ECLI:NL:RBOBR:2025:3609

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
24/1865
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie met betrekking tot eiseres

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV over haar arbeidsongeschiktheid beoordeeld. Eiseres, die sinds 2011 ziek is en een WIA-uitkering ontvangt, is het niet eens met de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 43,94% per 22 juni 2023. Het UWV had eerder vastgesteld dat zij geen recht meer had op de uitkering, maar dit besluit werd later herzien. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid en heeft aanvullende rapportages ingediend ter ondersteuning van haar standpunt.

De rechtbank heeft op 15 mei 2025 de zaak behandeld en komt tot de conclusie dat het UWV een motiveringsgebrek heeft in het bestreden besluit. Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd waarom een urenbeperking van 4 uur per dag en 20 uur per week noodzakelijk is. De rechtbank biedt eiseres de gelegenheid om haar standpunt nader te onderbouwen en stelt het UWV in de gelegenheid om het geconstateerde gebrek in de besluitvorming te herstellen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep, waarbij ook de proceskosten en het griffierecht nog niet zijn behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 24/1865 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. R.J. Hoogeveen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. T.P.A.W. Hanenberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de door het UWV vastgestelde mate van haar arbeidsongeschiktheid per 22 juni 2023 in het kader van haar WIA-uitkering [1] .
1.1.
Met het besluit van 21 april 2023 heeft het UWV vastgesteld dat eiseres vanaf 22 juni 2023 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn.
1.2.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Met het besluit van 21 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Daarbij is de mate van arbeidsongeschiktheid gewijzigd naar 43,94% en is haar WIA-uitkering hervat.
1.3.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld omdat zij het niet eens is met de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid.
1.4.
Eiseres heeft een aanvullend beroepschrift ingediend met een aanvullende rapportage van de door haar ingeschakelde verzekeringsarts.
1.5.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 15 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde en de gemachtigde van het UWV.

