ECLI:NL:RBOBR:2025:3346

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
11619004
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A. Wijsman - Van Veen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van DAF Trucks N.V. met werknemer wegens verwijtbaar handelen en verstoorde arbeidsverhouding

In deze zaak heeft DAF Trucks N.V. verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een werknemer, hierna te noemen [verweerder], op basis van (ernstig) verwijtbaar handelen en een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter heeft op 5 juni 2025 uitspraak gedaan. De procedure begon met een verzoekschrift van DAF, waarin werd gesteld dat [verweerder] betrokken was bij de verduistering van verstuivers, een waardevol onderdeel van de vrachtwagens die DAF produceert. DAF stelde dat [verweerder] op de hoogte was van verdachte activiteiten en had moeten melden dat er iets niet klopte. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat [verweerder] niet bewust heeft meegewerkt aan de verduistering en dat er onvoldoende bewijs was voor ernstig verwijtbaar handelen. De kantonrechter concludeerde dat het verwijt niet zodanig was dat van DAF niet gevergd kon worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Ook de subsidiaire grond van een verstoorde arbeidsverhouding werd afgewezen, omdat DAF niet had aangetoond dat er sprake was van een duurzaam verstoorde relatie. De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen en DAF veroordeeld in de proceskosten van [verweerder].

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer / rekestnummer: 11619004 \ EJ VERZ 25-177
Beschikking van 5 juni 2025
in de zaak van
DAF TRUCKS N.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Eindhoven,
verzoekster,
hierna te noemen: DAF,
gemachtigde: mr. P.A.L. de Jong,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ( [land] ),
verweerder,
hierna te noemen: [verweerder] ,
gemachtigde: mr. E.J.M. Snijkers (FNV).
De zaak in het kort
In deze zaak verzoekt DAF om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] . De kantonrechter wijst het verzoek af, omdat er geen redelijke grond is voor ontbinding.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties 1 tot en met 17;
- het verweerschrift met producties 1 tot en met 15;
- het e-mailbericht van de zijde van DAF met de aanvullende producties 18 tot en
met 21.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 mei 2025. Deze zaak is samen met de kortgedingprocedure die [verweerder] tegen DAF heeft aangespannen, behandeld (zaaknummer 11565911 CV EXPL 25-1518).
Namens DAF zijn verschenen de heer [A] (Manager Logistiek), mevrouw [B] (interne arbeidsrecht advocaat) en mevrouw [C] (HR Manager binnen Operations), bijgestaan door hun gemachtigde mr. De Jong. [verweerder] is verschenen, vergezeld door zijn partner en bijgestaan door zijn gemachtigde mr. Snijkers.
Mr. De Jong heeft spreekaantekeningen overgelegd en voorgedragen. Van wat besproken is op de mondelinge behandeling zijn door de griffier aantekeningen gemaakt
1.3.
De uitspraak in beide procedures is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
DAF is een fabrikant van vrachtwagens en Europees marktleider op het gebied
van zware vrachtwagens.
2.2.
[verweerder] , geboren [geboortedatum] 1976, is sinds 20 oktober 1997 in dienst bij DAF. De functie van [verweerder] is Logistiek Medewerker MBT4 (Materiaal Beschikbaarheid Truck) met een loon van € 3.863,84 bruto per maand.
2.3.
Op de arbeidsovereenkomst is het DAF ondernemingsreglement van toepassing. Daarnaast gelden binnen DAF de ‘Top 20 compliance-regels’ en DAF kent ook een klokkenluidersregeling.
2.4.
[verweerder] is in zijn functie verantwoordelijk voor allerlei logistieke werkzaamheden. Onderdeel daarvan is het besturen van een zogenaamde ‘logistieke trein’. Dat is een kleine trekker waar verschillende karren achter hangen met goederen.
Teamleider van [verweerder] is de heer [D] (verder te noemen [D] ). Ook de heren [E] (verder te noemen [E] ) en [F] (verder te noemen [F] ) werken in het team van [verweerder] .
2.5.
Een waardevol onderdeel van de vrachtwagens die DAF produceert, zijn de in de motor geplaatste verstuivers. Dit zijn kleine onderdelen van ongeveer 20 centimeter groot. De verstuivers dienen ertoe om een correcte hoeveelheid brandstof in de cilinders van de motor te verstuiven. De normale verkoopprijs van één verstuiver is (afhankelijk van het type) € 1.060,- of € 1.080,-.
2.6.
