Op 27 mei 2025 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de opheffing van bewind over de goederen van betrokkene. Het verzoek tot opheffing is ingediend door betrokkene, die aangeeft dat zijn financiële problemen en schulden zijn opgelost en dat hij in staat is om zijn geldzaken zelf te regelen. Betrokkene heeft de intentie om te emigreren naar Turkije, waar zijn familie hem financieel en persoonlijk zal ondersteunen.
De mondelinge behandeling van het verzoek vond plaats op 13 mei 2025, waarbij betrokkene, een goede kennis en de bewindvoerder aanwezig waren. De bewindvoerder heeft zowel schriftelijk als ter zitting aangegeven dat betrokkene al enige tijd bezig is met een zelfredzaamheidstraining, maar dat er nog steeds problemen zijn met het beheer van het leefgeld. Ondanks herhaalde verzoeken is het betrokkene niet gelukt om zijn uitgavenpatroon aan te passen.
De kantonrechter heeft geconcludeerd dat, hoewel betrokkene de wens heeft om zelfstandig zijn financiële zaken te beheren, er onvoldoende bewijs is dat hij hiertoe in staat is. Betrokkene heeft geen duidelijk plan gepresenteerd voor het beheer van zijn financiën en heeft onvoldoende inzicht in zijn eigen financiële situatie. Daarom heeft de kantonrechter besloten het verzoek tot opheffing van het bewind af te wijzen, omdat de noodzaak voor voortzetting van het bewind nog steeds aanwezig is.