De feiten

2. Eiseres heeft zich op 16 december 2011 vanuit de Werkloosheidswet (WW) ziek gemeld. Na het doorlopen van de wachttijd heeft zij op 7 augustus 2015 een WIA-uitkering aangevraagd. Aan eiseres is per 2 september 2015 een WIA-uitkering toegekend waarbij zij volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is geacht doordat er geen benutbare mogelijkheden (GBM) waren. Vervolgens heeft er een herbeoordeling plaatsgevonden en is er geconcludeerd dat geen sprake meer is van een situatie van GBM. Hieruit volgt de besluitvorming zoals genoemd onder “inleiding”.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres op juiste gronden heeft vastgesteld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek heeft. Ook heeft eiseres haar standpunt onvoldoende onderbouwd. Daarom doet de rechtbank een tussenuitspraak, waarin eiseres de mogelijkheid krijgt om haar standpunt nader te motiveren en waarin het UWV de mogelijkheid wordt geboden dit gebrek te herstellen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Standpunten van partijen
5. Het UWV stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat eiseres per 22 juni 2023 43,94% arbeidsongeschikt is. Daarbij verwijst het UWV naar de beoordelingen van de arts bezwaar en beroep (B&B) en de arbeidsdeskundige B&B.
6. Eiseres is het daar niet mee eens. Zij voert allereerst aan dat het besluit van het UWV is genomen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Zij vindt ook dat de arts B&B ten onrechte de in de expertise vastgestelde beperkingen niet heeft overgenomen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML). Daarnaast stelt eiseres dat er ten onrechte geen urenbeperking is opgenomen. Verder stelt eiseres zich op het standpunt dat de geselecteerde functies haar belastbaarheid overschrijden. Eiseres wijst nogmaals op het, ook al in bezwaar overgelegde, rapport van 12 oktober 2023 door verzekeringsarts P.J.A.J. van Amelsfoort (hierna: Van Amelsfoort) en arbeidsdeskundige M. Overduin, die zijn verbonden aan het Expertise instituut. Ook wijst eiseres op de aanvullende rapportage door Van Amelsfoort van 5 juli 2024.
De redenen voor de beslissing van de rechtbank
De zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
7. Eiseres heeft op de zitting gesteld dat het onderzoek niet zorgvuldig is geweest, omdat de (verzekerings)artsen niet goed hebben doorgevraagd naar haar trauma’s. Ook is het lichamelijk onderzoek volgens eiseres tekortgeschoten. De verzekeringsarts heeft haar maar kort lichamelijk onderzocht, en de arts B&B vond het zelfs niet nodig om haar lichamelijk te onderzoeken.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek van de (verzekerings)artsen voldoende zorgvuldig is geweest. Daarbij overweegt de rechtbank het volgende. De primaire verzekeringsarts heeft eiseres gezien op het spreekuur van 6 januari 2023 en met haar 1,5 uur gesproken over onder andere de klachten, behandeling en haar daginvulling. De primaire verzekeringsarts heeft eiseres ook observerend psychisch onderzocht. Daarnaast heeft de arts B&B eiseres gezien op het spreekuur van 7 februari 2024 en heeft met haar gesproken over haar klachten. Dat de verzekeringsartsen tijdens het spreekuur onvoldoende hebben doorgevraagd als het gaat om haar trauma’s volgt de rechtbank daarom niet. Daar komt bij dat eiseres op zitting heeft aangegeven dat ze tijdens het gesprek met de arts B&B alles eruit heeft gegooid. Ook volgt de rechtbank eiseres niet in haar stelling dat het lichamelijk onderzoek te kort is geschoten. De primaire verzekeringsarts heeft eiseres op het spreekuur observerend lichamelijk onderzocht. De arts B&B heeft er voor gekozen om geen lichamelijk onderzoek te verrichten, omdat de primaire verzekeringsarts dit al had gedaan. Verder was er informatie van de reumatoloog in het dossier aanwezig waarin een lichamelijk onderzoek is beschreven. Er zijn daarom geen aanwijzingen dat er informatie mist of dat er onvolledig onderzoek is gedaan.
De medisch inhoudelijke beoordeling
8. De rechtbank beoordeelt of eiseres met wat zij heeft aangevoerd twijfel heeft doen ontstaan aan de juistheid van de besluitvorming door het UWV. De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
9. Het UWV is ermee bekend dat eiseres lichamelijke en psychische klachten heeft. De primaire verzekeringsarts heeft op 10 februari 2023 een FML opgesteld waarin diverse beperkingen zijn opgenomen in alle rubrieken. De arts B&B heeft aanleiding gezien om, mede gelet op het rapport door Van Amelsfoort, de FML op enkele items aan te scherpen. Zij heeft op 5 maart 2024 daarom een FML opgesteld waarin zij meer beperkingen aanneemt. In haar rapport heeft de arts B&B uitgelegd waarom zij geen aanleiding ziet voor meer of forsere beperkingen en dat zij gelet op de richtlijnen die zijn opgenomen in de Standaard ‘Duurbelastbaarheid in arbeid’ geen aanleiding ziet voor een urenbeperking.
10. Eiseres heeft tijdens de zitting bevestigd dat er geen geschil meer is over de (verdergaande) beperkingen ten aanzien van het afwisselen van houding (item 5.9) en de trillingsbelasting (item 3.7). Deze punten behoeven dan ook geen nadere bespreking meer.
11. Eiseres stelt dat haar beperkingen zijn onderschat. Volgens eiseres is ze aangewezen op een voorspelbare werksituatie (item 1.8.2) omdat ze vergeetachtig is, nauwelijks meer informatie kan opnemen en niet meer kan multitasken. Daarnaast kan ze geen taak adequaat afronden bij onderbrekingen of drukte in de omgeving. Tevens is eiseres niet in staat om haar gevoelens te uiten (item 2.7) omdat ze zichzelf blokkeert. Dit kan aanleiding geven tot misverstanden en problemen in een werksituatie. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst zij naar het rapport en het aanvullend rapport door Van Amelsfoort.
11.1.
De (verzekerings)artsen van het UWV hebben toegelicht dat, gelet op de uitleg die aan deze items worden gegeven in de basisinformatie CBBS (Claim Beoordelings- en Borgingssysteem), pas aanleiding bestaat om een beperking op deze items aan te nemen als sprake is van een ernstige stoornis. Van een ernstige stoornis als bedoeld in de basisinformatie CBBS is geen sprake. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de beoordeling door de (verzekerings)artsen van het UWV. De rechtbank is namelijk van oordeel dat eiseres haar standpunt onvoldoende heeft onderbouwd. Voor de door eiseres geclaimde beperkingen is geen (voldoende) medische onderbouwing te vinden. Uit de gegevens blijkt niet dat eiseres dermate problemen heeft dat deze beperkingen moeten worden aangenomen. De contra-expertise van Van Amelsfoort brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De beroepsgrond slaagt dus niet.
12. Eiseres stelt zich verder op het standpunt dat een urenbeperking op energetische gronden aangewezen is. Er is namelijk sprake van vermoeidheidsklachten en onderbroken slaap als gevolg van haar ziektebeeld. Daardoor is sprake van onvoldoende recuperatie en is eiseres genoodzaakt rustperiodes op de dag te nemen. Eiseres verwijst daarbij naar het rapport door Van Amelsfoort, waarin deze een urenbeperking van 4 uur per dag en 20 uur per week aangewezen acht.
12.1.
Volgens de arts B&B is de psychiatrische problematiek van eiseres niet zodanig dat deze een energetische indicatie voor een urenbeperking geeft. Zij verwijst naar het behandelplan van de GGZ, waarin concentratieproblemen en overgevoeligheid voor prikkels niet specifiek worden benoemd. Daarnaast stelt de arts B&B dat eiseres soms overdag rust nodig heeft, en niet regelmatig zoals wordt beschreven door Van Amelsfoort.
12.2.
Gelet op de Standaard ‘Duurbelastbaarheid in arbeid’ kan het ziektebeeld van eiseres op zichzelf gezien aanleiding geven tot een urenbeperking, omdat eiseres klachten heeft als gevolg van PTSS. Op dit moment vindt de rechtbank de noodzaak voor deze urenbeperking echter onvoldoende onderbouwd door eiseres. Volgens Van Amelsfoort zijn de klachten dermate ernstig dat eiseres op een urenbeperking is aangewezen, maar een medische onderbouwing ontbreekt. Verder stelt Van Amelsfoort weliswaar dat eiseres vermoeid is omdat zij slecht slaapt en daarom een noodzaak heeft tot het nemen van rustperiodes op de dag, maar daarmee onderbouwt hij niet dat er sprake is van een medische noodzaak voor een urenbeperking van 4 uur per dag en 20 uur per week. De rechtbank wil eiseres met een ‘burgerlus’ in de gelegenheid stellen deze stellingen nader te onderbouwen.
12.3.
Ook de arts B&B heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd dat de PTSS van eiseres geen urenbeperking rechtvaardigt. De enkele stelling dat de psychiatrische problematiek niet zodanig is dat het geen aanleiding geeft tot het aannemen van een urenbeperking vindt de rechtbank onvoldoende, temeer nu eiseres onderbouwd heeft gesteld dat de slaapproblemen zorgen voor een verminderde mogelijkheid tot recuperatie. Het UWV zal nader moeten motiveren waarom de slaapproblemen van eiseres niet zorgen voor een verminderde mogelijkheid tot recuperatie. De rechtbank ziet aanleiding om de arts B&B om een reactie en een nadere toelichting te vragen.

