ECLI:NL:RBOBR:2025:4137

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 juli 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
01/078075-25
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het een gewoonte maken van het bestellen en nuttigen van eten en drinken zonder betaling en twee vernielingen

Op 7 juli 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het een gewoonte maken van het bestellen en nuttigen van eten en drinken zonder daarvoor te betalen, alsook aan twee vernielingen. De verdachte, geboren in 1964 en thans gedetineerd, werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 12 februari en 12 maart 2025 in Eindhoven herhaaldelijk maaltijden en dranken had besteld en genuttigd zonder te betalen, wat leidde tot de conclusie dat hij een gewoonte had gemaakt van deze gedragingen. Daarnaast heeft hij op 3 januari 2025 opzettelijk een bedrijfsauto en een deur vernield. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de verdachte te veroordelen tot een ISD-maatregel toegewezen, gezien de ernst van de feiten en de recidivekans van de verdachte. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] tot schadevergoeding toegewezen, terwijl de vordering van [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken in 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

vonnis
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 01-078075-25 en 01-001839-25 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 7 juli 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1964] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] ,
thans gedetineerd te: P.I. Vught, PPC.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 juni 2025.
Op deze zitting heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 15 mei 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. 01-078075-25 feit 1:
hij op of omstreeks 12 februari 2025 in Eindhoven,
althans in Nederland,
een beroep of een gewoonte heeft gemaakt
van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, door bij ' [slachtoffer 1] te Eindhoven een of meer maaltijd(en) en/of (alcoholische) dranken te bestellen en/of te nuttigen en/of vervolgens niet (zelf) af te rekenen.
T.a.v. 01-078075-25 feit 2:
hij op of omstreeks 12 maart 2025 in Eindhoven,
althans in Nederland,
een beroep of een gewoonte heeft gemaakt
van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, door bij [slachtoffer 2] een of meer maaltijd(en) en/of (alocholische) dranken te bestellen en/of te nuttigen en/of vervolgens niet af te rekenen.
T.a.v. 01-078075-25 feit 3:
hij op of omstreeks 12 maart 2025 in Eindhoven,
althans in Nederland,
een beroep of een gewoonte heeft gemaakt
van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, door bij [slachtoffer 3] te Eindhoven een of meer maaltijd(en) en/of (alocholische) dranken te bestellen en/of te nuttigen en/of vervolgens niet af te rekenen; terwijl betaling hiervoor achterwege is gebleven.
T.a.v. 01-001839-25 feit 1:
hij op of omstreeks 3 januari 2025 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een bedrijfsauto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
T.a.v. 01-001839-25 feit 2:
hij op of omstreeks 3 januari 2025 te Eindhoven
opzettelijk en wederrechtelijk een deur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank. [1]

