Op 23 juni 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van betrokkenheid bij de productie en handel in amfetamine. De rechtbank heeft de verdachte integraal vrijgesproken, omdat de bewijsvoering onvoldoende was om hem als gebruiker van de ANØM-accounts te identificeren. De rechtbank concludeerde dat de overeenkomsten tussen de verdachte en de gebruiker van het ANØM-account niet voldoende onderscheidend waren om met zekerheid te kunnen vaststellen dat de verdachte de gebruiker was. De zaak was aanhangig gemaakt op basis van een dagvaarding van 20 september 2024, en de rechtbank heeft de vordering van de officieren van justitie en de verdediging gehoord tijdens meerdere zittingen. De rechtbank oordeelde dat de politie onvoldoende onderzoek had verricht naar de identiteit van de gebruiker van de accounts en dat de bewijsstukken niet overtuigend waren. De verdachte had zich beroepen op zijn zwijgrecht en ontkende betrokkenheid bij de feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen objectieve bewijsmiddelen waren die de betrokkenheid van de verdachte konden aantonen, en heeft daarom besloten tot vrijspraak.