ECLI:NL:RBOBR:2025:4546

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
01/993252-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in drugslabzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 20 juni 2025 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde in verband met drugshandel. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om een onderbouwde schatting te maken van het door de veroordeelde genoten voordeel. De vordering was gebaseerd op een bedrag van € 3.375.254,00, dat door de officier van justitie was gepresenteerd als het wederrechtelijk verkregen voordeel van de drugslabs in Someren en Neerkant. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdediging terecht had aangevoerd dat er geen rekening was gehouden met kosten voor laboranten en dat de verdeelsleutel voor de verdeling van het voordeel tussen de betrokken verdachten onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat, hoewel het aannemelijk was dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel had genoten, de stukken niet voldoende waren om het exacte bedrag vast te stellen. Daarom werd de vordering afgewezen, en ook het verzoek tot aanhouding van de verdediging werd afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer ontneming: 01.993252.21
Datum uitspraak: 20 juni 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1965] ,
wonende te [adres] ,
hierna: veroordeelde.

Het procesverloop.

De rechtbank Oost-Brabant heeft in de strafzaak met parketnummers 01.993252.21, 01.993325.21 en 01.993359.21 op 17 januari 2023 vonnis gewezen.
Het onderhavige vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 december 2024 en 6 juni 2025.
De vordering van de officier van justitie strekt tot het opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.248.027,50, ter terechtzitting van 13 december 2024 aangepast naar € 3.375.254,00, ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 13 december 2024 beslist tot een schriftelijke voorbereiding ingevolge het bepaalde in artikel 511d van het Wetboek van Strafvordering. De advocaat van veroordeelde heeft op 19 februari 2025 een conclusie van antwoord ingediend. De officier van justitie heeft hierop op 12 maart 2025 schriftelijk gereageerd. Op 27 maart 2025 heeft de advocaat een conclusie van dupliek ingediend.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van het Openbaar Ministerie en van wat van de zijde van veroordeelde naar voren is gebracht.

De beoordeling van de vordering.