Sinds februari 2024 merkte DAF dat er kleine voorraadverschillen begonnen te ontstaan in de verstuivers. In mei 2024 werd opnieuw een melding gemaakt van opvallende telverschillen. DAF heeft onderzoek gedaan en eind juni 2024 een werknemer betrapt op het wegnemen van verstuivers. Deze medewerker is op 1 juli 2024 op staande voet ontslagen.
2.7.
Daarna zijn in het Centrale Onderdelen magazijn (COM) verschillende keren voorraadverschillen geconstateerd:
  • op 27 september 2024 bleken er 3 pallets met in totaal 648 verstuivers verdwenen te zijn;
  • op 16 oktober 2024 bleken er 4 pallets met daarop in totaal 864 verstuivers verdwenen te zijn;
  • op 2 december 2024 bleken er 6 pallets met daarop in totaal 1296 verstuivers verdwenen te zijn.
2.8.
DAF is vervolgens camerabeelden van verschillende dagen gaan bekijken. Op 12 december 2024 heeft DAF op camerabeelden van 2 december 2024 geconstateerd dat meerdere werknemers in de vroege ochtend verdachte activiteiten verrichtten (bij het COM en bij de Truckfabriek). DAF heeft onderzoek gedaan naar de personen die op deze camerabeelden zichtbaar waren en heeft uiteindelijk geconstateerd dat het in ieder geval om [E] en [F] ging.
2.9.
DAF heeft Hoffmann Bedrijfsrecherche (hierna: Hoffmann) ingeschakeld en geïnstrueerd om [E] en [F] te verhoren. Deze verhoren hebben op 18 december 2024 plaatsgevonden. Tijdens deze verhoren kwam naar voren dat ook [D] en [verweerder] betrokken zouden zijn bij de verduisteringen van de vestuivers. Zij zijn vervolgens ook op 18 december 2024 gehoord. Van de verhoren zijn gespreksverslagen opgemaakt, die door de betrokken medewerkers voor akkoord zijn ondertekend.
2.10.
In het gespreksverslag van [E] is, onder andere, het volgende opgenomen:
“Een collega vroeg mij om die dingen op een trein te zetten. Een collega heeft mij gevraagd om het op de trein te zetten. Met de heftruck. Hoe vaak dat is voorgekomen? Twee keer. Ik kreeg er geld voor.
(…)
Hoeveel geld mij is geboden? Hij zei 1000 tot 2000 euro dat ik zou krijgen. [D][opmerking kantonrechter: [D] ]
heeft mij gevraagd om mee te helpen.
Wat ik ervan vond dat [D] mij benaderde. Ja, wat moet ik zeggen. Het is een apart geval. Het is sowieso niet goed. Ja, de reden dat ik meedeed was om het geld. En hij heeft wel veel te zeggen. Hij is de baas.
De eerste keer reed [F][opmerking kantonrechter: [F] ]
niet de trein. De eerste keer was het [verweerder][opmerking kantonrechter: [verweerder] ]
. Hij heeft er niets mee te maken. Ik heb [verweerder] alleen even gevraagd om de trein te rijden. Ik heb geen tekst en uitleg gegeven.
Ik weet niet of [D] nog wordt aangestuurd door iemand. [D] is degene die het mij heeft gevraagd. Ik vroeg aan [verweerder] : wil jij de trein rijden? ‘Ik geef je mijn deel van het geld', zei het. [verweerder] heeft mij niet meer om het geld. Ik vroeg hem alleen om de trein te rijden. [D] had [verweerder] niet benaderd nee. [D] is goed met mij. [verweerder] begint ook altijd om 6 uur en hij was er die dag.
Wie hiervan op de hoogte zijn? [D] , [F] , [verweerder] en ikzelf. Ik weet niet zeker of [F] en [D] contact hebben ja of nee. Of ik het er met [F] over heb gehad. Dat het verstuivers zijn die worden verkocht en dat [D] het meeneemt.”
2.11.
In het gespreksverslag van [D] is, onder andere, het volgende opgenomen:
“Mij is gevraagd om het weg te nemen. Die pallets met verstuivers, inderdaad. (…)
Mij is alleen gevraagd om het buiten DAF te krijgen. Ik heb tegen diegene gezegd dat dat kan. Ik heb nog geen geld ontvangen. Niks. Wie het mij werd gevraagd? [E] heeft mij dat gevraagd. [E] is dat. Dat is een jongen die voor mij werkt. Hij zit in mijn team. (…)
(…)
(…) Nee, ik ben niet degene die [E] heeft gevraagd om hieraan mee te werken. Zeker weten. Ik kan me best voorstellen dat je het je moeilijk kan voorstellen dat ik als teamleider hieraan heb meegewerkt en niemand hierover heb ingelicht.
