ECLI:NL:RBOBR:2025:4670

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
11623679
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot onderbewindstelling van een betrokkene met geestelijke of lichamelijke beperkingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 17 juli 2025 uitspraak gedaan op een verzoek tot onderbewindstelling van een betrokkene. Het verzoek is ingediend door een verzoeker die zich zorgen maakt over de vermogensrechtelijke belangen van de betrokkene, die door zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is om zijn belangen zelf te behartigen. De mondelinge behandeling vond plaats op 14 mei 2025, waarbij de verzoeker via een beeldverbinding werd gehoord, en zijn zus, broer en de voorgestelde bewindvoerder aanwezig waren.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betrokkene niet in staat is om zich over het verzoek te uiten, en heeft daarom zonder zijn aanwezigheid uitspraak gedaan. De verzoeker heeft aangegeven dat hij niet goed op de hoogte wordt gehouden door zijn zus en broer over de vermogensrechtelijke belangen van de betrokkene, en dat hij van mening is dat er een professionele bewindvoerder moet worden benoemd. De zus en broer van de betrokkene hebben echter aangegeven dat zij in het belang van de betrokkene handelen en dat zij gezamenlijk in staat zijn om de zaken goed te regelen.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat er op dit moment onvoldoende redenen zijn om af te wijken van de wens van de betrokkene, die in zijn levenstestament heeft aangegeven dat hij zijn zaken zelf wil regelen. De verhouding tussen de verzoeker en zijn zus en broer is problematisch, maar er is geen bewijs dat de belangen van de betrokkene momenteel worden geschaad. Daarom heeft de kantonrechter het verzoek tot onderbewindstelling afgewezen. De beschikking kan door belanghebbenden binnen drie maanden na betekening worden aangevochten bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats Eindhoven
zaaknummer: 11623679 TD VERZ 25-586
datum : 17 juli 2025

beschikking op een verzoek tot onderbewindstelling

op verzoek van:
[naam verzoeker]
wonende te [postcode] [woonplaats] [land] , [adres] ,
hierna te noemen: verzoeker,
met betrekking tot:

[betrokkene] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres]
hierna te noemen: betrokkene.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoek (met bijlagen), ontvangen op 31 maart 2025;
  • de bereidverklaring van de voorgestelde bewindvoerder om tot bewindvoerder te worden benoemd;
  • de e-mails van verzoeker, ontvangen op 15 mei 2025 en 17 mei 2025;
  • de email van [belanghebbende] , ontvangen op 1 juni 2025.
Het verzoek is mondeling behandeld op 14 mei 2025. Van het verhandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. Via een beeldverbinding is verzoeker gehoord. Zijn zus, broer en de voorgestelde bewindvoerder zijn ter zitting verschenen

beoordeling

Het uitgangspunt van de wet is dat de betrokkene wordt gehoord over het verzoek. Uit de informatie volgt dat betrokkene, vanwege zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is zich over het verzoek te uiten dan wel de strekking hiervan te begrijpen. Gelet hierop doet de kantonrechter uitspraak zonder betrokkene te hebben gehoord.
Uit de ontvangen informatie blijkt voldoende dat betrokkene als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Betrokkene heeft bij een notariële volmacht bepaald dat zijn drie kinderen, [voornamen kinderen] , algemeen gevolmachtigden zijn, maar dat zij de taak gezamenlijk moeten uitoefenen. Het staat een gevolmachtigde vrij om elkaar beperkte of algemene volmacht te verlenen.
Verzoeker vraagt om het instellen van een bewind ten behoeve van betrokkene. Verzoeker is van mening dat hij door zijn zus en broer niet op de hoogte wordt gehouden over de vermogensrechtelijke belangen van betrokkene. Zij beslissen zaken zonder hem daarvan eerst op de hoogte te brengen. Nu er niet sprake is van een gezamenlijk handelen is verzoeker van mening dat aan het levenstestament voorbij moet worden gegaan, en dat er een professionele bewindvoerder moet worden benoemd.
Zus en broer hebben ter zitting medegedeeld dat zij in het belang van betrokkene handelen. Alle zaken die er zijn gedaan is verzoeker op de hoogte gebracht. Zij zijn van mening dat met een bewind de vrijheid die betrokkene nog heeft wordt ontnomen. Ook maken zij bezwaar tegen de voorgestelde professionele bewindvoerder omdat deze in hun ogen niet is.
Vooropgesteld moet worden dat het de wens van betrokkene is om uitvoering te geven aan zijn levenstestament. Uit de ingediende stukken en de behandeling ter zitting blijkt echter dat de verhouding tussen verzoeker en zijn zus en broer niet goed is en dat de verwachtingen over en weer anders zijn dan. De kantonrechter heeft daarom voorgesteld dat verzoeker, zijn zus en broer en de voorgestelde bewindvoerder in overleg gaan om dit te bespreken en om te kijken of de kou uit de lucht kan, en heeft hen daarvoor twee weken de tijd gegeven. Per email van 15 mei 2025 heeft verzoeker de kantonrechter laten weten dat hij ziet dat zijn zus en broer de intentie hebben om zaken goed te regelen, maar dat kennis van financiële en juridische zaken onvoldoende is om dit zorgvuldig, deskundig en transparant te kunnen doen. Het in de arm nemen van een boekhouder door zijn zus en broer toont dit ook aan. Per email van 17 mei 2025 heeft verzoeker de kantonrechter nogmaals geïnformeerd dat hij een kort gesprek heeft gehad met zijn zus en broer en dat zij hun bezwaren tegen een door uitgevoerd bewind niet willen opgeven. Zij stellen zich namelijk nog steeds op het standpunt dat zij, drieën, het nog steeds gezamenlijk goed kunnen regelen voor betrokkene. Bij email van 1 juni 2025 heeft broer de kantonrechter laten weten dat hij en zijn zus de zorg en financiën van hun vader willen door laten lopen zoals het al jaren gaat. Dit ook omdat betrokkene dit zo gewend is en hem dit zichtbaar goed doet.
Op zich zou het voorgaande, de broers en zus zitten niet op 1 lijn, aanleiding kunnen zijn om een derde aan te wijzen als bewindvoerder. Aan de andere kant blijkt ook niet dat de belangen van betrokkene momenteel worden geschaad of dat broer en zus hun werk niet goed doen. Het enkele feit dat verzoeker naar zijn zeggen niet voldoende wordt betrokken wil niet zeggen dat er niet goed voor betrokkene wordt gezorgd en ook overigens blijkt dat niet concreet. Er is daarom al met al op dit moment niet voldoende reden om af te wijken van de wens van betrokkene en om bewind uit te spreken. Het verzoek daartoe wordt daarom afgewezen.

beslissing

De kantonrechter:
- wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.H.E. Boerma, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2025.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking (digitaal) is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.