24 feit 2:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [winkel 2] :
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. W. Heijninck en mr. C.W.H. Houg, leden,
in tegenwoordigheid van mr. S. van der Zeeuw en mr. C.A.M. Wentholt, griffiers,
en is uitgesproken op 23 juli 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.