Nee, ik heb geen idee wie hier nog meer betrokken bij zou zijn. Ik heb niks gemerkt, aan niemand niet.”
2.12.
In het gespreksverslag van [F] is, onder andere, het volgende opgenomen:
“Wat? Ik betrokken bij het wegnemen van spullen? Ik weet daar niks van. (…)(…)
Ik reed de trein want dat is mijn werk. Ik denk dat [E] misbruikt heeft gemaakt van mij. Ik heb helemaal geen weet van het wegnemen van pallets met verstuivers.
(…)
[E] heeft mij vrijdag of zaterdag gevraagd of Ik maandag vroeg wilde komen. Ik dacht het Is normaal. Hij is tweede man. Hij geeft mij wel vaker opdrachten. Of bij mij geld heeft geboden? Natuurlijk niet. Geen cent. Nul.”
2.13.
In het gespreksverslag van [verweerder] is, onder andere, het volgende opgenomen:
“"lk heb hier geen weet van.
Ik kan me wel herinneren dat [E] mij een keer gevraagd heeft om een half uur eerder te komen. Ik heb toen ook gewoon normaal ingeklokt. Ik zou niet meer weten welke dag het was. Welke maand ongeveer? Ik denk 1,5 of twee maanden geleden.
U noemt september, oktober en december. Dan denk Ik dat het In oktober was. U vraagt om mij alles erover te vertellen. Hij vroeg mij enkele dagen van tevoren of ik een half uurtje eerder wilde beginnen. Hij is tweede man. Je krijgt dan wel vaker dergelijke verzoeken. Toen ik begon, toen was hij binnen in de fabriek een trein aan het lossen. Toen heb ik hem geholpen. Toen ben ik met een trein met emballage naar de emballagetuin gereden. Daarna reed ik met de lege trein naar de COM. Daar aangekomen zette ik de lege trein naast de volle trein en reed ik met de volle trein weg.
Ik reed terug naar de truckfabriek. Daar aangekomen wachten we tot 7 uur. Soms moet je een tweede trein trekken. Dat was toen dacht ik niet het geval.
Ik was om half 6 begonnen en rond 6 uur waren we weer terug in de truckfabriek denk ik. De goederen bleven op de train staan, dacht ik. Toen ben ik met een paar collega's een sigaretje gaan roken.
[E] heeft mij nog wel een paar keer gevraagd om eerder te beginnen, maar omdat ik het die ene keer onzin vond dat ik eerder moest beginnen, wilde ik dat niet meer. Ik heb dat ook tegen hem gezegd.
(…)
Nee. mij is nooit geld geboden om iets te doen. [E] kent mij lang genoeg dat ik zoiets zou weigeren.
Ik weet dat er twee man meededen met hem. Die mannen zijn niet meer op de werkvloer. [F] en [D] . Ik weet dat [D] het materiaal buiten bracht. Dat heb ik gehoord. Van [E] . Toen had ik al wel het idee: dit is foute boel. Die dag dat hij mij vroeg om half 6 te beginnen, is [D] een tijdje weggeweest. Ik vroeg aan [E] waar [D] was en [E] zei dat hij materiaal aan het wegbrengen was. Hij heeft niet gezegd dat het verstuivers waren. [E] zei 'hij is even mijn materiaal aan het wegbrengen'. Ik dacht dat het ook een beetje stoere praat was. Ik kon het niet plaatsen.
Ja. ik had toen al wel het idee dat het foute boel was. Dat is ook de reden dat ik nooit meer eerder wilde beginnen. Ik heb achteraf gedacht ik heb nu iets verkeerd gedaan zonder dat ik het wist? Ik heb wel aan [E] gevraagd of ik ergens aan mee had geholpen. Hij lachte maar zei geen 'ja' of 'nee'.
Ik vind het niet leuk om namen te noemen, maar ik wil mijn baan niet verliezen
Ik heb [F] en [E] veel met elkaar zien smoezelen.
Ik ken [D] al 27 jaar. Hij had wel wat meer fratsen. Als je iets moest hebben, [D] kon het regelen. Als een vrachtwagenchauffeur 'blinkende deksels' nodig had, dan regelde [D] dat.
Ik heb er geen weet van dat [D] spullen wegnam. Ik weet alleen dat [E] zei: [D] is mijn spullen aan het wegbrengen’. Toen [D] terugkwam, zag ik [D] smoezelen met [E] . Dat doen ze regelmatig. Zij gaan goed met elkaar om.
