ECLI:NL:RBOBR:2025:3582

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
C/01/411058 / FA RK 24-5169
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.N. van der Goot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor hulpverlening en diagnostisch onderzoek in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 4 juni 2025 uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure tussen de moeder en de vader van een minderjarige. De moeder verzocht om vervangende toestemming voor hulpverlening en diagnostisch onderzoek voor hun kind, omdat de vader onder voorbehoud toestemming had verleend. De rechtbank heeft geoordeeld dat de moeder niet kan aantonen dat vervangende toestemming in het belang van de minderjarige is, gezien de onzekere toekomst van de vader's toestemming. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder afgewezen en het hoofdverblijf van de minderjarige bij de moeder vastgesteld, evenals een zorgregeling tussen de vader en de minderjarige. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over de minderjarige en de rechtbank heeft de regeling vastgesteld die in het belang van het kind is. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/411058 / FA RK 24-5169
Uitspraak : 4 juni 2025
Beschikking betreffende hoofdverblijf, zorgregeling en vervangende toestemming medicatie in de zaak van
[verzoekster],
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna mede te noemen: de moeder,
advocaat mr. M.M.P. Gerrits,
tegen
[verweerder],
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna mede te noemen: de vader,
als vervolg op de beschikking van deze rechtbank van 2 april 2025, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.

1.De procedure

1.1.
Bij voormelde beschikking heeft de rechtbank de beslissing met betrekking tot hoofdverblijf, zorgregeling en vervangende toestemming aangehouden tot de mondelinge behandeling van 15 mei 2025 om 15.30 uur.
1.2.
De zaak is behandeld ter zitting van 15 mei 2025. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat en [naam] van de raad.
1.3.
De vader is op de juiste wijze opgeroepen maar hij is niet bij de mondelinge behandeling verschenen.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben van juli 2011 tot en met januari 2018 een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.2.
Uit de relatie van partijen is de minderjarige geboren:
- [minderjarige] op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
2.3.
Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] .

3.De (resterende) verzoeken

3.1.
De moeder verzoekt, zoveel als mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om:
I. het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de moeder vast te stellen;
II. een zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] vast te stellen waarbij [minderjarige] bij de vader verblijft gedurende een weekend per veertien dagen van vrijdag tussen 20:00 uur en 20:30 uur tot zondag tussen 19:30 uur en 20:00 uur, waarbij de vader bij aanvang van de omgang [minderjarige] bij de moeder ophaalt en aan het einde van de omgang [minderjarige] weer terugbrengt, waarbij [minderjarige] gedurende één aaneengesloten week in de eerste drie weken van de zomervakantie bij de vader zal verblijven, waarbij [minderjarige] tevens gedurende de helft van de feestdagen in onderling overleg tussen partijen te bepalen bij de vader zal verblijven, waarbij de moeder in de even jaren de eerste keuze heeft en de vader in de oneven jaren de eerste keuze heeft;
III. de moeder vervangende toestemming te verlenen op grond van artikel 1:253a BW voor het aanmelden van de [minderjarige] voor hulpverlening/IAG en een diagnostisch onderzoek via een aanvraag bij [gemeente] ;
IV. met compensatie van proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij zijn/haar eigen proceskosten dient te dragen.

4.De verdere beoordeling

Hoofdverblijf

4.1.
De ouders hebben samen het gezag. Zij kunnen de rechtbank samen of ieder afzonderlijk vragen te beslissen bij wie [minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats heeft (artikel 1:253a lid 2 onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW)). De rechtbank neemt een beslissing die zij in het belang van [minderjarige] wenselijk vindt.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] is dat zijn hoofdverblijf bij de moeder wordt bepaald. [minderjarige] verblijft feitelijk het grootste deel van de tijd bij de moeder. Nu het zwaartepunt van de zorg voor [minderjarige] onweersproken bij de moeder ligt, heeft [minderjarige] er belang bij dat de juridische situatie aansluit bij de feitelijke situatie. De rechtbank zal het verzoek van de moeder daarom toewijzen.
Regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
4.3.
De ouders hebben samen het gezag. Op grond van artikel 1:253a van het BW kunnen zij de rechtbank samen of ieder afzonderlijk om een beslissing vragen over [minderjarige] als zij het niet eens worden over de zorgregeling.
4.4.
Partijen geven feitelijk uitvoering aan de door de moeder verzochte zorgregeling. De rechtbank heeft van de moeder begrepen dat deze regeling goed loopt en dat [minderjarige] het fijn heeft bij zowel de vader als de moeder. Nu de vader geen verweer heeft gevoerd en de regeling volgens de rechtbank niet in strijd is met het belang van [minderjarige] , zal de rechtbank deze regeling vaststellen.
Vervangende toestemming medische behandeling4.5. Op grond van artikel 1:253a, eerste lid van het BW kunnen geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat zij voor hulpverlening/IAG (Intensieve ambulante gezinshulp) en het laten uitvoeren van diagnostisch onderzoek toestemming van de andere ouder nodig hebben. Indien partijen het hierover niet eens worden, zal de rechter hierover desgevraagd een beslissing nemen.
4.6.
De rechtbank zal het verzoek van moeder afwijzen en legt hierna uit waarom. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de vader op dit moment zijn toestemming voor de verzochte hulpverlening en diagnostisch onderzoek heeft verleend. De vader heeft dit onder voorbehoud gedaan, voor het geval hij niet meer achter de hulpverlening staat. De moeder wil voorkomen dat hulpverlening stopt doordat de vader zijn toestemming intrekt. De moeder vraagt daarom om vervangende toestemming voor het geval de vader zijn toestemming intrekt. Deze eventuele intrekking betreft een onzekere gebeurtenis in de toekomst, waarvan het moment en de redenen nog onbekend zijn. Ook kan nu niet worden voorzien wat de omstandigheden ten tijde van een eventuele intrekking zullen zijn. Dat brengt met zich mee dat de rechtbank op dit moment niet kan beoordelen of vervangende toestemming in het belang van [minderjarige] zal zijn.
Proceskosten4.7. De rechtbank zal bepalen dat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd. Dit betekent dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de moeder;
5.2.
stelt inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken de volgende regeling vast tussen de vader en [minderjarige] :
  • [minderjarige] verblijft bij de vader gedurende een weekend per veertien dagen van vrijdag tussen 20:00 uur en 20:30 uur tot zondag tussen 19:30 uur en 20:00 uur;
  • de vader haalt bij aanvang van het contact [minderjarige] bij de moeder op en brengt aan het einde van het contact [minderjarige] weer terug;
  • [minderjarige] zal in de eerste drie weken van de zomervakantie gedurende één aaneengesloten week bij de vader verblijven;
  • [minderjarige] zal tevens gedurende de helft van de feestdagen in onderling overleg tussen partijen te bepalen bij de vader verblijven, waarbij de moeder in de even jaren de eerste keuze heeft en de vader in de oneven jaren de eerste keuze heeft.
5.3.
verklaart de beslissingen tot dusver uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
compenseert de proceskosten tussen partijen aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Conc: HNvd(G
Tegen deze beschikking kan, voor zover het een eindbeslissing betreft, -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.