Bewijsmiddelen 01-078075-25

Een proces-verbaal van aangifte van 12 maart 2025, inhoudende de verklaring van aangever [betrokkene 1] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:
Op 12 februari 2025 omstreeks 19.30 uur, was ik werkzaam bij [slachtoffer 1] , gevestigd aan [adres 2] te Eindhoven. Ik zag dat er een man aan tafelnr. 303 ging zitten. Ik zag dat de man er als volgt uit zag:
-blank;
-fors postuur;
-circa 1,90 m;
-circa 50 jaar;
-onverzorgd uiterlijk;
-grijze baard;
-grijze jas.
De man heeft enige tijd aan het tafeltje gezeten en een rode wijn gedronken en enkele hapjes besteld. In het totaal voor een bedrag van 15,50 euro. Op enig moment kreeg ik het vermoeden dat de man wilde opstaan en weg wilde lopen. Ik zag en ik hoorde dat de man zei dat hij niet kon betalen en dus geen geld bij zich had. [2]
Een proces-verbaal van verhoor van de verdachte [verdachte] van 13 maart 2025, inhoudende de verklaring van verdachte, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:
(…)
O: Op woensdag 12 februari 2025, heb jij voor 15,50 euro gegeten en gedronken bij [slachtoffer 1]
in Eindhoven. Collega's van de politie zijn toen gekomen om jouw identiteit
vast te stellen. Jij was toen niet in staat de 15,50 euro te betalen. Hiervan is ook
aangifte gedaan.
V: Wat kan je hierover vertellen?
A: De vrouw die mij begeleidt, heeft dat betaald. Ik ben daar gisteren nog geweest
voor mijn ID die daar lag, en mijn ID konden ze niet vinden.
V: Dus de 15,50 euro van [slachtoffer 1] is betaald?
A: Ja.
V: Was de vrouw die jouw begeleidde er op dat moment bij toen jij het op het terras
zat bij [slachtoffer 1] of is zij later gekomen?
A: Zij is een aantal dagen later gaan betalen, of ik weet niet precies hoe. Het is
wel betaald door haar. [3]
Een proces-verbaal van aangifte van 12 maart 2025, inhoudende de verklaring van aangever [betrokkene 2] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam bij [slachtoffer 2] Eindhoven, gelegen aan [adres 3] in Eindhoven. Ik ben hier werkzaam als medewerker.
Op 12 maart 2025 omstreeks 13.00 uur ging bij ons een man op het terras zitten. Deze man ging zitten aan tafel 45. Deze tafel staat links, langs de deur, voor op ons terras. Ik kan deze man omschrijven als:
-blank;
-fors postuur;
-circa 1,75 m;
-circa 60 jaar;
-onverzorgd uiterlijk;
-kort grijs haar;
-grijze baard en snor;
-blauw vest met op de linkerborst een wit logo;
-een zwarte trainingsbroek;
-zwarte sokken;
-donkere badslippers met witte strepen.
Ik zag dat de man, omstreeks 15.30 uur, weg liep van het terras. Ik vroeg de man of hij al betaald had. Ik hoorde hem zeggen dat hij betaald had. Ik liep naar binnen en vroeg aan mijn collega, die in het restaurant stond of de man, van tafel 45 betaald had. Ik hoorde dat ze nee zei. Ik liep de man achterna en zei hem dat hij moest betalen. Ik hoorde dat hij zei dat hij dit niet kon. Ik sprak hem meermaals aan. Hij bleef doorlopen. Toen ik voor hem ging staan liep hij tegen mij aan en liep hij vervolgens weer door. Ik heb uiteindelijk de politie gebeld. [4] Gedurende zijn bezoek heeft de man constant alleen aan zijn tafel gezeten. Aan deze tafel heb ik gezien en gehoord dat hij het volgende besteld en geconsumeerd heeft:
-3x Cola;
-Tomatensoep;
-Broodje poulet roti;
-Chocoladetaart.
Het totaalbedrag betrof 37 euro en 10 cent. [5]
Een proces-verbaal van bevindingen van 15 maart 2025, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:
Op 12 maart 2025 omstreeks 15:42 uur kregen ik en mijn collega de opdracht van het operationeel centrum om te gaan richting het 18 septemberplein te Eindhoven. Daar zou melder achter een persoon aan lopen die niet zou hebben betaald na het eten bij zijn eetgelegenheid op de [adres 3] . Ik en mijn collega [verbalisant 1] zagen een grote man lopen in een blauwe hoodie. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , herkende de man van een eerdere staandehouding en wist bijna zeker dat dit [verdachte] moest zijn. [verdachte] is een bekend thuis- en dakloos persoon in Eindhoven. [6]
Een proces-verbaal van aangifte van 12 maart 2025, inhoudende de verklaring van aangever [betrokkene 3] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam bij [slachtoffer 3] , gelegen aan [adres 4] in Eindhoven.
Op 12 maart 2025 omstreeks 16:00 uur ging bij ons een man op het terras zitten. Ik kan deze man omschrijven als:
-blank;
-fors postuur;
-circa 1,75 m;
-circa 60 jaar;
-onverzorgd uiterlijk;
-kort grijs haar;
-grijze baard en snor;
-blauw vest met op de linkerborst een wit logo;
-een zwarte trainingsbroek;
-zwarte sokken;
-donkere badslippers met witte strepen.
Toen we de man omstreeks 18:00 uur vroegen of dat hij de rekening alvast wilde betalen zei hij dat hij dit niet kon omdat hij geen geld bij zich had. [7] Ik vroeg hem of dat hij dan iemand kon bellen waarop hij ook aangaf dat hij dit niet kon. De man heeft van circa 16:00 uur tot 18:00 uur aan de tafel gezeten. Gedurende zijn bezoek heeft de man constant alleen aan zijn tafel gezeten. Aan deze tafel heb ik gezien en gehoord dat hij het volgende besteld en geconsumeerd heeft:
-5x Bacardi Carta Bianca, 5,80 euro per stuk;
-5x Coca Cola, 3,70 euro per stuk;
-lx gefrituurde garnalen, 10,80 euro;
-lx calamares, 9,50 euro;
-lx Japanse Kipstukjes, 11,50 euro.
Dit alles betrof een totaal bedrag van 79,30 euro. [8]
Een proces-verbaal van een getuigenverhoor van 13 maart 2025, inhoudende de verklaring van getuige [getuige 1] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:Op 12 maart 2025 was ik werkzaam bij [slachtoffer 3] in Eindhoven. Op een gegeven moment zat er een man op het terras. Dit is tussen 16:00 en 18:00 uur geweest. Het betrof een grote, forse man met een grote buik. Daarnaast zag ik dat hij een blauwe sweater droeg, een broek en badslippers. Ik zag dat hij een zeer onverzorgd gebit had.
Ik zag dat de man al verschillende Bacardi Cola's dronk en snacks at. Inmiddels was de rekening meer dan 70 euro, waarop wij besloten om alvast aan de man te vragen of hij zijn rekening kon betalen. Ik hoorde dat de man zei dat hij geen geld had en dat hij ook geen bankpas had.
Een proces-verbaal van bevindingen van 14 maart 2025, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:
Ik ontving beelden van getuige [getuige 1] . Getuige [getuige 1] betreft een medewerker van [slachtoffer 3] .
Ik opende het bestand en ik zag dat de camerabeelden in zwart/wit werden weergegeven. Ik zag dat linksboven in beeld in witte cijfers stond weergegeven: TERRAS RECHTS. Ik zag dat de camera zicht had op een deel van het terras. Ik zag dat het fragment 01:20 duurde. Ik opende het bestand en ik zag dat het direct vier personen in beeld waren. Ik zag dat dit twee politieagenten betroffen, één serveerster en een man die in een stoel op het terras zat. Ik herken deze man ambtshalve als zijnde verdachte [verdachte] . Ik herken hem aan zijn postuur, lengte, haardracht en kleding. Ik zie dat de twee politieagenten, de serveerster en [verdachte] met elkaar in gesprek zijn. Op 01:09 zie ik dat [verdachte] opstaat uit zijn stoel en met de twee politieagenten meeloopt. Ik zie dat de twee politieagenten en [verdachte] rechtsboven uit beeld verdwijnen. Toen [verdachte] opstond, had ik goed zicht op zijn kleding. Ik zag dat hij een donkere trainingsbroek droeg, een vest met een capuchon en een shirt daaronder. Op de insluitingsfoto van [verdachte] zie ik dat hij dezelfde kleding droeg.