Het standpunt van de officier van justitie.
Ter terechtzitting van 6 juni 2025 heeft de officier van justitie gepersisteerd bij de vordering in die zin dat zij de rechtbank heeft verzocht uit te gaan van een totaal voordeel van
€ 3.375.254,00 voor de lablocaties Someren en Neerkant. Van dit bedrag moet 50 procent (ruim 1.65 miljoen euro) worden toegerekend aan veroordeelde en medeveroordeelde [medeverdachte 1] . De officier van justitie heeft verzocht beiden voor dat bedrag hoofdelijk aansprakelijk te stellen.
Hoewel van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel ten onrechte geen kosten voor laboranten zijn afgetrokken, heeft de veroordeelde geen begin van bewijs geleverd over de hoogte van deze kosten.
Aan veroordeelden [verdachte] en [medeverdachte 1] wordt de helft van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de productielocaties in Neerkant en Someren toegerekend en bij het ontbreken van aanwijzingen voor een andere verdeelsleutel zijn zij hiervoor hoofdelijk aansprakelijk. De zaak is gereed voor een inhoudelijke beoordeling en de officier van justitie heeft zich daarom verzet tegen het door de verdediging ingediende aanhoudingsverzoek.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de zaak aangehouden dient te worden. In hoger beroep in de hoofdzaak is bij het Gerechtshof verzocht de onderzoeken 26Leie en Baraga gelijktijdig inhoudelijk te behandelen. In de hoofdzaak kan dan met inachtneming van beide onderzoeken de rolverdeling beter uiteengezet worden. Zonder het gehele dossier Baraga, in ieder geval voor zover dat ziet op de onderdelen Someren en Neerkant, kan er geen volledig afgewogen berekening gemaakt worden. Verder is onduidelijk waarom bijvoorbeeld Van Lierop en Bijsterbosch niet bij de berekening zijn betrokken. In ieder geval zouden er meer personen meegenomen moeten worden in de verdeling van het berekende wederrechtelijk verkregen voordeel. Ook zijn er ten onrechte geen kosten bij de berekening betrokken voor de laboranten. Daarnaast is het dossier niet volledig en ontbreken er verhoren van de veroordeelden.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de ontnemingsvordering dient te worden afgewezen, omdat het vonnis waarop de ontnemingsrapportage is gebaseerd, is gewezen naar aanleiding van een onvolledig dossier. Het vonnis van de rechtbank van 17 januari 2023 is namelijk enkel gebaseerd op resultaten uit het onderzoek 26Leie. De resultaten uit het onderzoek Baraga waren bij de rechtbank niet bekend en zijn dus ook niet bij de overwegingen en beslissingen betrokken. Met de resultaten uit het onderzoek Baraga was er wellicht een andere beoordeling en duiding van de rol van veroordeelde gemaakt. Het standpunt van de verdediging is dan ook dat niet tot een voldoende nauwkeurige en afgewogen berekening kan worden gekomen van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Daarom dient de ontnemingsvordering in zijn geheel te worden afgewezen.
Tot slot heeft de verdediging zich meer subsidiair op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk gemaakt kan worden dat veroordeelde enig wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten en zij stelt dan ook dat het wederrechtelijk voordeel vastgesteld dient te worden op € 0.
Het oordeel van de rechtbank.
De vordering is tijdig ingediend.
Bij vonnis van deze rechtbank van 17 januari 2023 is veroordeelde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren met aftrek als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht voor de volgende feiten:
  • medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
  • medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
  • medeplegen van ‘om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen/vervoermiddelen/stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit’;
  • medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
  • medeplegen van ‘om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen/vervoermiddelen/stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit’.
Op grond van deze veroordeling kan aan veroordeelde de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, verkregen door middel van of uit de baten van de feiten ter zake waarvan hij is veroordeeld of uit andere strafbare feiten, als bedoeld in artikel 36e, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict.
Op 13 november 2024 is door de Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche in onderzoek 26Leie een ontnemingsrapport (met bijlagen) opgesteld met onderzoeksnummer LERCE21002-269. Hieruit blijkt het volgende:

Onderzoeksperiode.

De onderzoeksperiode heeft betrekking op de veroordelingen ten aanzien van de parketnummers 01/993253-21 en 01/993252-21 (drugslab Neerkant) en de parketnummers 01/993323-21 en 01/993325-21 (drugslab Someren), zoals voornoemd en het moment van aantreffen drugslab. De onderzoeksperiode voor wat betreft het wederrechtelijk verkregen voordeel in relatie tot het aangetroffen drugslab in Someren is vastgesteld van maart 2020 tot en met december 2020. De onderzoeksperiode voor wat betreft het wederrechtelijk verkregen voordeel in relatie tot het aangetroffen drugslab in Neerkant is vastgesteld van juli 2020 tot en met februari 2021.

Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel Someren.

Zoals reeds eerder in dit rapport wederrechtelijk verkregen voordeel verwoord is er een
verwevenheid tussen de onderzoeken 26Leie en BARAGA, waarbij verdachten in beide onderzoeken verantwoordelijk zijn voor de vervaardiging van synthetische drugs op de locaties Someren en Neerkant. In beide onderzoeken worden verdachten vervolgd die een organiserende en sturende rol hadden. In onderzoek BARAGA de verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , en in onderzoek 26Leie de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] . In samenspraak met onderzoek BARAGA werd besloten dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de beide drugslabs Someren en Neerkant voor de verdachten in BARAGA zou worden berekend door het FINO -- FINEC team van de Divisie Regionale Recheche (DRR), waarna het opgestelde rapport wederrechtelijk verkregen voordeel zou worden overgenomen door onderzoek 26Leie.
Voor de gedetailleerde berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel van het drugslab in Someren wordt dan ook verwezen naar het rapport wederrechtelijk verkregen opgemaakt in onderzoek BARAGA dat zich richtte op de verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , maar tevens van toepassing is op de verdachten [medeverdachte 1] en J [verdachte] in onderzoek 26Leie.
Hieronder wordt een samenvattende versie van dat rapport weergegeven, wat uiteindelijk leidt tot het berekende wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] .

