ECLI:NL:RBOBR:2025:3691

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 juni 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
01.249101.22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk en wederrechtelijk overnemen van niet-openbare gegevens door ambtenaar met toegang tot gevoelige informatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 27 juni 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een ambtenaar van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). De verdachte is beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk overnemen van niet-openbare gegevens, waaronder vertrouwelijke interne documenten, en het voorhanden hebben van vuurwapens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 februari 2021 en 20 oktober 2021 vertrouwelijke informatie heeft doorgestuurd naar zijn privé e-mailadres, wat in strijd was met zijn ambtsplicht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen toestemming had om deze gegevens over te nemen en dat zijn handelen wederrechtelijk was. Daarnaast zijn op 13 maart 2023 in de woning van de verdachte een revolver en een gasdrukwapen aangetroffen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en een taakstraf van 240 uren opgelegd, te vervangen door 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.249101.22
Datum uitspraak: 27 juni 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1983] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 juni 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 6 mei 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1

hij op of omstreeks 6 februari 2021 te Vught en/of Waddinxveen,
althans in Nederland,
opzettelijk en
wederrechtelijk
niet-openbare gegevens, te weten 29 (.pdf) bestanden houdende interne procedures en/of informatie van de Dienst Justitiële Inrichtingen en/of daaronder ressorterende diensten en/of onderdelen, namelijk
- Taak BE burger ziekenhuis.pdf
- Taak Bewaken en Beveiligen.pdf
- Taak BE Leeuwarden.pdf
- Taak BE Vught.pdf
- Taak FIOD ondersteuning.pdf
- Taak Rode knop politie.pdf
- Taak plaatsdelict.pdf
- Taak BOPZ.pdf
- Taak TBS Patienten.pdf
- Taak zorgkliniek.pdf (2x)
- Taak dji Den Heyacker jeugd.pdf
- Taak Ter Peel jeugd.pdf
- Taak Extra Beveiligd Vervoer.pdf
- Taak vervoer vreemdelingen.pdf
- Taak transport van wapens en munitie.pdf
- Taak grootschalig en calamiteiten.pdf (2x)
- Taak toegangscontrole.pdf
- Taak bolletjes slikkers.pdf
- Taak JCS.pdf
- Taak communicatie Risico Advies.pdf
- Taak programmeren software.pdf
- Taak vreemdelingen DCR.pdf
- Functie samenstelling Groepscommandant 2014.pdf
- Functie samenstelling Medior.pdf
- Functie samenstelling Senior.pdf
- Regeling wapens en munitie.pdf
- Sporttest LBB.pdf
die waren opgeslagen door middel van een geautomatiseerd werk,
voor zichzelf en/of voor een ander heeft overgenomen en/of heeft doorgegeven,
terwijl hij, als ambtenaar,
door het begaan van dat strafbare feit een bijzondere ambtsplicht heeft geschonden en/of bij het begaan van dat strafbare feit gebruik heeft gemaakt van macht, gelegenheid of middel hem door zijn ambt geschonken;
2
hij op of omstreeks 20 oktober 2021 te Vught en/of Waddinxveen,
althans in Nederland,
opzettelijk en
wederrechtelijk
niet-openbare gegevens, te weten (een) e-mailbericht(en) met TCI-informatie,
die waren opgeslagen door middel van een geautomatiseerd werk,
voor zichzelf en/of voor een ander heeft overgenomen en/of heeft doorgegeven,
terwijl hij, als ambtenaar,
door het begaan van dat strafbare feit een bijzondere ambtsplicht heeft geschonden en/of bij het begaan van dat strafbare feit gebruik heeft gemaakt van macht, gelegenheid of middel hem door zijn ambt geschonken;
3
hij op of omstreeks 13 maart 2023 te Waddinxveen
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een (double-action randvuur) revolver van het merk Perfecta, model 4, kaliber 4 millimeter Flobert randvuur,
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool,
en/of
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
een doosje van het merk Hirtenberg met een hoeveelheid randvuur kogelpatronen van het kaliber 4 millimeter Flobert,
voorhanden heeft gehad;
4
hij op of omstreeks 13 maart 2023 te Waddinxveen
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten
een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk
een CO2 gasdrukwapen in de vorm van een pistool, merk Smith&Wesson, model 79G, kaliber .177 (4,5 millimeter), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen,
voorhanden heeft gehad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.

De bewijsoverwegingen.