De rol van [F] ? Ik heb jaren ruzie gehad met hem. Sinds een half jaar hebben we het uitgepraat. We hoeven geen vrienden te zijn, maar wel normaal kunnen samenwerken. Als ik samen begin met [F] , dan ga ik mijn trein alleen halen. [E] en [F] rijden meestal samen. Dan zitten ze samen in de trein.
U vraagt of ik een idee heb wie het brein is achter het wegnemen van spullen. Als iemand slim is, dan denk ik toch dat [E] het brein is.
U vraagt wat ik bedoelde met wat ik eerder zei 'Ik weet dat er twee man meededen met hem.". Dat zei ik omdat ik [E] regelmatig heb zien smoezen met [F] en [D] .
Ik heb echt niets te maken met die diefstal. Toen je mij net vertelde over dat er spullen verdwijnen, dacht ik meteen aan die dag dat ik van [E] vroeger moest beginnen en dat ik mij toen ook afvroeg wat er nu speelde.
Nee, mij is nooit geld geboden. Je mag van mij alles onderzoeken. Ik heb thuis een gezin te onderhouden. Ik doe geen stomme dingen. Ik doe mijn ding en ik ga naar huis.
(…)
U vraagt of ik heb overwogen om iets te doen mei mijn vermoedens. Nee. Ik wil er niks mee te maken hebben. Ik wil gewoon mijn werk doen.”
2.14.
[E] en [D] zijn op 18 december 2024 op staande voet ontslagen. Wat betreft de rol van [F] en [verweerder] heeft DAF besloten nog nader onderzoek te doen naar hun betrokkenheid. [F] en [verweerder] zijn op 18 december 2024 voor nader onderzoek geschorst, met doorbetaling van loon.
2.15.
Op 23 december 2024 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen mevrouw [C] , HR Manager (hierna: [C] ), de heer [A] , Manager Logistiek (hierna: [A] ) en [verweerder] . [C] en [A] hebben die dag ook met [E] , [D] en [F] gesproken.
Van deze gesprekken zijn geen gespreksverslagen opgemaakt. [A] heeft wel een interne mail gestuurd aan enkele personen binnen DAF, met daarin opgenomen wat er volgens hem gezegd is in de gesprekken.
In deze e-mail is, onder andere, het volgende opgenomen:
“Gesprek [E] :
(…)
- De 2e keer heeft [E] 'enkele dagen van te voren' geld geboden aan [verweerder] om hem te helpen omdat [verweerder] die week met hem over zou werken, verder niet vertelt wat;
- [verweerder] heeft de trein gereden, [E] de heftruck. [verweerder] ging koffie drinken terwijl [E] de pallets op de trein heeft geladen;
(…)
Gesprek [verweerder] :
- [E] heeft hem in het verleden wel eens benaderd 'Je kunt er aan verdienen';
- Als [verweerder] dan vroeg wat kwam er niks concreets, alleen dat als hij wilde 'hij er bij DAF wel aan kon verdienen';
- [verweerder] heeft dit altijd afgehouden - Ook de dag(en) voordat hij moest overwerken om de trein te halen heeft [E] hem geen geld geboden. Hij heeft ook nooit iets gekregen;
- Dit keer zijn ze eerst een trein gaan rijden, normaal lossen ze eerst de trein die nog op de aanvoerhaven staat. Dit keer dus niet, ze moesten eerst de trein wisselen van [E] ;
- Hij vond het ook vreemd dat toen hij bij het COM kwam de stalen deuren al open stonden, normaal doet de treinchauffeur dat;
- In het COM stond [E] al met de heftruck, hij heeft hem niet vanuit de Truckfabriek zien vertrekken, maar kan hem ingehaald hebben terwijl hij bij de Emballagetuin aan het omkoppelen was;
- Dit was wel vreemd, hij heeft in het COM direct omgekoppeld en is weer gaan rijden - [E] zat een beetje vreemd te lachen in zijn heftruck;
- Toen ze terug kwamen in de fabriek moesten ze dus eerst nog de trein lossen die er nog van de vorige avond stond, wat ze normaal al eerst doen voordat ze een trein gaan rijden;
- De trein uit het COM hebben ze toen zo lang in de dalhal laten staan, toen ze de andere gelost hadden hebben ze deze trein pas naar de aanvoerhaven gereden en gelost;”
2.16.