Wederrechtelijk verkregen voordeel drugslab Someren.

Onderstaande berekening wederrechtelijk verkregen voordeel betreft een feitberekening conform artikel 36e lid 2 Wetboek van Strafrecht. Op basis van het feit (het produceren van synthetische drugs) is in deze rapportage op basis van aannemelijkheid een berekening wederrechtelijk verkregen voordeel gemaakt.

(…)

Opbrengst op basis van afval.

De opbrengst op basis van afval wordt hieronder uiteengezet ter onderbouwing van voornoemde opbrengst. Aan de hand van de aangetroffen hoeveelheid afval werd door het LFO een schatting gemaakt van de hoeveelheid amfetaminepasta die met de voormalige inhoud kon worden geproduceerd. In totaal zijn er in het lab 48 lege zakken met restanten MAPA aangetroffen en 29 lege dopvaten. Deze dopvaten bevonden zich in de container en de loods. Op basis van deze lege dopvaten kan worden gesteld dat er 5.800 liter formamide is verwerkt voor productie. Uit 5.800 liter formamide kan tussen de 6.958 en 9.278 onversneden amfetamine-pasta worden geproduceerd.
Opmerking verbalisant: tijdens het onderzoek is gebleken dat de verdachten amfetamine-olie produceerden en geen amfetamine-pasta. Onderstaande berekening zal dus niet uitgaan van de amfetamine-pasta als eindproduct, maar van amfetamine-olie.
Uit de Encrochat berichten in combinatie met de aangetroffen notities in de woning op het perceel kan worden afgeleid dat over de periode van maart 2020 tot en met december 2020 op grote schaal BMK, BMK-olie en amfetamine-olie werd geproduceerd. Uit de Encrochat berichten bleek dat er 280 liter formamide werd verbruikt voor een opbrengst van 135 liter amfetamine-olie (één productie). Aan de hand van de gedetailleerde omschrijving van de eerste productie kan worden berekend hoeveel producties er hebben plaatsgevonden in de gestelde periode. Hiervoor wordt het totaal verbruik aan formamide uit het LFO rapport gedeeld door het gebruik van formamide bij de eerste productie. Hieruit blijkt het volgende:
Totaal verbruik 5.800 liter formamide
Verbruik eerste productie 280 liter formamide
Aantal producties 20,7 producties
Aan de hand van deze berekening kan gesteld worden dat in de periode van maart 2020 tot en met december 2020 er 20,7 producties zo groot als bij de eerste productie hebben plaatsgevonden. In het voordeel van de verdachte wordt het aantal producties over deze periode afgerond naar 20 producties. Dat zou betekenen dat er over een periode van 10 maanden 20 producties hebben plaatsgevonden en dat zijn gemiddeld 2 producties per maand.
Uit de EncroChats blijkt dat er voor de eerste productie in het lab in Someren een opbrengst was van 135 liter amfetamine-olie. Deze opbrengst is gebruikt voor de berekening van de totale productie. De totale opbrengst amfetamine-olie wordt daarom 2.700 liter (135 liter x 20 producties).
Dit leidt tot de volgende opbrengst: 2.700 liter x €770,00 per liter = € 2.079.000,00.

Kosten.

