In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 30 januari 2025, zijn de beroepen van eisers 1 en eisers 2 tegen een besluit van de bewaarder van het kadaster behandeld. De zaak betreft de heroverweging van de vaststelling van de grens tussen drie percelen, die door de bewaarder op 19 april 2023 is vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat deze heroverweging moet worden aangemerkt als een primair besluit, omdat het niet op bezwaar maar ambtshalve is genomen. Dit betekent dat eisers eerst bezwaar hadden moeten maken voordat zij beroep konden instellen. Tijdens de zitting hebben eisers 2 verklaard geen verzoek te willen doen om rechtstreeks beroep, waardoor hun bezwaarschriften niet als (rechtstreeks) beroep kunnen worden aangemerkt. De rechtbank verklaart de beroepen van eisers niet-ontvankelijk en wijst erop dat de bewaarder een beslissing op de als bezwaarschriften aan te merken beroepschriften moet nemen. Tevens krijgen eisers een vergoeding voor hun proceskosten, omdat de bewaarder ten onrechte heeft vermeld dat beroep bij de rechtbank kon worden ingesteld tegen het besluit van 19 april 2023. De rechtbank bepaalt dat het door eisers 1 betaalde griffierecht van € 50,– en het door eisers 2 betaalde griffierecht van € 184,– aan hen wordt terugbetaald.