DAF heeft [verweerder] op 8 januari 2025 een beëindigingsovereenkomst aangeboden. Op 22 januari 2025 heeft DAF een hernieuwd voorstel gedaan. [verweerder] heeft beide voorstellen afgewezen.
2.17.
Op 21 januari 2025 heeft DAF opnieuw aangifte bij de politie gedaan van verduistering van de in september, oktober en december 2024 verdwenen pallets met verstuivers. Op 6 maart 2025 heeft er een verhoor door de politie plaatsgevonden. Het onderzoek van de politie loopt op dit moment nog.
2.18.
Op 31 januari 2025 heeft DAF overeenstemming bereikt met [F] over een beëindigingsovereenkomst op grond waarvan [F] op korte termijn bij DAF uit dienst zou treden.
2.19.
Op 7 maart 2025 heeft [verweerder] DAF in kort geding gedagvaard; [verweerder] vordert in die procedure – na vermindering van eis – wedertewerkstelling.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
DAF verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden,
primairvanwege (ernstig) verwijtbaar handelen,
subsidiairvanwege een verstoorde arbeidsverhouding. Tevens verzoekt DAF de arbeidsovereenkomst te ontbinden per de eerst mogelijke datum, zonder toekenning van de transitievergoeding. Een en ander met veroordeling van [verweerder] in de proceskosten.
3.2.
DAF heeft aan het verzoek – kort weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd.
[verweerder] is betrokken geweest bij de verduistering van 4 pallets verstuivers in oktober 2024. Hij heeft immers in een vroege ochtend in oktober 2024 op verzoek van [E] en/of [D] een trein gereden waarop deze verstuivers waren geplaatst. Deze verstuivers zijn vervolgens door [E] en [D] overgeheveld in een witte bedrijfsauto van DAF en vervolgens door [D] buiten het terrein van DAF gebracht en overgedragen aan derden. Alhoewel [verweerder] hardnekkig betwist bewust mee te hebben gewerkt aan deze verduistering van verstuivers, volgt volgens DAF uit de feiten en omstandigheden dat hij wel kon weten of minstens moest vermoeden dat hij bij iets onoorbaars was betrokken. Met de wetenschap, althans kennelijke wetenschap of het vermoeden, dat [E] en [D] iets onoorbaars hadden gedaan en dat hij daar (onbewust) aan meegewerkt had, heeft [verweerder] niets gedaan. Van [verweerder] had echter als goed en integer handelend werknemer mogen worden verwacht dat hij DAF op de hoogte had gesteld van wat er in oktober 2024 was gebeurd en waar hij (onbewust) aan meegewerkt zou hebben. Dat was in alle opzichten zijn plicht. Temeer, gelet op de specifieke regels die bijvoorbeeld gesteld zijn in de Top 20 compliance-regels en het ondernemingsreglement, waar de handelingen die [E] en [D] hadden verricht, en waar hij rechtstreeks bij betrokken was, direct mee in strijd komen. DAF kent ook een klokkenluidersregeling, die iedere werknemer de mogelijkheid biedt om in alle veiligheid en eventueel zelfs in anonimiteit melding te maken van misstanden. Verder kent DAF in- en externe vertrouwenspersonen, had [verweerder] naar de leidinggevende van [E] en [D] kunnen gaan en/of een melding kunnen maken bij de HR-afdeling. [verweerder] had naar voren moeten komen en moeten spreken; hij had niet weg mogen kijken en ook niet mogen zwijgen. De handelwijze van [verweerder] kwalificeert dan ook als ernstig verwijtbaar handelen of nalaten.
Subsidiair geldt dat er in ieder geval sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. De basis van de arbeidsrelatie is namelijk dat de werknemer vertrouwd moet kunnen worden. [verweerder] heeft dat noodzakelijke vertrouwen in ernstige mate geschonden met zijn handelen of nalaten. DAF kan en zal niet samenwerken met een werknemer die meewerkte aan iets onoorbaars of, als hij niet wist daaraan meegewerkt te hebben, kon weten of vermoeden dat anderen onoorbaar gedrag hadden vertoond, daar (onbewust) aan mee heeft gewerkt en daar vervolgens geen melding van heeft gemaakt.
3.3.
