In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning in [woonplaats], die door de heffingsambtenaar van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten, op € 446.000 was vastgesteld. De heffingsambtenaar handhaafde deze waarde na een bezwaar van eiser. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 7 maart 2025 de heffingsambtenaar de gelegenheid gegeven om een gebrek in de uitspraak op bezwaar te herstellen. Eiser heeft een wrakingsverzoek ingediend, dat door de wrakingskamer ongegrond is verklaard. Na een compromisvoorstel van de heffingsambtenaar, waarbij de waarde werd verlaagd tot € 410.000, hebben partijen overeenstemming bereikt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar niet in zijn bewijslast is geslaagd en heeft het beroep gegrond verklaard. De rechtbank heeft de waarde van de woning vastgesteld op € 410.000, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van proceskosten en griffierecht aan eiser.