ECLI:NL:RBOBR:2025:4076

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
C/01/414469 / HA ZA 25-245
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening in een geschil over onrechtmatige onttrekking van gelden

In deze zaak, die diende bij de Rechtbank Oost-Brabant, heeft Luxe Cosmetics B.V. een incidentele vordering ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening. Luxe vordert een voorschot op een vordering in de hoofdzaak, waarin zij stelt dat gedaagden onrechtmatig gelden hebben onttrokken uit haar onderneming. De rechtbank heeft op 2 juli 2025 vonnis gewezen in het incident. Luxe stelt dat gedaagden, waaronder LXE Holding B.V., een bedrag van € 2.615.321,37 onterecht als dividend hebben onttrokken. In het incident vordert Luxe een betaling van € 549.609,00, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en rente. Gedaagden hebben de vordering betwist en de rechtbank heeft geoordeeld dat Luxe onvoldoende belang heeft bij de voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de vordering afgewezen en Luxe veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 792,00. De zaak zal op 16 juli 2025 opnieuw op de rol komen voor beraad over een mondelinge behandeling in de hoofdzaak.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/414469 / HA ZA 25-245
Vonnis in incident van 2 juli 2025
in de zaak van
LUXE COSMETICS B.V.,
te Eindhoven,
eisende partij in conventie in de hoofdzaak,
verwerende partij in reconventie in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
hierna te noemen: Luxe,
advocaat: mr. T.J. Wittendorp,
tegen

1.LXE HOLDING B.V.,

te Eindhoven,
2.
[gedaagde 2],
te [plaats] ,
gedaagde partijen in conventie in de hoofdzaak,
eisende partijen in reconventie in de hoofdzaak,
verwerende partij in het incident,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
advocaat: mr. P.J. Bos.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening
  • de incidentele conclusie van antwoord
  • de conclusie van antwoord in conventie in de hoofdzaak en van eis in reconventie in de hoofdzaak
  • de akte uitlaten in het incident van Luxe van 4 juni 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
Het geschil in de hoofdzaak gaat volgens de dagvaarding kort gezegd om het volgende. Luxe is opgericht door LXE en OVA Holding B.V. (hierna: OVA). [gedaagde 2] is bestuurder en aandeelhouder van LXE en [A] (hierna: [A] ) is bestuurder en aandeelhouder van OVA. Op een gegeven moment krijgen [gedaagde 2] /LXE en [A] /OVA een conflict met elkaar, waarna LXE haar aandelen in Luxe verkoopt aan OVA. Volgens Luxe heeft [gedaagde 2] , middels LXE, gelden onrechtmatig onttrokken uit Luxe onder de noemer ‘dividend’ van in totaal € 2.615.321,37. Dit totaalbedrag is volgens Luxe onverschuldigd door haar betaald en zij vordert daarom onder andere dat [gedaagden] hoofdelijk worden veroordeeld tot terugbetaling van dit bedrag.
2.2.
Luxe vordert daarnaast in het incident dat de rechtbank bij wijze van voorlopige voorziening [gedaagden] veroordeelt tot betaling van € 549.609,00, te vermeerderen met buitengerechtelijke incassokosten van € 4.523,05 en rente. [gedaagden] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.3.
Toewijzing van een vordering tot een voorlopige voorziening voor de duur van het geding is alleen mogelijk wanneer Luxe daarbij voldoende belang heeft. Dit kan bijvoorbeeld daarin bestaan dat Luxe de afloop van de hoofdzaak niet kan afwachten of dat een deel van de hoofdvordering krachtens een eindbeslissing reeds toewijsbaar is. De rechtbank zal de provisionele vordering afwijzen, omdat geen van deze omstandigheden zich voordoet en er ook geen sprake is van een andere grond die voldoende belang bij de toewijzing oplevert.
2.4.
Luxe vordert een voorschot op haar vordering in de hoofdzaak. [gedaagden] hebben in de incidentele conclusie van antwoord gemotiveerd betwist dat Luxe een vordering op hen heeft. Tussen partijen is dus nog in geschil of [gedaagden] gehouden zijn een bedrag aan Luxe te betalen. Het is aan de rechter in de hoofdzaak om daarover te oordelen. Daarnaast heeft Luxe niets gesteld waaruit blijkt dat zij de afloop van de hoofdzaak niet kan afwachten, zoals [gedaagden] ook als verweer aanvoeren.
2.5.
Luxe is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van het incident (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagden] worden begroot op:
- salaris advocaat
614,00
(1 punt × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
792,00

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt Luxe in de proceskosten van het incident van € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Luxe niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
3.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
16 juli 2025voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Schollen-den Besten en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2025.