Om tot de kostenberekening te komen voor één productie werd gebruik gemaakt van berichten uit cryptodata waarin precies staat beschreven wat er per stap werd verbruikt. Indien uit de Encrochat berichten geen kosten bleken voor een bestanddeel, werd gebruik gemaakt van Prijzen Drugs & (pre-) Precursoren 2020. Deze prijzen zijn afkomstig van het Cluster Synthetische Drugs van de Dienst Landelijke Recherche en zijn samengesteld door de experts op het gebied van synthetische drugs en precursoren. Bij de kostenberekening binnen onderzoek BARAGA werden de kosten voor Apaan, Fosforzuur, Mierenzuur, Formamide, Caustic Soda, Hardware en huur van de loods in mindering gebracht
waarbij men uitkwam op de volgende berekening per productie voor het drugslab in Someren:
Kosten per productie totaal
Apaan € 27.500,00
Fosforzuur € 1.980,00
Mierenzuur € 735,00
Formamide € 3.264,00
Caustic soda € 255,00
Hardware € 1.114,00
Huur loods € 1.250,00
Kosten € 36.098,00
Gesteld kan worden dat de kosten voor de eerste productie € 36.098,00 bedragen.
Deze kosten worden doorgetrokken over alle 20 producties. Dit leidt tot de volgende kosten voor lab Someren: 20 producties x € 36.098,00 = € 721.960,00.

Recapitulatie wederrechtelijk verkregen voordeel lab Someren.

Het wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt op basis van het vorenstaande:

Opbrengst € 2.079.000,00
Kosten € 721.960,00
Wederrechtelijk verkregen voordeel € 1.357.040,00
Op grond van het vorenstaande wordt gesteld, dat in het drugslab te Someren een wederrechtelijk verkregen voordeel is verkregen van € 1.357.040,00.

Wederrechtelijk verkregen voordeel drugslab Neerkant.

Onderstaande berekening wederrechtelijk verkregen voordeel betreft een feitberekening conform artikel 36e lid 2 Wetboek van Strafrecht. Op basis van het feit (het produceren van synthetische drugs) is in deze rapportage op basis van aannemelijkheid een berekening wederrechtelijk verkregen voordeel gemaakt.

(…)
Opbrengst op basis van afval.
Aan de hand van de aangetroffen hoeveelheid afval kan een schatting worden gemaakt van de hoeveelheid amfetamine olie. In totaal zijn er 42 lege dopvaten van 200 liter aangetroffen welke duiden op 5.250 liter amfetamine olie. Ter plaatse werd 1.300 liter zuivere en ongezuiverde amfetamine olie aangetroffen welke in mindering gebracht dient te worden op de 5.250 liter amfetamine olie. Hierdoor resteert een hoeveelheid van 3.950 liter amfetamine olie. Volgens het overzicht Prijzen en (pre-)precursoren werd in 2020 een liter amfetamine olie verkocht voor € 770,00.
Dit leidt tot de volgende opbrengst: 3.950 liter x € 770,00 per kilogram = € 3.041.500,00 op
basis van afval.
3.950 liter staat gelijk aan ongeveer 22 producties (3.950 / 175 liter). Verdeeld over de periode van 8 maanden / 239 dagen (2 juli 2020 tot en met 25 februari 2021) staat dit gelijk aan ongeveer 2,75 producties per maand.
In het voordeel van de verdachten zal worden gerekend met de opbrengst op basis van afval, zijnde 22 producties.

Kosten.

In zowel het drugslab in Someren als het drugslab in Neerkant werd gekookt volgens de
loogmethode. Op basis van het drugslab in Someren bleek met welke verhoudingen gerekend kon worden voor één productie. Uit onderzoek BARAGA bleek echter dat Neerkant per productie meer liters werden geproduceerd (gemiddeld 175 liter per productie). Ook bleek uit onderzoek BARAGA dat de kosten voor pre-precursoren waren veranderd in het jaar 2020. De drugslaboratoria Someren en Neerkant werden beide in de zwaarste categorie qua productiecapaciteit gecategoriseerd. Derhalve wordt bij de kostenberekening voor beide laboratoria uitgegaan van gelijksoortige productie. Hierna wordt een kostenberekening gemaakt voor één productie met de verhoudingen zoals bekend
werd bij de productie in het lab in Someren, maar dan conform de hogere opbrengst liters per productie en de kosten zoals voornoemd. Bij de kostenberekening binnen onderzoek BARAGA werden de kosten voor Apaan, Fosforzuur, Mierenzuur, Formamide, Caustic Soda, Hardware en huur van de loods in mindering gebracht waarbij men uitkwam op de volgende berekening per productie voor het drugslab in Neerkant:
Kosten per productie totaal
Apaan € 35.625,00
Fosforzuur € 2.280,00
Mierenzuur € 792,00
Formamide € 4.224,00
Caustic soda € 330,00
Hardware € 1.444,00
Huur loods € 1.818,00
Kosten € 46.513,00
Gesteld kan worden dat de kosten per productie € 46.513,00 bedragen. Deze kosten worden doorgetrokken over alle 22 producties. Dit leidt tot de volgende kosten voor lab Neerkant: 22 producties x € 46.513,00 = € 1.023.286,00

