Uitspraak
LOFOTEN SP. Z.O.O.,
NATEC SUNERGY B.V.,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 2 mei 2024,
- de brief waarin een tweede mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte met nadere producties (genummerd 36a t/m 44b) en toelichting aan de zijde van Natec,
- de incidentele conclusie houdende eiswijziging c.q. aanvulling aan de zijde van Lofoten, waarin Lofoten een provisionele vordering heeft aangekondigd,
- het verzoek van de gemachtigde van Lofoten van 29 november 2024 om de akte van Natec (grotendeels) buiten beschouwing te laten,
- de tweede mondelinge behandeling de dato 2 december 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waarbij de gemachtigden van partijen gebruik hebben gemaakt van spreekaantekeningen.
- de antwoordakte tevens houdende eisvermindering met aanvullende productie(s) (genummerd 46) aan de zijde van Lofoten,
- de antwoordakte met producties (genummerd 45 en 46) aan de zijde van Natec,
- de aan de zijde van Lofoten genomen akte reactie producties zoals overlegd door Natec bij antwoordakte van 13 februari 2025.
2.De verdere relevante feiten en omstandigheden
€ 67.788,30en Lofoten heeft dit bedrag op haar vordering in mindering gebracht. Uit haar productie 47 volgt dat Lofoten op diezelfde dag een bedrag aan wettelijke handelsrente over dit provisiebedrag heeft ontvangen van € 26.051,28. Een nog resterend bedrag van
€ 1.009,10aan wettelijke handelsrente over het provisiebedrag is - na vordering van Lofoten - door Natec nabetaald op of omstreeks 15 januari 2025.
31 juli 2021.
De kantonrechter zal daarom bij haar verdere beoordeling 31 juli 2021 als einddatum van de agentuurovereenkomst aanhouden.
3.De verdere beoordeling
29 juli 2021 niet hoofdzakelijk te danken zijn aan de inspanningen van Lofoten, dit aan de hand van de door Lofoten opgegeven opsomming in haar akte na dupliek (r.o. 4.21.4);
tijdensde duur van de agentuurovereenkomst (artikel 7:431 lid 1 BW) en vervolgens op de provisieaanspraak
nade duur van de agentuurovereenkomst (artikel 7:431 lid 2 BW). Tot slot zal de kantonrechter ingaan op de door Lofoten gevorderde klantenvergoeding.
die tijdens de duur der agentuurovereenkomst tot stand zijn gekomen:
€ 108.155,44toewijsbaar is.
De stelling van Lofoten in haar conclusie van repliek dat er nog een bedrag van
€ 2.238,15 wegens onbetaald gebleven provisie tot 1 april 2021 resteert (in plaats van het door Natec erkende bedrag van € 1.803,72) is door Natec weliswaar betwist, maar verder niet onderbouwd. Ook in haar akte nadere producties heeft Natec hieraan geen enkele overweging meer gewijd. Aan verschuldigde provisie tot 1 april 2021 zal daarom worden toegewezen een bedrag van
€ 2.238,15.
31 juli 2021 (einddatum agentuurovereenkomst). Of Lofoten in die periode wel of geen werkzaamheden heeft verricht doet er niet toe, want de Poolse markt was aan haar toegewezen omdat niet uitdrukkelijk is overeengekomen dat Lofoten niet het alleenrecht had. Hier gaat Natec inmiddels ook vanuit, want zij heeft op 2 december 2024 de door Lofoten gevorderde provisie over de periode van 1 april tot en met juli 2021 betaald, te weten een bedrag van € 67.788,30. De wettelijke handelsrente over dit provisiebedrag is met de nabetaling door Natec op of omstreeks 15 januari 2025 eveneens geheel voldaan.
2 december 2024 haar vordering (op deze punten) verminderd, zodat de provisie aanspraak gedurende de opzegperiode verder geen bespreking meer behoeft en dat geldt ook voor de daarover verschuldigde handelsrente.
na het einde van de agentuurovereenkomst tot stand gekomen overeenkomsten:
1 april 2021 feitelijk geen werkzaamheden meer heeft verricht, omdat Lofoten was afgesloten van haar Natec (e-mail)accounts en enkel nog maar klanten heeft doorverwezen.