Bewijsmiddelen 01-001839-25

Een proces-verbaal van aangifte van 3 januari 2025, inhoudende de verklaring van aangever [betrokkene 4] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van vernieling namens het bedrijf [slachtoffer 5] gelegen aan de [adres 5] te Eindhoven.
3 januari 2025, omstreeks 7.30 uur, kwamen mijn collega's aan bij het bedrijf [slachtoffer 5] om te gaan werken. Zij zagen dat het glas van de voordeur van het bedrijf vernield was. Ik kwam even later aan en zag mijn collega's bij het de deur en het vernielde glas staan. Ik zag dat het ruit niet helemaal door geslagen was. Ik zag dat er een grote kring in het raam zat en dat er wat glas op de grond lag. Gisteravond, donderdag 2 januari 2025, heeft een collega van mij na het werk de voordeur van het bedrijf afgesloten. Het glas van de voordeur was toen volledig in tact. Ik ben de camerabeelden terug gaan kijken van de camera die binnen in het portaal van het bedrijf hangt. Ik zag dat er op vrijdag 3 januari 2025, om 02.50 uur, een man met een voorwerp, lijkend op een baksteen, het ruit in gooit. Ik zag dat de man drie keer het voorwerp richting de deur gooit en dat het voorwerp het glas raakt. [9]
Een proces-verbaal van aangifte van 3 januari 2025, inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 4] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:Ik doe aangifte van vernieling van mijn auto. De verdachte heeft mijn auto, wat mij geheel in eigendom toebehoort, zonder enig recht of toestemming vernield, beschadigd onbruikbaar gemaakt dan wel weggemaakt. 17 december 2024 ben ik op vakantie gegaan. Ik ben toen in mijn voertuig, een Citroen Berlingo voorzien van kenteken [kenteken] , afgezet door een vriend van mij op het vliegveld te Eindhoven. Ik had toen mijn voertuig in geheel goede staat en zonder schade overhandigd aan mijn vriend. Hij leende toen vanaf dat moment, 17 december 2024, tot ongeveer 27 december 2025 mijn voertuig. Hij had mijn voertuig, nadat hij die niet meer nodig had, geparkeerd op de [adres 6] te Eindhoven. Hij had mijn voertuig in keurige staat en zonder schade daar geparkeerd en achtergelaten.
3 januari 2025 werd ik, terwijl ik in Spanje zat, gebeld door een politieagent uit Eindhoven. Hij attendeerde mij erop dat er afgelopen nacht een vernieling aan mijn auto was gepleegd. Ik hoorde dat hij zei dat de ruit van bijrijder vernield was. [10]
Een proces-verbaal van een getuigenverhoor van 3 januari 2025, inhoudende de verklaring van getuige [getuige 2] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:3 januari 2025 was ik werkzaam als beveiliger op de [adres 6] te Eindhoven. Dit betreft een opvanglocatie. Rond 03.00 uur hoorde ik een harde klap buiten. Hierop ben ik samen met mijn collega naar buiten gegaan om te kijken waar dit vandaan kwam. Aan het einde van de parkeerplaats zag ik een grote man richting een witte bestelwagen lopen. Toen de man bij de bestelwagen was hoorde ik een harde klap en glas gerinkel. Mijn collega heeft toen meteen de politie gebeld. Toen ik dichterbij kwam herkende ik de man als [verdachte] . [verdachte] is mij bekend vanwege mijn werk en omdat wij eerder deze nacht ook overlast van hem hebben gehad. Hij probeerde toen het gebouw binnen te komen. Hiervoor is ook de politie ter plaatse geweest. Ik ben bij de bestelwagen gaan kijken en zag toen dat de ruit aan de bijrijderskant kapot was. Ik zag dat [verdachte] de enige man was die daar verder aanwezig was en ik heb verder ook niemand in de omgeving gezien. [11]
Een proces-verbaal van bevindingen van 3 januari 2025, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:3 januari 2025 omstreeks 02:35 uur ontvingen wij verbalisanten een melding vanuit het Operationeel Centrum. Ter hoogte van de opvang gelegen aan de [adres 6] zou [verdachte] staan. Hij zou hier niet meer welkom zijn bij de opvang. Ter plaatse troffen wij een persoon. Wij zagen de beveiliging van de [adres 6] naar buiten lopen. Wij hoorden van de beveiliging dat dit [verdachte] geboren op 29/05/1964 betrof. Wij spraken de persoon aan, hij identificeerde zichzelf ook als [verdachte] (hierna genoemd als [verdachte] ). Wij hoorden hem zeggen dat hij niet meer welkom was bij de opvang en dat hij hier niet mee eens was. Wij hoorden [verdachte] luidkeels zeggen dat hij een ruit ging vernielen van een auto of gebouw, dit zodat wij hem moesten aanhouden. Wij hoorden [verdachte] zeggen dat hij dit vaker had gedaan en dat hij niet bang was om dit nog een keer te doen. Wij hebben [verdachte] uitgelegd dat dit ook niet de oplossing is en dat hij morgen weer welkom is bij de opvang. Wij hoorden [verdachte] meerdere malen zeggen dat hij niet buiten ging zitten en dat hij een raam ging vernielen. Wij hebben [verdachte] weggestuurd bij de [adres 6] .