Recapitulatie wederrechtelijk verkregen voordeel lab Neerkant.

Het wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt op basis van het vorenstaande:

Opbrengst € 3.041.500,00
Kosten € 1.023.286,00
Wederrechtelijk verkregen voordeel € 2.018.214,00
Op grond van het vorenstaande wordt gesteld, dat in het drugslab te Neerkant een wederrechtelijk verkregen voordeel is verkregen van € 2.018.214,00.

Verdeling wederrechtelijk verkregen voordeel beide drugslabs.

Op grond van het vorenstaande wordt gesteld dat het volgende wederrechtelijk verkregen voordeel werd verkregen met de drugslabs in Neerkant en Someren.

Opbrengst Someren € 2.079.000,00
Opbrengst Neerkant € 3.041.500,00
Kosten Someren € 721.960,00
Kosten Neerkant € 1.023.286,00
Wederrechtelijk verkregen voordeel € 3.375.254,00
Uit de cryptodata bleek dat meerdere personen delen in de winst voor de labs in Someren en
Neerkant. Zoals blijkt uit het proces-verbaal met het nummer OB2R020142-927 binnen onderzoek BARAGA, werd de opbrengst over vier personen verdeeld, zijnde [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en een vierde persoon. Ook uit OVC gesprekken binnen onderzoek BARAGA is gebleken dat [medeverdachte 2] 50% pakt van de opbrengst. Zoals beschreven in het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel van onderzoek BARAGA wordt er, gelet op vorenstaande, voor de verdeling vanuit gegaan dat [medeverdachte 2] de
helft van het wederrechtelijk verkregen voordeel toe-eigent en dat vanuit daar een verdeling plaats vindt tussen [medeverdachte 2] en zijn zoon [medeverdachte 3] . Gelet op de familiaire band tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] is niet vastgesteld hoe de verkregen wederrechtelijk verkregen voordelen daadwerkelijk zijn verdeeld tussen beiden.
Dit leidt tot een berekend wederrechtelijk verkregen voordeel van € 1.687.627,00 (€ 3.375.254,00 gedeeld door 2) voor de verdachten [medeverdachte 2] als [medeverdachte 3] .
De andere helft (50%) van het wederrechtelijk verkregen voordeel komt toe aan verdachte [medeverdachte 1] die de opbrengst weer deelde met een vierde persoon. Met deze vierde persoon wordt, gelet op de familiaire band en de rol van organisator en aanstuurder binnen onderzoek 26Leie (zoals ook luidt in het vonnis), met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid bedoeld verdachte [verdachte] . Dit leidt tot een berekend wederrechtelijk verkregen voordeel van € 1.687.627,00 (€ 3.375.254,00 gedeeld door 2) voor de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] . Omdat er geen andere aanknopingspunten zijn dan dat zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] als organisator en aanstuurder voor beide labs werden veroordeeld is het bedrag van € 1.687.627,00 evenredig verdeeld, namelijk:
€ 842.813,50 voor [medeverdachte 1]
€ 842.813,50 voor [verdachte] .
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of veroordeelde op enigerlei wijze wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van voormelde strafbare feiten waarvoor hij werd veroordeeld en/of andere feiten als bedoeld in artikel 36e, derde lid van het Wetboek van Strafrecht.
Voorop staat dat een redelijke en billijke bewijslastverdeling in ontnemingszaken met zich brengt dat het Openbaar Ministerie naar aanleiding van een financieel onderzoek gemotiveerd en beredeneerd aangeeft dat de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten van een bepaalde omvang en dat, indien de veroordeelde zich daarmee niet kan verenigen, hij gemotiveerd en onderbouwd verweer dient te voeren, zo mogelijk aan de hand van geschriften.