Inleiding.
De rijksrecherche is op 17 mei 2022 een strafrechtelijk onderzoek gestart tegen verdachte nadat zij via het Team Criminele Inlichtingen processen-verbaal kregen waarin onder andere stond dat verdachte vertrouwelijk informatie zou doorverkopen aan criminelen. Verdachte was op dat moment als ambtenaar werkzaam bij Dienst Justitiële Inrichtingen (hierna: DJI) en verrichtte specialistische taken binnen de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O).
Uit het strafrechtelijk onderzoek is gebleken dat verdachte op 6 februari 2021 en op 20 oktober 2021 e-mailberichten met gevoelige informatie in de bijlagen bij die e-mailberichten heeft doorgestuurd vanaf zijn zakelijke e-mailadres van DJI naar zijn privé e-mailadres. Bestanden met die gevoelige informatie zijn daarna op zijn (niet beveiligde) privé laptop aangetroffen. Hierbij ging het telkens om informatie waar verdachte als medewerker van DJI toegang toe had.
Daarnaast heeft in het kader van het strafrechtelijk onderzoek op 13 maart 2023 een doorzoeking van verdachtes woning plaatsgevonden. Tijdens deze doorzoeking zijn een revolver met bijbehorende munitie en een gasdrukpistool aangetroffen.
Verdachte wordt – kort samengevat – verweten dat hij:
  • niet-openbare gegevens heeft overgenomen (feit 1 en 2) en/of doorgegeven (feit 2), tot welke gegevens hij toegang had in het kader van zijn ambt;
  • een revolver met bijbehorende munitie (feit 3) en een gasdrukwapen in de vorm van een pistool (feit 4) voorhanden heeft gehad.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten onder 1 en 2 heeft de verdediging primair vrijspraak bepleit, omdat opzet niet bewezen kan worden en de materiële wederrechtelijkheid ontbreekt. De verdediging heeft daartoe – kort samengevat – aangevoerd dat verdachte geen opzet had op het verspreiden van de gegevens, hij te goeder trouw heeft gehandeld en zijn handelen een gerechtvaardigd belang diende. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging in verband met het ontbreken van die materiële wederrechtelijkheid.
Voor het geval dat de rechtbank wel tot een bewezenverklaring mocht komen, heeft de verdediging een (herhaald) verzoek tot het horen van getuigen en een (aanvullend) verzoek tot het mogen uitluisteren van tapgesprekken gedaan.
Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten onder 3 en 4 heeft de verdediging eveneens vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat verdachte geen beschikkingsmacht had over de aangetroffen wapens en munitie. Evenmin was sprake van enig gevaarzettend handelen.
Het oordeel van de rechtbank.
De bewijsmiddelen.
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsmiddelenbijlage. De inhoud van die bijlage dient als hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

Ten aanzien van de tenlastelegging van feit 1.

De rechtbank overweegt allereerst dat de onder feit 1 tenlastegelegde gedraging ‘doorgegeven’ pas sinds de wetswijzing van 25 februari 2021 strafbaar is gesteld onder artikel 138c van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Dit betekent dat deze gedraging niet strafbaar was ten tijde van de in de tenlastelegging opgenomen pleegdatum. De rechtbank beschouwt dit als een kennelijke misslag in de tenlastelegging en zal de tenlastelegging verbeterd lezen. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank gebleken dat voor verdachte duidelijk was waartegen hij zich moest verweren en dat verdachte door het verbeterd lezen niet in zijn verdediging is geschaad.

De beoordeling van de feiten onder 1 en 2.