Conclusie en gevolgen

13. De rechtbank overweegt dat eiseres onvoldoende onderbouwd heeft waarom een urenbeperking van 4 uur per dag en 20 uur per week op zijn plaats is. Daarom zal zij eiseres in de gelegenheid stellen om haar standpunt nader te onderbouwen. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen eiseres haar standpunt nader kan onderbouwen op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak. De rechtbank verzoekt eiseres uiterlijk binnen twee weken mee te delen aan de rechtbank of zij gebruik maakt van de gelegenheid haar standpunt nader te onderbouwen. Als eiseres niet in staat is om van de hiervoor genoemde mogelijkheid gebruik te maken binnen de daarvoor gestelde termijn, dan moet zij binnen die termijn een concreet en gemotiveerd verzoek voor verlenging daarvan indienen.
13.1.
Gelet op wat de rechtbank heeft overwogen onder 12.3, volgt dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) onvoldoende gemotiveerd is. Op grond van artikel 8:51, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het UWV in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
13.2.
Nadat eiseres gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om haar standpunt nader te onderbouwen, zal de rechtbank het UWV in de gelegenheid stellen om het geconstateerde gebrek in de besluitvorming te herstellen. Om het gebrek te herstellen, moet het UWV nader motiveren waarom er, gelet op de slaapproblemen van eiseres, volgens het UWV geen aanleiding is voor het opnemen van een urenbeperking. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen op acht weken nadat de rechtbank de nadere onderbouwing van eiseres heeft doorgezonden aan het UWV. Het UWV moet uiterlijk binnen twee weken mededelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Ook hier geldt dat als het UWV niet in staat is om van de hiervoor genoemde mogelijkheid gebruik te maken binnen de daarvoor gestelde termijn, het UWV binnen de gestelde termijn een concreet en gemotiveerd verzoek voor verlenging daarvan moet indienen.
13.3.
In beginsel, ook in de situatie dat eiseres en/of het UWV de termijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
13.4.
De rechtbank wijst er nog op dat het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, in beginsel beperkt blijft tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht. [2]
13.5.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt eiseres op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of zij gebruikt maakt van de gelegenheid haar standpunt nader te onderbouwen;
- stelt eiseres in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak haar standpunt nader te onderbouwen;
- draagt het UWV op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt het UWV in de gelegenheid om binnen acht weken nadat de rechtbank de nadere onderbouwing van eiseres heeft doorgezonden aan het UWV het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. de Jong, rechter, in aanwezigheid van mr. M.P. Kool, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, Wet WIA.
2.ABRvS 12 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA2877.