ECLI:NL:RBOBR:2025:4572
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verkrachting en mishandeling wegens onvoldoende bewijs in een zedenzaken
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 24 juli 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting en mishandeling van zijn echtgenote. De tenlastelegging betrof incidenten die zich op 16 juli 2022 in Valkenswaard zouden hebben voorgedaan, waarbij de verdachte zijn echtgenote zou hebben gedwongen tot seksuele handelingen en haar zou hebben mishandeld door haar in het gezicht te slaan. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek ter terechtzitting, dat plaatsvond op 10 juli 2025, vastgesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van de aangeefster werden als summier en onvoldoende betrouwbaar beoordeeld, en de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] konden niet als steunbewijs dienen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vordering van de officier van justitie niet kon worden bewezen en heeft de verdachte vrijgesproken van zowel de primair als subsidiair ten laste gelegde feiten. Tevens is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, en zijn de proceskosten gecompenseerd.