ECLI:NL:RBOBR:2025:4635

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
24/1697
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak inzake WOZ-waarde woning na tussenuitspraak met compromis tussen partijen

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning in [woonplaats], die door de heffingsambtenaar van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten, op € 446.000 was vastgesteld. De heffingsambtenaar handhaafde deze waarde na een bezwaar van eiser. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 7 maart 2025 de heffingsambtenaar de gelegenheid gegeven om een gebrek in de uitspraak op bezwaar te herstellen. Eiser heeft een wrakingsverzoek ingediend, dat door de wrakingskamer ongegrond is verklaard. Na een compromisvoorstel van de heffingsambtenaar, waarbij de waarde werd verlaagd tot € 410.000, hebben partijen overeenstemming bereikt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar niet in zijn bewijslast is geslaagd en heeft het beroep gegrond verklaard. De rechtbank heeft de waarde van de woning vastgesteld op € 410.000, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van proceskosten en griffierecht aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 24/1697
einduitspraak na tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. T.G. van Laarhoven),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten, de heffingsambtenaar
([naam]).

Inleiding

1. Eiser heeft beroep ingesteld bij de rechtbank, omdat hij het niet eens is met de vastgestelde WOZ [1] -waarde van de woning aan de [adres] in [woonplaats] (de woning).
1.1.
De heffingsambtenaar heeft de WOZ-waarde van eisers woning aan de [adres] in [woonplaats] met de beschikking van 28 februari 2023 vastgesteld op € 446.000. De WOZ-beschikking is opgenomen in het aanslagbiljet van dezelfde datum waarbij ook de aanslag onroerendezaakbelastingen (OZB) voor het kalenderjaar 2023 is bekend gemaakt.
1.2.
Met de uitspraak op bezwaar van 21 februari 2024 heeft de heffingsambtenaar de vastgestelde waarde gehandhaafd.
1.3.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar van 21 februari 2024 beroep ingesteld.
1.4.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft met haar tussenuitspraak van 7 maart 2025 een bestuurlijke lus toegepast en daarmee de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld om een gebrek in de totstandkoming van de uitspraak op bezwaar te herstellen. [2]
1.6.
Eiser heeft verzocht om wraking van de behandelend rechter.
1.7.
De wrakingskamer van de rechtbank heeft met haar beslissing van 24 april 2025 het verzoek van eiser kennelijk ongegrond verklaard. [3]
1.8.
De heffingsambtenaar heeft een compromisvoorstel gedaan. Eiser heeft hierop gereageerd met zijn brief van 13 juni 2025.
1.9.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken om een zitting te verzoeken.
1.10.
De heffingsambtenaar heeft op 11 juli 2025 gereageerd op de brief van eiser van 13 juni 2025.
1.11.
Eiser heeft ingestemd met het achterwege laten van een zitting.
1.12.
Omdat partijen daarna niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Feiten

2. Eiser is eigenaar van de woning.

Beoordeling door de rechtbank

3. Eiser wijst er in zijn schriftelijke zienswijze na de bestuurlijke lus terecht op dat in de tussenuitspraak ten onrechte staat dat hij uit [plaats] komt. Eiser woont in [woonplaats]. De rechtbank herstelt dat door in deze (eind)uitspraak de juiste woonplaats op te nemen.
4. In beroep is het aan de heffingsambtenaar om aannemelijk te maken dat hij de waarde van de woning niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is de heffingsambtenaar hierin niet geslaagd.
4.1.
De heffingsambtenaar heeft bij wijze van compromis aan eiser voorgesteld om de waarde van de woning te verlagen tot € 410.000. Eiser kan zich in deze waarde vinden en verzoekt de rechtbank om de waarde van de woning dienovereenkomstig vast te stellen.
4.2.
Uit het aanbieden van genoemd compromisvoorstel dat een lagere waarde inhoudt dan de vastgestelde waarde, volgt dat de heffingsambtenaar erkent dat de vastgestelde waarde te hoog is en dat hij er (dus) niet in is geslaagd het tegendeel aannemelijk te maken. Omdat de heffingsambtenaar niet in zijn bewijslast is geslaagd en partijen overeenstemming hebben bereikt over de waarde, zal de rechtbank de waarde van de woning op die overeengekomen waarde vaststellen.
4.3.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar, stelt de waarde van de woning vast op € 410.000 en zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats komt van de vernietigde uitspraak op bezwaar.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt. Omdat het beroep gegrond is, heeft eiser recht op vergoeding van zijn proceskosten die door de heffingsambtenaar moet worden betaald.
5.1.
De rechtbank stelt de proceskostenvergoeding voor de beroepsfase voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 453,50 zoals (uiteindelijk) door beide partijen is bepleit. De rechtbank stelt de proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.294. Partijen zijn het (ook) over de hoogte van deze vergoeding ook eens.
5.2.
Omdat het beroep gegrond is, moet de heffingsambtenaar het door eiser betaalde griffierecht aan hem vergoeden.
5.3.
De rechtbank wijst de heffingsambtenaar erop dat hij op grond van deze uitspraak de te vergoeden bedragen voor proceskosten en het griffierecht uitsluitend mag uitbetalen op een bankrekening die op naam staat van eiser. [4]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • stelt de waarde van de woning aan de [adres] in [woonplaats] voor het kalenderjaar 2023, per waardepeildatum 1 januari 2022, vast op € 410.000 en bepaalt dat de heffingsambtenaar de aanslag onroerendezaakbelasting vermindert overeenkomstig deze waarde;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
  • draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht aan eiser te vergoeden tot een bedrag van € 51;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar tot een betaling van € 1.747,50 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van E.H.J.M.T. van der Steen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘sHertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘sHertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ‘sHertogenbosch.

Voetnoten

1.Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ).
2.Rechtbank Oost-Brabant 28 maart 2025, ECLI:NL:RBOBR:2025:1726.
3.Rechtbank Oost-Brabant 24 april 2025, WR 25/008 (niet gepubliceerd).
4.Artikel 30a, vierde lid, van de Wet WOZ.