ECLI:NL:RBOBR:2025:4489

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
C/01/416452 / FT RK 25-355
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afkondiging van een afkoelingsperiode in een besloten akkoordprocedure op basis van de WHOA

In deze beschikking heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 10 juli 2025 een afkoelingsperiode van drie maanden afgekondigd op verzoek van verzoekster, een besloten akkoordprocedure buiten faillissement. Verzoekster, een B.V. gevestigd te [plaats], heeft op 18 april 2025 een verklaring ex artikel 370 lid 3 Faillissementswet (Fw) ter griffie gedeponeerd en heeft op 13 juni 2025 een verzoekschrift ingediend tot het afkondigen van een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw. De rechtbank heeft in een eerdere tussenbeschikking van 16 juni 2025 al een tijdelijke afkoelingsperiode afgekondigd, waarbij de behandeling van een faillissementsverzoek door Engie Energie Nederland N.V. werd geschorst. Tijdens de zitting op 3 juli 2025 is het verzoek verder behandeld, waarbij de belangen van de schuldeisers en de noodzaak van de afkoelingsperiode zijn besproken. De rechtbank oordeelt dat de afkoelingsperiode noodzakelijk is voor de gecontroleerde afwikkeling van de onderneming van verzoekster en dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers hierbij gediend zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat Engie niet wezenlijk in haar belangen wordt geschaad door de afkoelingsperiode. De beschikking is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de overige verzoeken afgewezen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Team Insolventie – meervoudige kamer
afkondigen afkoelingsperiode
rekestnummer: C/01/416452 / FT RK 25-355
uitspraakdatum: 10 juli 2025
beschikking op het ingekomen verzoekschrift ex artikel 376 Faillissementswet (Fw) in de besloten akkoordprocedure van:
[verzoekster] B.V.,
gevestigd te [plaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
advocaat: mr. D.P. Schalken

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft op 18 april 2025 een verklaring ex artikel 370 lid 3 Fw ter griffie gedeponeerd.
1.2.
Verzoekster heeft gekozen voor een besloten akkoordprocedure buiten faillissement.
1.3.
Verzoekster heeft op 13 juni 2025 ter griffie een verzoekschrift, met vier bijlagen, ingediend tot het afkondigen van een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw voor een periode van drie maanden.
1.4.
Verzoekster heeft de heer [A] , Atlas Copco Compressors Nederland, Comgoed Biomassa B.V., Engie Energie Nederland N.V. (hierna: Engie), Gemeente Meierijstad, Vandebron, Vyncke Iberica SLU, RVO, de Belastingdienst en Holding [A] als belanghebbenden aangeduid.
1.5.
De rechtbank heeft in de tussenbeschikking van 16 juni 2025 bij wijze van tijdelijke voorziening voor de periode totdat bij eindbeslissing op het verzoek is beslist een afkoelingsperiode afgekondigd, die inhoudt dat de behandeling van het door Engie jegens verzoekster ingediende verzoek tot faillietverklaring wordt geschorst, en de datum voor de (online) mondelinge behandeling van het verzoekschrift bepaald op 3 juli 2025 om 11:00 uur.
1.6.
Engie is opgeroepen voor de zitting en in de gelegenheid gesteld een zienswijze te geven.
1.7.
Het verzoek is op 3 juli 2025 in raadkamer behandeld en nader toegelicht. Ter zitting zijn, door middel van een online video-verbinding, verschenen en gehoord:
- [A] , middellijk bestuurder van verzoekster;
- mr. D.P. Schalken, advocaat van verzoekster;
-mr. R. de Jong, advocaat van verzoekster.
1.8.
De uitspraak is bij vervroeging bepaald op vandaag.

2.Het verzoek

2.1.
Verzoekster doet een verzoek tot het afkondigen van een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw voor de duur van drie maanden ‘waarbij faillissementsaanvragen en/of andere rechtsmaatregelen worden geschorst.’ Verzoekster zegt toe dat zij binnen een termijn van ten hoogste twee maanden een akkoord als bedoeld in artikel 370 lid 1 Fw zal aanbieden.
2.2.
Verzoekster wikkelt haar onderneming af en bereidt een liquidatie-akkoord voor. Verzoekster had voorheen onroerende zaken die zij verhuurde aan twee dochtervennootschappen, die in april 2024 zijn gefailleerd. De onroerende zaken zijn gedwongen onderhands verkocht. Na voldoening van de zekerheidsgerechtigde uit de verkoopopbrengst resteert een banksaldo van € 130.000,-. Verzoekster heeft verder geen activa. Verzoekster wil haar onderneming op gecontroleerde wijze afwikkelen, zonder faillissement, en het banksaldo onder haar schuldeisers verdelen. Na uitvoering van het akkoord zal zij overgaan tot turboliquidatie. Verzoekster heeft een startverklaring gedeponeerd en haar schuldeisers een concept akkoordvoorstel gestuurd. Crediteur Engie stemde niet in met het concept akkoord en zij heeft het faillissement van verzoekster aangevraagd.
2.3.
De directeur en enig aandeelhouder van verzoekster heeft ook een vordering maar deze vordering blijft buiten het akkoord en zij zal dus niet meestemmen. De directeur en enig aandeelhouder doet – onder de voorwaarde dat een WHOA-akkoord wordt bereikt – afstand van haar vordering, zodat deze dan tenietgaat. Doordat de vordering buiten het akkoord wordt gehouden, kan verzoekster de overige schuldeisers een hoger uitkeringspercentage op hun vorderingen aanbieden.
2.4.
Verder heeft inmiddels een derde toegezegd aan verzoekster een bedrag van € 90.000,- ter beschikking te stellen, zodat zij daarmee een hogere uitkering aan de schuldeisers kan doen als een WHOA-akkoord wordt bereikt.
2.5.
Verzoekster biedt de schuldeisers op korte termijn een (verbeterd) akkoord aan.
2.6.
De afkoelingsperiode is nodig om door te kunnen gaan met de voorbereidingen van en de onderhandelingen over het akkoord. De afkoelingsperiode is noodzakelijk voor de gecontroleerde afwikkeling.
2.7.
De belangen van de gezamenlijke schuldeisers zijn gediend bij een afkoelingsperiode ter bewerkstelliging van het akkoord. Met het (verbeterde) akkoord zullen de gezamenlijke crediteuren beter af zijn dan bij faillissement van verzoekster. Het wegvallen van de vordering van de directeur en enig aandeelhouder en het extra bedrag dat de derde beschikbaar stelt, leveren voor de schuldeisers een duidelijke plus op ten opzichte van afwikkeling in faillissement.
2.8.
Verzoekster heeft geen lopende verplichtingen. Zij heeft wel juridische kosten maar daarvoor heeft genoemde derde een apart bedrag beschikbaar gesteld.
2.9.
Engie wordt door een afkoelingsperiode niet wezenlijk in haar belangen geschaad. Engie heeft geen belang bij het voortzetten van haar faillissementsverzoek, behalve dat zij het als incasso- en drukmiddel inzet om een betere positie te verkrijgen in vergelijking met andere crediteuren. Bovendien verzocht Engie de rechtbank inmiddels om aanhouding van het (geschorste) faillissementsverzoek, aldus steeds verzoekster.