6:74 BW (wanprestatie). De kantonrechter zal bij de beoordeling van de aanspraak van Lofoten op provisie na 1 april 2021 daarom artikel 6:74 BW als toetsingsgrond nemen. Natec is namelijk schadeplichtig op grond van artikel 6:74 BW.
31 december 2021 (en waarvan Natec verzoekt om hierop terug te komen).
31 juli 2021 te plaatsen order, niet houdbaar is gelet op wat in punt 3.17 is overwogen.
31 oktober 2021 [7] .
A. FOUTEN IN OPGEGEVEN OMZET EN DE FACTUREN (04-21 tot 12-2021)” allereerst alle door Lofoten uitgelichte orders van (volgens Natec) ‘nieuwe Poolse klanten’ bespreken, waarover Natec volgens Lofoten nog provisie verschuldigd zou zijn. Daarbij zal de kantonrechter de reactie van Natec hierop in haar akte nadere producties betrekken, evenals de stellingen van partijen daarover tijdens de tweede mondelinge behandeling en de stellingen van Lofoten in haar nadien genomen antwoordakte.
Z-ECOENERGY SP. Z.O.O.(klantnummer: K02533 )
Z-ECOENERGY een oude klant van haar die in 2020 al eens een bestelling heeft geplaatst. Zij wijst er hierbij op dat de contactpersoon en eigenaar van de twee Z-ECOENERGY-entiteiten (te weten: de naamloze vennootschap Z-ECOENERGY met TIN/TRUST ID 7282836982 en de commanditaire vennootschap Z-ECOENERGY met TIN/TRUST ID: 7282837007) één en dezelfde persoon is. Echter, als al zou worden uitgegaan van de juistheid van deze stelling, dan betekent dit nog niet dat Lofoten recht heeft op provisie over de in de maanden september tot en met november 2021 geplaatste bestellingen [9] . Doorslaggevend bij de beoordeling van de provisieaanspraak vindt de kantonrechter dat uit niets blijkt dat er aan Lofoten toe te schrijven voorbereidende werkzaamheden zijn verricht die hebben geleid tot deze bestellingen. Dat er 14 maanden eerder een bestelling is geplaatst, is daarvoor onvoldoende. De provisieaanspraak ten aanzien van deze klant is dus niet toewijsbaar.
[klant A](klantnummer: [klantnummer] ) en
RECA Group sp. z.o.o.
[klant B] sp. z.o.o.(klantnummer: [klantnummer] )
€ 1.397,66(2% van € 69.883,21). De andere bestelling valt buiten de redelijke termijn die is bepaald op 31 oktober 2021.
EKO LIGERO sp. z.o.o.(klantnummer: KK02967 )
SUN ELECTRIC OZE sp. z.o.o.(klantnummer: KO2153 )
Solare Energy sp. z.o.o.
€ 322.266,36 (factuur [nummer 6] van datum 15-10-21 ad € 80.566,59 vermeerderd met factuur [nummer 7] van datum 15-10-21 ad € 241.699,77) en zal zij 2% van dit bedrag toewijzen wegens verschuldigde provisie. Dit betekent dat Natec voor wat betreft deze klant provisie verschuldigd is voor een bedrag van
€ 6.445,33(2% van € 322.226,36).
ECO sp. z.o.o.
De provisie over juni 2021 is, zoals onvoldoende weersproken gesteld, al meegenomen in de provisie berekeningen van Natec over de periode van april tot en met juli 2021.
Greenmax sp. z.o.o.
Solitan sp. z.o.o. (klantnummer: K03198)
€ 166.666,08 (factuur [nummer 8] van datum 20-10-21 ad € 166.666,08) en zal zij 2% van dit bedrag toewijzen wegens verschuldigde provisie.