[verweerder] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. [verweerder] voert – samengevat – aan dat hij niet medeplichtig is aan het verdwijnen van de verstuivers. Hij heeft slechts in opdracht van zijn teamleider gebruikelijke werkzaamheden verricht zonder enige kennis te hebben gehad van de inhoud van de trein of de pallets. Hij heeft nimmer geld geboden gekregen voor het rijden van de trein en hij heeft dit ook nooit erkend. In tegenstelling tot hetgeen DAF beweert waren er geen duidelijke vermoedens of aanwijzingen van diefstal; [verweerder] had slechts een niet onderbouwd onderbuikgevoel. DAF verwijt hem dat hij geen melding heeft gemaakt van zijn gevoel ‘dat er iets niet aan de haak was’. Onduidelijk is wat DAF in dat kader van haar werknemers vraagt dan wel verwacht. De Regeling melding misstanden (voorheen Klokkenluidersregeling) en de Top 20 compliance-regels zijn bij [verweerder] onbekend. Daarnaast maakt de cultuur binnen de organisatie van DAF en zeker op de afdeling waar [verweerder] werkzaam is dat het niet gebruikelijk is tegen een teamleider in te gaan. Er is sprake van een hiërarchische verhouding die per definitief al maakt dat [verweerder] opdrachten van de eerste of tweede teamleider dient op te volgen. Van verwijtbaar handelen van [verweerder] kan dan ook geen sprake zijn en er is ook geen voldragen e-grond. [verweerder] betwist ook dat de arbeidsverhouding zodanig verstoord zou zijn (geraakt) dat in redelijkheid niet meer gevergd kan worden deze te laten voortduren. Het enkele feit dat hij geen melding heeft gedaan van een niet onderbouwd gevoel kan niet leiden tot beëindigen van de arbeidsovereenkomst. Voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, maakt [verweerder] naast betaling van de transitievergoeding ook aanspraak op een billijke vergoeding, omdat DAF ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.

4.De beoordeling

toepasselijk recht en rechtsmacht
4.1.
De zaak heeft een internationaal karakter, omdat [verweerder] in [land] woont. De kantonrechter moet ambtshalve beoordelen of de Nederlandse rechter bevoegd is om van de verzoeken kennis te nemen en welk recht van toepassing is.
4.2.
De vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft in deze internationale kwestie, dient te worden beantwoord aan de hand van de herschikte verordening (EU) Nr. 1215/2012 (Brussel I bis). Op grond van artikel 22 Verordening Brussel I bis zou de Belgische rechter bevoegd zijn om kennis te nemen van het verzoek van DAF. Partijen zijn echter na het ontstaan van het geschil in lijn met artikel 23 Verordening Brussel I bis expliciet overeengekomen dat de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van het ontbindingsverzoek van DAF. Dat betekent dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van het onderhavige geschil kennis te nemen.
4.3.
De vraag wat het toepasselijke recht is, dient te worden beantwoord aan de hand van de verordening (EG) Nr. 593/2008 (Rome I). Op grond van artikel 8 lid 2 Rome I wordt de arbeidsovereenkomst beheerst door het Nederlands recht, nu [verweerder] zijn arbeid gewoonlijk bij DAF in Eindhoven (Nederland) verrichtte.
ontbinding arbeidsovereenkomst
4.4.
De belangrijkste vraag die de kantonrechter in deze zaak moet beantwoorden is of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden, en zo ja, of sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] . Dit laatste is van belang voor het vaststellen van de einddatum van de arbeidsovereenkomst en de eventueel aan [verweerder] toe te kennen transitievergoeding.
4.5.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In de wet is bepaald wat een redelijke grond is. [1] Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. [2]
e-grond: verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer
4.6.
DAF heeft haar verzoek primair gegrond op artikel 7:669 lid 3 sub e BW, te weten verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] , zodanig dat van haar in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
4.7.