Niet ter discussie staat dat verdachte niet-openbare gegevens heeft overgenomen uit een geautomatiseerd werk. Op basis van de bewijsmiddelen staat vast dat verdachte 29 bestanden (feit 1) en een e-mailbericht met gevoelige TCI-informatie (feit 2) via zijn
zakelijke e-mailadres heeft verstuurd naar zijn privé e-mailadres. Verdachte had toegang tot deze niet-openbare gegevens in het kader van zijn functie als ambtenaar bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (hierna: DJI). Verdachte bekent in zoverre het tenlastegelegde.
Dat verdachte de niet-openbare gegevens voor anderen heeft overgenomen (feit 1 en 2) of deze heeft doorgegeven (feit 2) blijkt, ondanks intensief onderzoek daarnaar, niet, zodat verdachte ten aanzien van deze onderdelen zal worden vrijgesproken.
Resteert voor de rechtbank de beantwoording van de vragen of i) sprake was van opzet en ii) of het handelen van verdachte wederrechtelijk was. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Opzettelijk.
Uit het handelen van verdachte blijkt de opzet van verdachte om niet-openbare gegevens voor zichzelf over te nemen. Immers, heeft hij deze gegevens uit de digitale omgeving, die alleen voor medewerkers van DJI toegankelijk was, naar zijn privé-mailadres gestuurd. Dat verdachte daarbij via bijlagen van de bestanden mogelijk meer informatie heeft overgenomen dan zijn bedoeling was, doet aan het voorgaande niet af. Het had op verdachtes weg gelegen om zich daarvan rekenschap te geven.
Wederrechtelijk.
De rechtbank stelt allereerst vast dat verdachte geen toestemming van zijn werkgever heeft gehad om de tenlastegelegde gegevens over te nemen. Die toestemming is ook niet impliciet gegeven door het enkele feit dat e-mailen vanuit zijn zakelijke e-mailadres naar zijn privé
e-mailadres mogelijk was. In het personeelsreglement staat immers expliciet het volgende: ‘Hoofdstuk 4.1, vertrouwelijke e-mail: hou het intern (…) Stuur geen mail naar je privé mailadres’. Verdachte heeft ter zitting zelf ook verklaard dat hij zijn leidinggevende geen toestemming heeft gevraagd voor het doorsturen van stukken naar zijn privé e-mailadres.
Nu verdachte geen toestemming had voor het overnemen van de gegevens, rest de vraag of sprake was van bijzondere omstandigheden die het wederrechtelijk karakter van zijn handelen wegnemen, zoals de verdediging heeft bepleit.
Verdachte heeft verklaard dat hij de bestanden genoemd onder feit 1 heeft overgenomen in het kader van een onderzoek naar de herwaardering van zijn functie. Bij hem en zijn collega’s bestond onvrede over het feit dat hun functie in de loop der tijd was veranderd en in hun ogen was verzwaard, terwijl de inschaling en (risico-) toeslagen daarbij achterbleven. Verdachte wilde zich als FNV-kaderlid sterk maken om hierin verandering te brengen. Met een werkstuk wilde hij in beeld brengen wat hun werktaken en de bijbehorende risico’s waren en om die reden waren de in feit 1 genoemde bestanden van belang, aldus verdachte. Dit werkstuk zou hij