€ 3.333,32(2% van € 166.666,08).
AND-MAR P.P.H.U. s.c.(klantnummer: K03294)
€ 5.947,35(2% van € 297.367,50).
[klant C](klantnummer: [klantnummer] )
[klant D] S.A. (klantnummer: [klantnummer] )
€ 70.473,49).
€ 1.409,47(2% van € 70.473,49).
Fotowolty sp. Z.o.o. (klantnummer: K03416)
€ 1.411,42(2% van € 70.571,09).
Laser ATL(klantnummer: K03319)
€ 19.944,55(€ 1.397,66 + € 6.445,33 +
€ 3.333,32 + € 5.947,35 + € 1.409,47 + € 1.411,42).
€ 22.320,00(€ 6.120 over augustus, € 6.000 over september en
€ 10.200 over oktober),
€ 6.000,00(2.340 over augustus, 1.440 over september en
€ 2.220 over oktober).
€ 28.320,00.
a. zij bij Natec nieuwe klanten heeft aangebracht of de overeenkomsten met de bestaande klanten aanmerkelijk heeft uitgebreid en de overeenkomsten met deze klanten Natec nog aanzienlijke voordelen opleveren, en
b. de betaling van deze vergoeding billijk is, gelet op alle omstandigheden, in het bijzonder op de verloren provisie uit de overeenkomsten met deze klanten.
Het bedrag van de vergoeding is niet hoger dan dat van de beloning van één jaar, berekend naar het gemiddelde van de laatste vijf jaren of, indien de overeenkomst korter heeft geduurd, naar het gemiddelde van de gehele duur daarvan. [13] De kantonrechter volstaat verder kortheidshalve met een verwijzing naar hetgeen in het tussenvonnis in rechtsoverweging 4.24 en 4.25. over het wettelijk kader van de klantenvergoeding is overwogen. De kantonrechter volhardt bij hetgeen zij daarin heeft overwogen en overweegt daarover aanvullend het volgende.
In de eerste fase wordt beoordeeld hoeveel provisie de agent zou hebben ontvangen over de klanten die hij heeft aangebracht als de agentuurovereenkomst zou zijn voortgezet. Het gaat dus om een prognose van de inkomstenstroom voor Lofoten, afgeleid van het voordeel dat Natec nog heeft van de aangebrachte klanten.
De kantonrechter volgt Natec dus niet in haar berekening van de klantenvergoeding, zoals gedaan in haar akte nadere producties. Natec neemt daarin als referteperiode namelijk
1 augustus 2020 t/m 31 juli 2021, waarbij zij een knip maakt in de periodes op basis waarvan zij het basisbedrag berekent. Volgens Natec moet de periode 1 augustus 2020 tot en met 31 juli 2021 worden opgedeeld in (i) de periode 1 augustus 2020 tot 1 april 2021 en (ii) de periode 1 april 2021 tot en met 31 juli 2021, omdat Lofoten in de periode van
1 april 2021 tot en met 31 juli 2021 geen werkzaamheden heeft verricht. Natec miskent daarmee dat zij Lofoten in die laatstgenoemde periode feitelijk het werk onmogelijk heeft gemaakt en dat voor zover de provisie in deze periode is gegenereerd door inspanningen van een ander team/een nieuwe accountmanager, deze aan Lofoten moeten worden toegerekend omdat de exclusiviteit van Lofoten gewaarborgd had moeten zijn.
Daarbij is tevens van belang, zoals Lofoten onweersproken heeft opgemerkt in haar statement van januari 2025, dat de inspanningen van de nieuwe Poolse accountmanager beperkt zijn gebleven (hij werkte maar 40%, dus niet fulltime) en dat in het team van Natec verder niemand de Poolse taal machtig was. Lofoten had zelf veel meer klanten kunnen aanbrengen dan Natec als zij in staat was gesteld om tijdens de opzegtermijn haar werkzaamheden voort te zetten. Ook dit heeft Natec niet weersproken.