DAF heeft op zitting verduidelijkt dat zij [verweerder] niet (langer) verwijt dat hij bewust heeft meegewerkt aan de verduistering van de verstuivers, maar dat het verwijt ziet op het niet melden van zijn wetenschap, althans sterke vermoedens, dat er onoorbare activiteiten werden verricht. Volgens [verweerder] had hij echter geen concreet vermoeden dat er onoorbare activiteiten werden verricht, maar had hij slechts een niet onderbouwd gevoel. De kantonrechter volgt [verweerder] daarin niet. Uit de verklaring die hij heeft afgelegd bij Hoffmann volgt dat op de dag dat hij op verzoek van [E] eerder begon en de trein reed (in oktober, volgens [verweerder] ), al twijfels had over de gang van zaken. In de verklaring is immers opgenomen:
“Ja. ik had toen al wel het idee dat het foute boel was. Dat is ook de reden dat ik nooit meer eerder wilde beginnen. Ik heb wel achteraf gedacht: ik heb nu iets verkeerd gedaan zonder dat ik het wist? Ik heb wel aan [E] gevraagd of ik ergens aan mee had geholpen. Hij lachte maar zei geen 'ja' of 'nee'.”en
“Ik heb echt niets te maken met die diefstal. Toen je mij net vertelde over dat er spullen verdwijnen, dacht ik meteen aan die dag dat ik van [E] vroeger moest beginnen en dat ik mij toen ook afvroeg wat er nu speelde.”.Het kan zo zijn dat de puzzelstukjes voor [verweerder] pas op 18 december 2024, tijdens het gesprek bij Hoffmann, in elkaar vielen, maar uit zijn verklaring op die dag volgt dat hij in oktober wel degelijk al besefte dat er iets niet klopte. Op zitting heeft [verweerder] ook toegelicht dat de gang van zaken die dag in oktober anders dan anders was. Zo stonden de deuren van het magazijn open, terwijl die normaal nog dicht waren. Verder stond [E] al met de heftruck in het COM, en dat had hij in de 27 jaar die hij bij DAF werkte, nog niet eerder meegemaakt. Hij heeft toen aan [E] gevraagd wat hij daar deed, of er iets mis was. Op een bepaald moment tijdens de werkzaamheden was [D] even weg, en hij heeft toen aan [E] gevraagd waar [D] was. [E] gaf aan dat [D] zijn spullen aan het wegbrengen was. In het verweerschrift heeft [verweerder] daarover al aangegeven dat dit ongebruikelijk was omdat dit normaal nooit gebeurde, dat hij daar een vreemd gevoel bij kreeg en aan [E] heeft gevraagd of hij onbewust ergens aan heeft meegewerkt. Dit alles bij elkaar genomen is meer dan een onderbuikgevoel; [verweerder] wist wel degelijk dat er iets gebeurde dat niet in de haak was. Hij had dit ook eenvoudig kunnen melden bij [G] , de supervisor en feitelijke de leidinggevende van de teamleiders. [verweerder] heeft op zitting verklaard dat er geen drempel was om bij [G] binnen te lopen. Hij had bij [G] kunnen en moeten melden dat er iets niet klopte die dag. Dat hij dat niet heeft gedaan, kan hem verweten worden.
4.8.
Maar de vraag is of dit verwijt zodanig is, dat van DAF niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Of had hier een mindere zware sanctie, bijvoorbeeld een waarschuwing, volstaan? Daarvoor is van belang of [verweerder] zich er in oktober 2024 van bewust was dat hij dit had moeten melden.
4.9.
DAF verwijst naar verschillende regelingen waaruit [verweerder] had moeten afleiden dat het zijn plicht was om de handelingen van [E] en [D] te melden, maar [verweerder] stelt dat hij die regelingen niet kent. DAF heeft toegelicht dat de DAF Wegwijzer ieder jaar onder het personeel wordt verspreid en de belangrijkste interne regels bevat, maar [verweerder] heeft terecht aangevoerd dat deze Wegwijzer flink wat tekst bevat en de Top 20 Compliance regels ondergesneeuwd raken door de andere teksten. Verder worden ook regelmatig toolboxmeetings gehouden over ongewenst gedrag. De laatste keer was op 29 november 2024 op de afdeling van [verweerder] , zo stelt DAF. Daarover heeft [verweerder] gezegd dat er tijdens die bijeenkomsten niets fatsoenlijk werd uitgelegd. Die bijeenkomsten werden verzorgd door [D] en [E] als teamleiders. Ze gooiden de papieren op tafel, je kreeg een minuut of twee om te lezen en je moest je handtekening zetten. De regelingen zijn niet extra onder de aandacht gebracht door DAF, en dat had wel van haar mogen worden verwacht, aldus [verweerder] .
4.10.