Veroordeelde is door deze rechtbank veroordeeld voor een vijftal strafbare feiten, zoals hierboven genoemd, en er is een strafrechtelijk financieel onderzoek ingesteld waarbij op basis van aannemelijkheid een berekening wederrechtelijk verkregen voordeel is gemaakt.
Het is daarom aannemelijk dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten.
De rechtbank acht de uitgangspunten van de ontnemingsrapportage en de gehanteerde onderzoeksperiode voldoende onderbouwd. Dat geldt naar het oordeel van de rechtbank echter niet voor de kostenpost voor de laboranten. Hier is in de rapportage namelijk in het geheel geen rekening mee gehouden, terwijl uit het dossier blijkt dat deze kosten wel zijn gemaakt.
Ook de verdeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel tussen een aantal bij de labs in Someren en Neerkant betrokken personen, waaronder veroordeelde, acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd.
De verdediging heeft in verschillende instanties, te weten bij conclusie van antwoord, bij conclusie van dubliek en ter terechtzitting van 6 juni 2025 gemotiveerd te kennen gegeven dat stukken ontbreken en dat op basis van de onderhavige stukken geen verdeelsleutel kan worden gemaakt. De rechtbank deelt het standpunt van de verdediging. Onduidelijk is gebleven waarom het wederrechtelijk verkregen voordeel enkel wordt verdeeld tussen vier personen, terwijl bijvoorbeeld Van Lierop voor hetzelfde laboratorium in Someren ook is veroordeeld tot betaling van door hem wederrechtelijk verkregen voordeel. Verder is de verdeelsleutel van 50% tussen de twee groepen, zijnde [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] enerzijds en [medeverdachte 1] en [verdachte] anderzijds onvoldoende onderbouwd. Op basis van de chatgesprekken waarnaar de officier van justitie heeft verwezen kan niet worden vastgesteld dat [medeverdachte 1] en [verdachte] steeds 50% van de opbrengst zouden hebben gekregen.
Hoewel aannemelijk is dat de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten, kan de rechtbank op basis van de stukken die er nu liggen niet vaststellen om welk bedrag het daarbij zou gaan. Zo is het aannemelijk dat er (aanzienlijke) kosten zijn gemaakt voor laboranten, maar deze kosten zijn niet betrokken bij de berekening. Dat heeft de officier van justitie ter zitting van 6 juni 2025 ook erkend. Verder is, zoals gezegd, naar het oordeel van de rechtbank de verdeelsleutel onvoldoende onderbouwd door het Openbaar Ministerie. De rechtbank acht zich ook niet in staat om op basis van de voorhanden zijnde stukken een onderbouwde en verantwoorde schatting te maken van het door veroordeelde genoten voordeel.
Conclusie:
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af.
Gelet op het feit dat de officier van justitie ter zitting uitdrukkelijk en herhaaldelijk heeft verzocht om op basis van de thans voorhanden zijnde stukken een inhoudelijk oordeel te geven en gelet op het feit dat de rechtbank de vordering afwijst, heeft de veroordeelde naar het oordeel van de rechtbank geen belang meer bij het door hem gedane verzoek tot aanhouding. Het aanhoudingsverzoek wordt daarom ook afgewezen.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Wijst het aanhoudingsverzoek af;
Wijstde vordering van het Openbaar Ministerie ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel
af.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.L.M. Snijders, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. R. Grimbergen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.M.A. Akkers, griffier,
en is uitgesproken op 20 juni 2025.