in zijn vrije tijd maken. Thuis had verdachte geen mogelijkheden om in de beveiligde computeromgeving van de DJI te werken. Hij beschikte niet over een laptop van zijn werk waarop hij thuis veilig kon werken. Verdachte stelt geen andere mogelijkheid te hebben gehad dan het doorsturen van de bestanden naar zijn privé e-mailadres en op de privé-laptop het werkstuk te maken. Deze bestanden heeft hij bewerkt en enige tijd daarna, samen met het werkstuk, weer teruggestuurd naar zijn werkaccount. Verdachte heeft de bestanden opgesomd als bijlagen bij zijn werkstuk. Over dit werkstuk heeft hij op een later moment op zijn werk een presentatie gegeven, aldus verdachte.
Over de gevoelige informatie genoemd onder feit 2 heeft verdachte verklaard dat hij deze heeft overgenomen omdat hij in opdracht van de integriteitscommissie van het Ministerie van Veiligheid en Justitie concrete voorbeelden van veiligheidsincidenten verzamelde. Ten tijde van het doorsturen van deze e-mail was de daarin genoemde TCI-informatie verouderd en al in de media bekend, aldus verdachte. Ook hier stelt verdachte geen andere mogelijkheid te hebben gehad dan het doorsturen van de e-mail naar zijn privé e-mailadres.
De rechtbank overweegt dat in bijzondere gevallen het overnemen van niet-openbare gegevens gerechtvaardigd kan zijn. Daarvan zal bijvoorbeeld sprake kunnen zijn als met dat handelen een wezenlijk maatschappelijk belang wordt gediend. Maar ook wanneer sprake is van een wezenlijk maatschappelijk belang mag de wet niet onnodig en niet in onbeperkte mate worden geschonden.
De rechtbank is van oordeel dat de werkzaamheden van verdachte ten behoeve van een functieherwaardering, hoe belangrijk ook voor verdachte zelf en zijn collega’s bij DJI, geen onderwerp is dat een wezenlijk maatschappelijk belang dient. Verdachte was aldus niet gerechtigd tot het overnemen van de gegevens. Daarmee staat de wederrechtelijkheid van het handelen van verdachte onder feit 1 vast.
Ten aanzien van de door verdachte gegeven reden voor het plegen van feit 2 is minder eenvoudig vast te stellen of al dan niet sprake is van handelen in het kader van een wezenlijk maatschappelijk belang. Niettemin is de rechtbank van oordeel dat de noodzaak voor het plegen van het ten laste gelegde feit ontbreekt. De handelwijze van verdachte, het doorsturen van een e-mail met TCI-informatie in de bijlage, was in dit geval niet de geëigende weg. De rechtbank ziet, bij gebreke van een steekhoudende uitleg van de zijde van verdachte, niet in waarom verdachte het verzamelen van de meldingen niet binnen de beveiligde computeromgeving van de DJI had kunnen doen. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank ook de wederrechtelijkheid van het ten laste gelegde onder feit 2 vast.
Conclusie.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 6 februari 2021 en op 20 oktober 2021 opzettelijk en wederrechtelijk niet-openbare gegevens, tot welke gegevens hij toegang had in het kader van zijn ambt, heeft overgenomen.