De DAF Werkwijzer, met daarin opgenomen een verwijzing naar de Top 20 Compliance regels, wordt ieder jaar verspreid onder het personeel. DAF heeft toegelicht dat deze in de kantines op de tafels wordt gelegd. De kantonrechter overweegt dat van een logistiek medewerker niet zonder meer verwacht kan worden dat hij deze dan doorneemt. In de DAF Werkwijzer zijn de Top 20 Compliance regels zelf niet opgenomen, maar wordt slechts verwezen naar de Compliance pagina op het DAFWEB. [verweerder] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat het vloerpersoneel niet met DAFWEB werkt, maar met een app. Via deze app kan hij niet bij de Top 20 Compliance regels komen. DAF heeft dit niet betwist. DAF heeft terecht meer willen doen om regels onder de aandacht van het personeel te brengen en daarom toolbox-meetings georganiseerd, maar op zitting is gebleken dat deze meetings in dit geval een lege huls waren. DAF heeft niet betwist dat er slechts gevraagd werd ‘te tekenen bij het kruisje’ en dat een toelichting of uitleg van de regels ontbrak. Aannemelijk is dat dit te wijten is aan [D] en [E] , die geacht werden deze bijeenkomsten te verzorgen maar er zelf geen belang bij hadden de medewerkers op de regels te wijzen. DAF heeft op zitting erkend dat er geen toezicht was op de uitvoering van de toolboxmeetings. Dat de compliance regels zijn besproken, en dat [verweerder] bekend was met de inhoud van die regels, is daarom niet vast komen staan. Dit komt voor rekening van DAF als werkgever.
4.11.
Volgens DAF mag ook zonder de betreffende regelingen van [verweerder] worden verwacht dat hij als goed, integer handelend werknemer, melding had gedaan. Maar naar het oordeel van de kantonrechter gaat dat in het onderhavige geval te ver. [verweerder] heeft geen strafbare feiten waargenomen, hij heeft enkel een andere/vreemde gang van zaken geconstateerd waarbij zijn twee leidinggevenden betrokken waren. Hierbij is van belang dat [E] werkte als eerste man onder [D] en daarom door [verweerder] werd gezien als tweede leidinggevende (degene aan wie verantwoording moest worden afgelegd als [D] niet aanwezig was). De leidinggevenden van wie hij op het werk afhankelijk was en die hem het leven zuur konden maken, hetgeen al eerder was gebeurd, zo heeft [verweerder] op zitting toegelicht. Onder die omstandigheden kan er begrip voor opgebracht worden dat [verweerder] geen melding heeft gedaan. Gelet op het feit dat [verweerder] al bijna 28 jaar werkzaam is bij DAF en dat niet gebleken is van noemenswaardige incidenten in die jaren, brengt dit ene verwijt niet met zich mee dat dit, op zichzelf bezien, een ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. Onder deze omstandigheden is de kantonrechter daarom van oordeel dat het verwijtbaar handelen van [verweerder] niet zodanig is dat van DAF in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Voor zover het onderhavige verzoek is gebaseerd op deze grondslag wordt het verzoek afgewezen.
g-grond: verstoorde verhouding
4.12.
Subsidiair verzoekt de arbeidsovereenkomst te ontbinden omdat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. Voor een ontbinding wegens een verstoorde arbeidsverhouding is vereist dat de verhouding zodanig is verstoord dat van de werkgever niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De arbeidsrelatie moet ernstig en duurzaam zijn verstoord en herstel daarvan niet mogelijk zijn.
4.13.
DAF stelt dat [verweerder] het noodzakelijke vertrouwen in ernstige mate heeft geschonden met zijn nalaten. Volgens DAF was er geen enkele steekhoudende reden voor [verweerder] om te zwijgen. De kantonrechter deelt die opvatting niet. Zoals hiervoor is overwogen is niet vast komen staan dat [verweerder] de betreffende regels kende, terwijl ook begrip is op te brengen voor het feit dat hij geen melding heeft gemaakt van het vermoeden ten aanzien van de afwijkende gang van zaken betreffende zijn leidinggevenden. Het had op de weg van DAF gelegen om na het interview met Hoffmann op 18 december 2024 serieus het gesprek met [verweerder] aan te gaan en bijvoorbeeld een officiële waarschuwing te geven. De Top 20 Compliance regels met hem door te nemen en [verweerder] te laten weten wat er van hem werd verwacht, mocht zich ooit weer een dergelijke situatie voordoen. Dat heeft zij nagelaten. Onder deze omstandigheden kan niet gesproken worden van een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding.
conclusie
4.14.
De conclusie is dat de aangevoerde gronden niet kunnen leiden tot een ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het verzoek zal worden afgewezen.
proceskosten
4.15.
De proceskosten komen voor rekening van DAF, omdat DAF overwegend ongelijk krijgt. De proceskosten aan de zijde van [verweerder] worden begroot op € 949,00 (€ 814,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten), plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af,
5.2.
veroordeelt DAF in de proceskosten van € 949,00, te vermeerderen met de eventuele explootkosten van de betekening van de beschikking,
5.3.
verklaart deze beschikking wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad [3] .
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Wijsman - Van Veen en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2025.

Voetnoten

1.Artikel 7:669 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
2.Artikel 7:669 lid 1 BW.
3.Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.