Op 3 januari 2025, omstreeks 03:00 uur ontvingen wij een tweede melding van het Operationeel Centrum. [verdachte] zou een ruit vernield hebben van een voertuig op de [adres 6] . Wij zijn direct ter plaatse gegaan. Wij zagen dat er twee beveiligers van de [adres 6] op de weg stonden. Wij zagen een persoon bij de beveiliging staan. Wij herkende deze persoon direct als zijnde [verdachte] . Wij hoorden de beveiliging van de [adres 6] zeggen dat zij hadden gezien dat [verdachte] een ruit van een voertuig had vernield. Wij zagen dat de beveiliging wees naar een voertuig. Dit voertuig had het kenteken [kenteken] . Wij zagen dat het rechter-zijraam van dit voertuig vernield was. Wij hoorden de beveiligers zeggen dat er bij het gebouw gelegen aan de [adres 7] ook een deur vernield was. Wij zagen dat er bij het gebouw van de [adres 7] een voordeur zat waarin een grote barst zat. [12] Wij hoorden [verdachte] meerdere malen zeggen dat hij de ruit vernield had om aangehouden te worden. [13]
Een proces-verbaal van bevindingen van 3 januari 2025, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:
Ik had beelden ontvangen van aangever [betrokkene 4] . De beelden betreffen de beelden van de vernieling van het raam van de voordeur van het bedrijfspand van [slachtoffer 5] .
Ik herken de man op het beeld als de man die voor mij zat in het verhoor. De man betreft [verdachte] , geboortedatum [1964] , BSN: [BSN] , SKN: [SKN] .
Ik zag dat [verdachte] met zijn gezicht richting de voordeur ging staan. Ik zag dat [verdachte] zijn rechterhand, de hand met het voorwerp, omhoog hief. Ik zag dat [verdachte] met kracht het voorwerp richting het glas van de deur gooide. Ik zag dat het voorwerp het glas van de voordeur raakte. Ik zag dat het glas van de voordeur barste en dat er een aantal kringen ontstonden in het glas. Ik zag dat het voorwerp op de grond viel. Ik zag dat het voorwerp leek op een gebroken baksteen. Ik zag dat [verdachte] het voorwerp weer op pakte met zijn rechterhand. Ik zag dat [verdachte] om 00:02:21 weer op een afstand van de deur ging staan. Ik zag dat [verdachte] met kracht het voorwerp richting het glas van de deur gooide. Ik zag dat het voorwerp het glas raakte en op de grind viel. Ik zag dat er een grote ster ontstond in het glas en dat er ook glas naar beneden op de grond viel. Ik zag dat [verdachte] naar het glas van de voordeur toe liep en weer aan de ster in het glas voelde. Ik zag dat hij het voorwerp nogmaals met zijn rechterhand oppakte van de grond en dat hij weer naar achter liep op een afstand van de voordeur. Ik zag dat [verdachte] nogmaals met kracht het voorwerp richting het glas gooide. Ik zag dat het voorwerp wederom het glas raakte en dat het glas nog verder stuk ging en het voorwerp weer op de grond viel. Ik zag dat [verdachte] nogmaals naar de voordeur liep en met zijn rechterhand het voorwerp weer oppakte. Ik zag dat [verdachte] weer naar achter liep en het voorwerp voor de vijfde keer tegen het glas aan gooide. Ik zag dat het glas van de voordeur bewoog en dat er een nog grotere ster ontstond. Ik zag dat [verdachte] nogmaals naar de voordeur liep en met zijn rechterhand het voorwerp weer oppakte. Ik zag dat [verdachte] weer naar achter liep en het voorwerp voor de zesde keer tegen het glas aan gooide. Ik zag dat [verdachte] de bovenstaande handelingen nogmaals uitvoerde en het voorwerp voor de zevende keer tegen het glas aan gooide. Ik zag dat [verdachte] vervolgens weer naar de voordeur liep en weer aan het glas voelde. Ik zag dat [verdachte] het voorwerp weer oppakte en dat hij van de camera af om 00:04:42 boven uit beeld liep. [14]