De beoordeling van de feiten onder 3 en 4.

De tenlastegelegde wapens en de munitie zijn in de woning van verdachte en zijn partner aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat deze wapens en munitie in de woning lagen. Deze goederen waren van zijn schoonvader, wat verdachte ter zitting nader heeft onderbouwd met een wapenvergunning op naam van [schoonvader verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachtes schoonvader). Na de verhuizing van zijn schoonvader naar het bejaardentehuis hebben verdachte en zijn partner de wapens en munitie enkele maanden in hun woning bewaard. Het was de bedoeling om deze op de juiste wijze van de hand te doen, maar daar waren zij door omstandigheden nog niet aan toegekomen.
De rechtbank stelt gelet op het voorgaande vast dat verdachte, samen met zijn partner, de wapens en de munitie aanwezig had en dat hij daarover beschikkingsmacht had. De reden daarvoor en de omstandigheden waardoor hij de wapens en de munitie voorhanden had doen daar niet aan af.
Conclusie.
De rechtbank acht het medeplegen van het voorhanden hebben van een revolver, bijbehorende munitie en een gasdrukpistool wettig en overtuigend bewezen.

De voorwaardelijke verzoeken.

Nu de rechtbank tot een bewezenverklaring komt zal zij ook toekomen aan de door de verdediging gedane voorwaardelijke verzoeken tot het horen van getuigen en het uitluisteren van tapgesprekken.
De rechter-commissaris heeft de getuigenverzoeken op 14 december 2023 en - naar aanleiding van een heroverwegingsverzoek van de verdediging – op 9 februari 2024 afgewezen. De rechtbank toetst de herhaalde verzoeken aan het noodzaakscriterium en oordeelt als volgt.
De door de verdediging verzochte getuigen betreffen geen van allen Keskin-getuigen. De rechtbank dient te beoordelen of het noodzakelijk is dat de getuigen worden gehoord in de onderhavige procedure. Die vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend. De verdediging heeft geen enkele nadere toelichting ten grondslag gelegd aan haar verzoek tot het horen van deze getuigen. De rechtbank acht de verzoeken daarom onvoldoende onderbouwd. Van enig belang voor de uit hoofde van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering te nemen beslissingen is niet gebleken.
Het verzoek tot het mogen uitluisteren van de tapgesprekken is evenmin gemotiveerd. Daarbij is ook hier van enig belang voor de uit hoofde van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering te nemen beslissingen niet gebleken.
Conclusie.
De rechtbank ziet geen noodzaak tot het horen van de getuigen en het uitluisteren van de tapgesprekken door de verdediging en wijst de verzoeken af.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
T.a.v. feit 1:
op 6 februari 2021 in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk
niet-openbare gegevens, te weten 29 (.pdf) bestanden houdende interne procedures en/of informatie van de Dienst Justitiële Inrichtingen, namelijk
- Taak BE burger ziekenhuis.pdf
- Taak Bewaken en Beveiligen.pdf
- Taak BE Leeuwarden.pdf
- Taak BE Vught.pdf
- Taak FIOD ondersteuning.pdf
- Taak Rode knop politie.pdf
- Taak plaatsdelict.pdf
- Taak BOPZ.pdf
- Taak TBS Patienten.pdf
- Taak zorgkliniek.pdf (2x)
- Taak dji Den Heyacker jeugd.pdf
- Taak Ter Peel jeugd.pdf
- Taak Extra Beveiligd Vervoer.pdf
- Taak vervoer vreemdelingen.pdf
- Taak transport van wapens en munitie.pdf
- Taak grootschalig en calamiteiten.pdf (2x)
- Taak toegangscontrole.pdf
- Taak bolletjes slikkers.pdf
- Taak JCS.pdf
- Taak communicatie Risico Advies.pdf
- Taak programmeren software.pdf
- Taak vreemdelingen DCR.pdf
- Functie samenstelling Groepscommandant 2014.pdf
- Functie samenstelling Medior.pdf
- Functie samenstelling Senior.pdf
- Regeling wapens en munitie.pdf
- Sporttest LBB.pdf
die waren opgeslagen door middel van een geautomatiseerd werk,
voor zichzelf heeft overgenomen,
terwijl hij, als ambtenaar,
door het begaan van dat strafbare feit een bijzondere ambtsplicht heeft geschonden en bij het begaan van dat strafbare feit gebruik heeft gemaakt van gelegenheid en middel hem door zijn ambt geschonken;
T.a.v. feit 2:
op 20 oktober 2021 in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk
niet-openbare gegevens, te weten een e-mailbericht met TCI-informatie,
opgeslagen door middel van een geautomatiseerd werk,
voor zichzelf heeft overgenomen,
terwijl hij, als ambtenaar,
door het begaan van dat strafbare feit een bijzondere ambtsplicht heeft geschonden en bij het begaan van dat strafbare feit gebruik heeft gemaakt van gelegenheid en middel hem door zijn ambt geschonken;
T.a.v. feit 3:
op 13 maart 2023 te Waddinxveen tezamen en in vereniging met een ander,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weten een (double-action randvuur) revolver van het merk Perfecta, model 4, kaliber 4 millimeter Flobert randvuur, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver,
en
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie,
te weten een doosje van het merk Hirtenberg met een hoeveelheid randvuur kogelpatronen van het kaliber 4 millimeter Flobert,
voorhanden heeft gehad;
T.a.v. feit 4:
op 13 maart 2023 te Waddinxveen tezamen en in vereniging met een ander,
een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie,
te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was,
namelijk een CO2 gasdrukwapen in de vorm van een pistool, merk Smith&Wesson, model 79G, kaliber .177 (4,5 millimeter), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen,
voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

De oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd:
  • een taakstraf van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest;
  • een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
In het geval dat de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de verdediging de rechtbank verzocht geen straf op te leggen. Verdachte heeft geprobeerd misstanden in kaart te brengen en deze een halt toe te roepen. Hij heeft hierdoor veel verloren, waaronder zijn baan. Daarnaast heeft de verdediging verzocht rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk en wederrechtelijk overnemen van niet-openbare gegevens afkomstig van de digitale werkomgeving van zijn werkgever, wat strafbaar is gesteld in artikel 138c Sr. Deze strafbepaling beoogt betere bescherming te bieden tegen het overnemen van gegevens uit geautomatiseerd werk. Door het overnemen houdt de rechthebbende weliswaar de beschikking over de gegevens maar de controle op het gebruik ervan gaat verloren. De bepaling strekt onder andere tot bescherming van de openbare orde doordat met het overnemen van gegevens andere misdrijven kunnen worden begaan.
In zijn functie als ambtenaar in dienst bij de DJI had verdachte toegang tot zeer gevoelige informatie. In de digitale werkomgeving heeft verdachte bestanden opgezocht en deze vervolgens doorgestuurd naar zijn privé e-mailaccount. Ook heeft hij een e-mailbericht met vertrouwelijke informatie vanuit zijn zakelijke e-mailaccount doorgestuurd naar zijn privé e-mailadres. Verdachte heeft hiermee in strijd met zijn ambtsplicht vertrouwelijke informatie buiten de beveiligde omgeving gebracht, waardoor de veiligheid van anderen in gevaar kon worden gebracht.
De overgenomen niet-openbare gegevens betroffen vertrouwelijke en gevoelige informatie, waaronder procedures rondom de beveiliging van de PI Vught en de PI Schiphol, namen van collega’s, kentekens, communicatiestructuren en een e-mail met TCI-informatie. Verdachte heeft deze gegevens niet alleen naar zijn privé e-mailadres gemaild, maar hij heeft deze ook opgeslagen op zijn onbeveiligde privé-laptop, die voor iedereen toegankelijk was omdat er ook geen wachtwoord op zat . Door zo onzorgvuldig te handelen bestond het risico dat zeer vertrouwelijke en gevoelige informatie in handen van derden kan komen, wat een direct gevaar kan opleveren voor verdachte en zijn collega’s. Dit zeer onzorgvuldig handelen staat haaks op de inzet van verdachte voor een veiligere werkomgeving. Verdachte had zich juist gelet op de omgeving waarin hij werkzaam was bewust moeten zijn van de risico’s van het op deze manier doorsturen van gevoelige informatie. Hiervan lijkt verdachte tot op heden onvoldoende doordrongen.
De rechtbank overweegt dat er geen aanwijzingen zijn dat verdachte deze informatie aan derden heeft doorgespeeld of dat hij te linken is aan criminele samenwerkingsverbanden. De start van het onderzoek is mede ingegeven door een TCI-melding waarin staat dat verdachte vertrouwelijk informatie zou verkopen aan criminelen. Door de rijksrecherche is uitgebreid en intensief onderzoek gedaan, maar van het doorgeven van niet-openbare gegevens aan derden of een link met een criminele organisatie is niet gebleken.
De lezing van verdachte dat hij de in feit 1 genoemde bestanden aan zijn privé-mail heeft doorgestuurd omdat hij zich bezighield met een functieherwaarderingstraject, kan door de rechtbank niet als onaannemelijk terzijde worden geschoven. Uit het dossier komt naar voren dat verdachte van zijn werkstuk daadwerkelijk een presentatie heeft gegeven en dat in dat werkstuk de doorgestuurde bestanden waren genoemd.
Verder had verdachte een vuurwapen met bijbehorende munitie en een gasdrukwapen in zijn woning liggen. De rechtbank acht het aannemelijk dat deze goederen oorspronkelijk aan zijn schoonvader toebehoorden en na diens verhuizing in de woning van verdachte terecht zijn gekomen. Verdachte was in zijn functie bij de DJI getraind om met vuurwapens om te gaan en hij had ook een dienstwapen thuis in zijn daarvoor bestemde wapenkluis liggen. Verdachte kent als geen ander de risico’s en gevaren van onbeheerd wapenbezit. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij niet op de juiste wijze is omgegaan met de aangetroffen wapens en de munitie. Hij had kunnen en moeten weten op welke wijze hij deze van de hand had kunnen doen en daar naar moeten handelen.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden met straffen die rechters in soortgelijke strafzaken opleggen en de bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten met betrekking tot de Wet wapens en munitie. Die oriëntatiepunten zijn meegenomen bij het bepalen van de straf.
De rechtbank weegt in strafmatigende zin mee dat verdachte al is getroffen door de gevolgen van het strafrechtelijk onderzoek, in die zin dat dit onderzoek na een langdurig dienstverband bij de DJI heeft geleid tot zijn ontslag. Daarnaast houdt de rechtbank er rekening mee dat ook de berichtgeving in deze zaak impact op hem heeft gehad.
Naar vaste rechtspraak heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen. De redelijke termijn is in deze zaak gaan lopen op 13 maart 2023, de dag waarop verdachte is aangehouden en verhoord. Het vonnis is gewezen op 27 juni 2025. De rechtbank concludeert dat de redelijke termijn met drieënhalve maand is overschreden waardoor verdachte lange tijd in onzekerheid heeft verkeerd over de afloop van onderhavige procedure. De rechtbank zal deze overschrijding verdisconteren in de op te leggen straf.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 22c, 22d, 44, 47, 57 en 138c van het Wetboek van Strafrecht
13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 en feit 2:
Opzettelijk en wederrechtelijk niet-openbare gegevens die zijn opgeslagen door middel van een geautomatiseerd werk, voor zichzelf overnemen, terwijl het feit is begaan door een ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van gelegenheid en middel hem door zijn ambt geschonken;
T.a.v. feit 3:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

en

medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
T.a.v. feit 4:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
- verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4:
Een
taakstrafvoor de duur van
120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank waardeert elke dag die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht op 2 uren te verrichten arbeid.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L.J. Verborg, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. N.E.M. Keereweer, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.P.M. van de Wouw, griffier,
en is uitgesproken op 27 juni 2025.
Mr. N.E.M. Keereweer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.