3.De beoordeling

Rechtsmacht en bevoegdheid
3.1.
De rechtbank heeft in haar beschikking van 16 juni 2025 vastgesteld dat sprake is van een besloten akkoordprocedure en dat zij bevoegd is van in het kader van de akkoordprocedure gedane verzoeken kennis te nemen.
Afkoelingsperiode
3.2.
Op grond van artikel 376 Fw kan, nadat een verklaring als bedoeld in artikel 370 lid 3 Fw is gedeponeerd, door de schuldenaar of (zo die is aangewezen) door de herstructureringsdeskundige aan de rechtbank het verzoek worden gedaan om een afkoelingsperiode af te kondigen. Indien (nog) geen herstructureringsdeskundige is aangewezen en het verzoek door de schuldenaar is gedaan, dient het akkoord reeds te zijn aangeboden of dient de schuldenaar toe te zeggen dat binnen ten hoogste twee maanden een akkoord zal worden aangeboden. Verzoekster heeft toegezegd dat zij binnen twee maanden een akkoord zal aanbieden zodat zij kan worden ontvangen in haar verzoek tot afkondiging van een afkoelingsperiode.
3.3.
Op grond van artikel 376 lid 4 Fw wordt het verzoek tot het afkondigen van een afkoelingsperiode toegewezen indien summierlijk blijkt dat aan drie vereisten wordt voldaan, namelijk (1) dat dit noodzakelijk is om de door de schuldenaar gedreven onderneming tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten of om de door schuldenaar gedreven onderneming door middel van een akkoord gecontroleerd af te kunnen wikkelen, (2) dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers hierbij gediend zijn en (3) dat de door de afkoelingsperiode getroffen derden niet wezenlijk in hun belangen worden geschaad.
3.4.
Bij de behandeling van het verzoek is summierlijk gebleken dat een afkoelingsperiode noodzakelijk is om de door verzoekster gedreven onderneming door middel van een akkoord gecontroleerd af te kunnen wikkelen. Het beoogde akkoord en de afwikkeling zullen bij faillissement van verzoekster immers worden doorkruist.
3.5.
Ook is summierlijk gebleken dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers van verzoekster bij een afkoelingsperiode zijn gediend. Uit de stellingen van verzoekster volgt summierlijk dat – indien het beoogde akkoord wordt bereikt – er een hogere uitkering aan schuldeisers zal volgen dan ingeval van een reguliere afwikkeling binnen faillissement. Verzoekster heeft daartoe onder meer aangevoerd dat het door de derde beschikbaar te stellen bedrag in een faillissementssituatie niet beschikbaar zal zijn. Aannemelijk is dat een faillissement dat zonder totstandkoming van een akkoord waarschijnlijk onafwendbaar zal zijn.
3.6.
Daarbij valt redelijkerwijs aan te nemen dat Engie niet wezenlijk in haar belangen wordt geschaad, nu door de financier van het beoogde akkoord wordt voorzien in de lopende kosten van de WHOA-procedure en deze dus niet ten laste komen van het voor verdeling beschikbare actief.
3.7.
De rechtbank ziet in één en ander aanleiding om een afkoelingsperiode van drie maanden te gelasten, ingaande op 16 juni 2025. De afkoelingsperiode zal inhouden dat het door Engie ingediende faillissementsverzoek wordt geschorst dan wel geschorst blijft. Voor een algemene afkoelingsperiode, zoals verzocht, ziet de rechtbank op dit moment geen aanleiding, omdat niet is gebleken van verhaalsacties door andere in het akkoord betrokken schuldeisers, die het tot stand komen van een akkoord in gevaar zouden kunnen brengen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- kondigt een afkoelingsperiode af zoals bedoeld in artikel 376 Fw voor een periode van drie maanden, ingaande op 16 juni 2025, die inhoudt:
- dat de behandeling van het door Engie Energie Nederland N.V. jegens verzoekster ingediende verzoek tot faillietverklaring wordt geschorst dan wel geschorst blijft.
- wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. V.G.T. van Emstede, voorzitter, mr. C.G.E. Prenger en
mr. C.A.M. de Bruijn, rechters, en in aanwezigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2025.
De griffier is buiten staat deze beschikking te ondertekenen.