Bewijsoverwegingen.

Voor een bewezenverklaring van de feiten 1 tot en met 3 van parketnummer 01-078075-25 dient op grond van artikel 326a Sr, gelezen in samenhang met de tenlastelegging van deze feiten, te worden bewezen dat verdachte – kort gezegd – op 12 februari 2025 en op 12 maart 2025 een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van eten en drinken met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren. Het maken van een gewoonte impliceert dat sprake is van een pluraliteit van feiten die niet slechts toevallig op elkaar volgen, maar onderling in zeker verband staan. Voor de vraag of sprake is van een gewoonte zijn de concrete omstandigheden van het geval beslissend. Onder meer kan betekenis toekomen aan de aard van gedragingen, de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, het aantal gedragingen en het tijdsbestek waarbinnen deze zich hebben afgespeeld. Een minimumfrequentie is daarbij niet vereist.
De rechtbank heeft zich – ook al is hierop geen verweer gevoerd – ambtshalve afgevraagd of het bestanddeel ‘gewoonte maken’ kan worden bewezen, nu drie afzonderlijke feiten ten laste zijn gelegd met specifieke pleegdata, waardoor geen sprake is van een pleegperiode. Uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 12 februari 2025 (één maal) en op 12 maart 2025 (twee maal) steeds onder dezelfde omstandigheden (op een terras bij een restaurant) met steeds dezelfde modus operandi eten en drinken heeft besteld en genuttigd, zonder daarvoor te betalen. Het enkele feit dat deze drie feiten afzonderlijk zijn ten laste gelegd, staat er naar het oordeel van de rechtbank niet aan in de weg dat kan worden bewezen dat verdachte door aldus te handelen op zowel 12 februari 2025 als12 maart 2025 op twee momenten een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van eten en drinken met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren. Weliswaar heeft verdachte verklaard dat de rekening van ’ [slachtoffer 1] van 12 februari 2025 uiteindelijk (door een ander dan hijzelf) is betaald, maar dit doet aan het oogmerk van verdachte niet af. Door de goederen te bestellen en te nuttigen en vervolgens het terras te verlaten zonder te betalen of over een latere betaling afspraken te maken, is het feit voltooid.
Dat vast staat dat verdachte dit op die momenten in een periode van één maand drie keer heeft gedaan op min of meer dezelfde wijze, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat sprake is van het ‘maken van een gewoonte’ als bedoeld in artikel 326a Wetboek van Strafrecht.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen eventueel in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:

1.078075-25

Feit 1
op 12 februari 2025 in Eindhoven een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren, door bij ' [slachtoffer 1] te Eindhoven maaltijden en (alcoholische) dranken te bestellen en te nuttigen en vervolgens niet af te rekenen.
Feit 2
op 12 maart 2025 in Eindhoven een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren, door bij [slachtoffer 2] maaltijden en dranken te bestellen en te nuttigen en vervolgens niet af te rekenen.
Feit 3
op 12 maart 2025 in Eindhoven een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren, door bij [slachtoffer 3] te Eindhoven maaltijden en (alcoholische) dranken te bestellen en te nuttigen en vervolgens niet af te rekenen.