De kantonrechter zal daarom de periode van 1 april 2021 tot en met 31 juli 2021 niet meenemen in de referteperiode omdat deze niet voldoende representatief is. Zij zal uitgaan van de gemiddelde bruto provisie over de feitelijke duur van de agentuurovereenkomst,
te weten van 1 januari 2020 tot 1 april 2021.
€ 378.119,33.
De kantonrechter volhardt in hetgeen daarover is overwogen in rechtsoverweging 4.25 in het tussenvonnis van 2 mei 2024.
Voor zover Natec er in haar akte nadere producties heeft gesteld dat op het basisbedrag een flinke correctie op zijn plaats is omdat de kantonrechter tot nu toe nog geen aandacht heeft besteed aan de verwachte duur van het voordeel voor Natec en de hoge migratiegraad van de klanten, overweegt de kantonrechter het volgende.
Volgens het arrest van de Hoge Raad van 2 november 2021 (ECLI:NL:HR:2012:BW9865) is de tweede fase overeenkomstig artikel 17, lid 2, sub a, tweede streepje, van de Agentuurrichtlijn, erop gericht na te gaan of het op basis van de hiervoor beschreven criteria vastgestelde bedrag billijk is, gelet op alle omstandigheden van het geval
en met name op de door de handelsagent gederfde provisie [14] . Gelet op het doel van de richtlijn, de bescherming van de handelsagent (in dit geval Lofoten), vloeit uit dit systeem voort dat een uitleg van artikel 17 van de richtlijn slechts kan worden aanvaard als een dergelijke uitleg niet ten nadele van de handelsagent blijkt uit te werken. Immers, de principaal (Natec) mag niet aan de haal gaan met het voordeel van de handelsagent, dat is maatstaf.
De omstandigheid dat de verkopen in Polen zodanig zijn teruggelopen dat Natec vanaf begin 2024, dus 2,5 jaar na het einde van de agentuurovereenkomst, (nagenoeg) geheel geen verkopen meer heeft in Polen (vanwege de hoge migratiegraad van de klanten) en dus thans geen grote speler meer is op de Poolse markt, is - gelet op alle omstandigheden van het geval - naar het oordeel van de kantonrechter geen omstandigheid die reden geeft voor matiging van vergoeding. Hierbij is van belang dat de daling van de omzet van Natec pas enkele jaren na het vertrek van Lofoten heeft geleid tot sluiting van het verkoopkantoor in Polen en geenszins uitgesloten is dat deze sluiting mede een gevolg is van door Natec gemaakte beleidskeuzes (bijvoorbeeld het meer richten op verkopen in andere landen en het actief sturen op de verkoop van andere producten dan zonnepanelen, zoals omvormers en onderconstructies). Lofoten kan verder geen verwijt worden gemaakt van de beëindiging van de agentuurrelatie (er bestond enkel ‘een verschil van inzicht’ tussen partijen, aldus Natec en zij heeft Lofoten de mogelijkheid geboden om bij haar in loondienst te komen). Bovendien staat als onweersproken vast dat Lofoten na de beëindiging van de agentuurrelatie niet is blijven werken in de branche van Natec en daarvan dus ook geen profijt meer heeft gehad.
De kantonrechter berekent vervolgens het wettelijke maximum voor de klantenvergoeding als volgt:
---------------
€ 302.495,46.
€ 108.155,44aan provisie over 119 door Natec niet uitgevoerde orders tijdens de agentuurovereenkomst,
€ 19.944,55aan provisie voor de voorbereiding van na het einde van de agentuurovereenkomst tot stand gekomen overeenkomsten voor nieuwe klanten,
€ 28.320,00aan provisie voor de voorbereiding van na het einde van de agentuurovereenkomst tot stand gekomen overeenkomsten voor bestaande klanten,
€ 302.495,46aan klantenvergoeding,
€ 461.153,60.
4.De beslissing
(ii) de wettelijke rente over een bedrag van € 302.495,46, te berekenen vanaf