ECLI:NL:RBOBR:2025:4514

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
15 juli 2025
Zaaknummer
01/118641-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van poging tot doodslag in Oss door gebrek aan bewijs

In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag, heeft de rechtbank Oost-Brabant op 16 juli 2025 uitspraak gedaan. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 2 april 2024 in Oss, waar de verdachte zou hebben geprobeerd een aangever met een mes te steken. Tijdens de zitting bleek dat de bewijsmiddelen en verklaringen van getuigen geen eenduidig beeld gaven van de gebeurtenissen. De rechtbank concludeerde dat het niet mogelijk was om buiten redelijke twijfel vast te stellen wie de steekverwonding had veroorzaakt en of de verdachte hiervoor verantwoordelijk was. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de gehele tenlastelegging, omdat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen te onderbouwen. De uitspraak volgde na meerdere zittingen en een zorgvuldige afweging van de beschikbare bewijsmiddelen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01.118641.24
Datum uitspraak: 16 juli 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren in [geboorteplaats] op [1977] ,
inschrijfadres: [adres]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 juli 2024, 9 oktober 2024, 27 november 2024, 12 februari 2025, 16 april 2025 en 2 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 juni 2024. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 15 juli 2024 en 2 juli 2025 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan – kort en zakelijk weergegeven:
- primair een poging tot doodslag, op of omstreeks 2 april 2024 in Oss, subsidiair poging tot zware mishandeling en meer subsidiair mishandeling.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in Bijlage I bij dit vonnis.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsvraag.

Inleiding.
Op 2 april 2024, omstreeks 14:12 uur, zag de politie op de Hertogensingel in Oss twee mannen – een van hen betrof [slachtoffer] (hierna: aangever). Aangever had een steekverwonding tussen zijn ribben, in de rechterzijde van zijn borstkas. De wond was ongeveer drie centimeter lang en een halve centimeter breed. Aangever verklaarde dat hij door verdachte was gestoken in de Johannes Poststraat in Oss. Even later werd op de Euterpelaan een Volkswagen Polo aangetroffen. Deze auto zat aan de binnenkant volledig onder het bloed. Een dag later deed aangever aangifte bij de politie. Daar verklaarde hij – zakelijk weergegeven – dat er tussen verdachte en aangever ruzie ontstond in de woning van verdachte, verdachte daarop een keukenmes pakte en hiermee dreigde, waarna aangever naar buiten is gelopen en in de auto (de genoemde Volkswagen Polo) is gestapt. Eenmaal in de auto zag aangever dat [persoon] (de ex- vriendin van verdachte) op de bijrijdersstoel zat, mogelijk met een glasscherf in haar hand. Vervolgens zag aangever dat verdachte via de bijrijderskant in de auto stapte, over [persoon] boog en met het mes stekende bewegingen maakte. Aangever voelde dat zijn jas en zijn lichaam met het mes werden geraakt, ter hoogte van zijn ribbenkast.
Verdachte ontkent aangever te hebben gestoken. ‘Ik wilde de boel sussen. (…) Ik heb het voor [persoon] opgenomen, ik wilde haar beschermen.’, verklaarde verdachte op de terechtzitting van 2 juli 2025.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een integrale vrijspraak, omdat er geen overtuigend bewijs is om het aan verdachte ten laste gelegde bewezen te verklaren. Tegen de achtergrond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan een alternatief scenario niet worden uitgesloten.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit, nu het dossier wettig en overtuigend bewijs ontbeert om het aan verdachte ten laste gelegde bewezen te verklaren.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsregel
Voor een bewezenverklaring is vereist dat de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting
door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen dat verdachte
het ten laste gelegde heeft begaan – het een en ander zoals neergelegd in artikel 338 van het Wetboek van Strafvordering. Met andere woorden: er moet sprake zijn van wettig én overtuigend bewijs.
Beoordeling bewijs
Verdachte wordt verweten dat hij op 2 april 2024 in Oss met een mes of scherp en/of puntig voorwerp in de borst en/of ribbenkast van het slachtoffer heeft gestoken. Volgens de tenlastelegging levert dit handelen een poging doodslag (primair), dan wel een poging zware mishandeling (subsidiair) of een mishandeling (meer subsidiair) op.
De rechtbank dient op basis van de wettige bewijsmiddelen buiten redelijke twijfel vast te stellen dat verdachte met een mes of vergelijkbaar scherp voorwerp het letsel aan aangever heeft toegebracht. Als die vraag bevestigend kan worden beantwoord, komt de rechtbank toe aan de vraag hoe dat is te kwalificeren.
Het is voor de rechtbank op basis van de afgelegde verklaringen en overige onderzoeksbevindingen niet mogelijk om met voldoende zekerheid vast te stellen wat zich op 2 april 2024 in en bij de woning van verdachte in Oss heeft voltrokken – anders dan dat tussen verdachte en aangever sprake was van een conflict. Het dossier roept vraagtekens op en laat, in het bijzonder gelet op de ter terechtzitting van 2 juli 2025 afgelegde verklaring van verdachte, ruimte voor alternatieve scenario’s. Daarvoor is het volgende van belang. De verklaringen die zijn afgelegd door de bij de woning aanwezige personen lopen op belangrijke punten uiteen. Uit het dossier blijkt dat deze personen allen – met uitzondering van verdachte, hij was kennelijk nuchter – onder invloed verkeerden van (verdovende) middelen. Zij weten zich dan ook niet alles (goed of volledig) te herinneren, zo blijkt uit hun verklaringen. Met name hierin ziet de rechtbank dan ook reden om zeer behoedzaam met deze verklaringen om te gaan, voor zover zij zien op het aan verdachte gemaakte verwijt. Uit de zich in het dossier bevindende camerabeelden kan evenmin worden opgemaakt wat er die bewuste dag precies is voorgevallen. Bovendien geeft het dossier geen duidelijkheid over de wijze waarop en het voorwerp waarmee het letsel van aangever is toegebracht. Dit alles brengt met zich dat de rechtbank niet verantwoord tot een feitenvaststelling kan komen.
In dat licht bezien komt de rechtbank tot de vaststelling dat de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting geen eenduidig beeld verschaffen van wat zich op 2 april 2024 in en bij de toenmalige woning van verdachte, in de Johannes Poststraat in Oss, heeft afgespeeld.
Hierdoor is het voor de rechtbank eenvoudigweg niet mogelijk om buiten redelijke twijfel vast te stellen wie aangever met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gestoken. Maar bovenal kan de rechtbank niet buiten redelijke twijfel vaststellen of verdachte verantwoordelijk is voor het veroorzaken van de steekverwonding bij aangever.
Dat betekent dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van de gehele tenlastelegging.

DE UITSPRAAK

De rechtbank spreekt verdachte vrij van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.W.H. Houg, voorzitter,
mrs. C.A. Mandemakers en M. Lochs, leden,
in tegenwoordigheid van mr. R.F.G. St. Jago, griffier,
en is uitgesproken op 16 juli 2025.
Mr. M. Lochs is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.