1.001839-25

Feit 1
op 3 januari 2025 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een bedrijfsauto, die aan [slachtoffer 4] toebehoorde, heeft beschadigd.
Feit 2
op 3 januari 2025 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een deur, die aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] toebehoorde, heeft beschadigd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. Voor zover in de tenlastelegging spel- of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een ISD-maatregel voor de duur van twee jaren. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich niet verzet tegen de vordering van de officier van justitie, nu de verdediging, na overleg tussen de raadsman en verdachte, van oordeel is dat plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders op dit moment een passende maatregel is voor verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden, waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het kopen van eten en drinken met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over dat eten en drinken te verzekeren, en hij heeft daarvan een gewoonte gemaakt door dit in een maand tijd drie keer te doen. Voorts heeft verdachte een bedrijfsauto en deur beschadigd. Verdachte heeft met zijn handelen voor veel overlast en materiële schade gezorgd bij de slachtoffers.
Persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het meest recente uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden veelvuldig voor allerhande feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen en dat hij daarvoor ook veelvuldig (onherroepelijk) is veroordeeld. Verdachte is in de vijf jaren voorafgaand aan het bewezen verklaarde ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf veroordeeld dan wel is hem bij onherroepelijke strafbeschikking een taakstraf opgelegd. Het bewezen verklaarde is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen. Voorts zag verdachte over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden. Dit betekent dat verdachte op grond van de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers (in het bijzonder de vordering van de ISD-maatregel bij stelselmatige daders) (2024R002) van het Openbaar Ministerie, als zeer actieve veelpleger kan worden aangemerkt.
De reclassering heeft op 28 mei 2025 een advies over verdachte opgemaakt. De reclassering concludeert daarin – kort gezegd – het volgende. Verdachte veroorzaakt al langere tijd overlast in zijn directe leefomgeving. De kans op recidive wordt zonder behandeling en begeleiding als hoog ingeschat. Verdachte staat bekend als een notoire zorgmijder en weigert om zijn medewerking te verlenen aan nadere diagnostiek. In het verleden was verdachte bekend met ernstige verslavingsproblematiek, maar het is bij de reclassering onduidelijk of dit actueel nog aan de orde is. Er is geen sprake van bronnen van steun. Er is duidelijk sprake van een pro-criminele houding. Verdachte neemt geen verantwoordelijkheid voor de delicten. Betrokkene is uitvoerig bekend bij de reclassering. Alle eerder opgelegde voorwaardelijke straffen werden voortijdig ten uitvoer gelegd, omdat verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De laatste jaren wilde hij niet meer in gesprek met de reclassering. Nu gaat hij het gesprek wel weer aan, maar hij geeft geen volledige openheid van zaken. Geen enkel traject heeft tot op heden het gewenste resultaat gehad. Het risico op recidive alsook het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog. Betrokkene houdt alles af en verleent nergens zijn medewerking aan waardoor een hulpverleningstraject niet van de grond komt.
Maatregeloplegging
Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat de oplegging van de ISD-maatregel in dit geval de enige passende afdoening is. Aan de wettelijke vereisten daarvoor is voldaan. De rechtbank verwijst daarbij naar hetgeen hiervoor onder het kopje ‘Persoon van verdachte’ is opgenomen. Het bewezenverklaarde betreft verder misdrijven, waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Voorts moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en eist – mede gezien de hiervoor weergegeven inhoud van het reclasseringsrapport – de veiligheid van goederen het opleggen van de maatregel. Het recidiverisico en het risico op onttrekking aan eventuele (bijzondere) voorwaarden is hoog en kan op dit moment niet anders dan met een ISD-maatregel genoegzaam worden ingeperkt. De rechtbank zal daarom bevelen dat verdachte wordt geplaatst in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering volledig (€ 252,68) toe te wijzen, inclusief de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 januari 2025 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 januari 2025 tot de dag der algehele voldoening.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in diens vordering.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering roept de nodige vragen op voor de rechtbank, in het bijzonder ten aanzien van de vraag of en in hoeverre deze kosten zijn gemaakt in directe relatie tot het bewezen verklaarde feit en of deze schade rechtstreeks door het bewezen verklaard feit is toegebracht. De relevante bewijstukken ontbreken, terwijl de benadeelde partij ook niet ter zitting is verschenen om vragen te beantwoorden. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering zou (in zoverre) een nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat dit een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten van verdachte. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
36f, 38m, 38n, 57, 326a, 350 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

1.078075-25 feiten 1, 2 en 3:

telkens, een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren.

1.001839-25 feit 1:

opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

1.001839-25 feit 2:

opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

- Verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
- Legt op de volgende maatregel:
T.a.v. 01-078075-25 feit 1, feit 2, feit 3, 01-001839-25 feit 1, feit 2:
Een plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] :
  • Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 4] , van een bedrag van 252,68 euro, bestaande uit materiële schade. De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 03 januari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening. Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de (proces)kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 4] , van een bedrag van 252,68 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 5 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade. De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 03 januari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] :
- Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding. Veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.A.E.M. Rampaart, voorzitter,
mr. E.M.J. Raeijmaekers en mr. A. van der Hilst, leden,
in tegenwoordigheid van mr. R.H.A. de Poot, griffier,
en is uitgesproken op 7 juli 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij de processen-verbaal van de politie Oost-Brabant, genummerd PL2100-2025031643 en PL2100-2025001493, respectievelijk opgemaakt en afgesloten op 16 maart 2025 en 7 januari 2025.
2.Pagina 6 van proces-verbaal nr. PL2100-2025053472.
3.Pagina 44 van proces-verbaal nr. PL2100-2025053472.
4.Pagina 10 van proces-verbaal nr. PL2100-2025053472.
5.Pagina 11 van proces-verbaal nr. PL2100-2025053472.
6.Pagina 17 van proces-verbaal nr. PL2100-2025053472.
7.Pagina 14 van proces-verbaal nr. PL2100-2025053472.
8.Pagina 15 van proces-verbaal nr. PL2100-2025053472.
9.Pagina 7 van proces-verbaal nr. PL2100-2025001493.
10.Pagina 5 van proces-verbaal nr. PL2100-2025001493.
11.Pagina 10 van proces-verbaal nr. PL2100-2025001493.
12.Pagina 27 van proces-verbaal nr. PL2100-2025001493.
13.Pagina 28 van proces-verbaal nr. PL2100-2025001493.
14.Pagina 34-35 van proces-verbaal nr. PL2100-2025001584.