ECLI:NL:RBOBR:2025:3313

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
C/01/411532 / HA ZA 25-31
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake verzoek om afschriften in schadestaatprocedure tussen curator en gemeente

In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Oost-Brabant, is een tussenuitspraak gedaan in een schadestaatprocedure. De curator van Scheepswerf Grave B.V., die in faillissement verkeert, heeft de gemeente Land van Cuijk aangeklaagd voor schadevergoeding. De curator stelt dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door geen vergunning te verlenen voor het bouwen van schepen langer dan 110 meter, wat heeft geleid tot het mislopen van opdrachten van Viking River Cruises. De gemeente heeft in het incident op basis van artikel 843a Rv afschriften van correspondentie tussen de curator en Viking River Cruises gevorderd om haar verweer te onderbouwen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gemeente rechtmatig belang heeft bij de gevraagde stukken en dat de vordering van de gemeente moet worden toegewezen. De rechtbank heeft de curator veroordeeld om binnen 30 dagen de gevraagde afschriften te verstrekken en heeft een dwangsom opgelegd voor het geval hij hier niet aan voldoet. Tevens is de curator in de proceskosten veroordeeld. De zaak is verwezen naar de rol voor beraad mondelinge behandeling op 25 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/411532 / HA ZA 25-31
Vonnis in incident van 11 juni 2025
in de zaak van
[eiser] Q.Q.,
te [plaats] ,
hierna te noemen: de curator,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
Scheepswerf Grave B.V.,
te Grave,
hierna te noemen: gefailleerde,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. B.F. Louwerier,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE LAND VAN CUIJK,
te Cuijk,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
hierna te noemen: de gemeente,
advocaat: mr. N.E. Groeneveld-Tijssens.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de akte overlegging producties van de curator
- de akte vermeerdering van eis van de curator
- de conclusie van antwoord tevens incidentele vordering ex art. 843a Rv van de gemeente
- de conclusie van antwoord in het incident van de curator
- de akte uitlaten producties van de gemeente.
1.2.
Vervolgens is bepaald dat vonnis in het incident zal worden gewezen.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
Deze zaak betreft een schadestaatprocedure, dat wil zeggen: een procedure die enkel gaat over de vaststelling van de hoogte van de schade. Met het arrest van 19 februari 2019 van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch (zaaknummer 200.211.228/01) is namelijk, onder andere, geoordeeld dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld jegens gefailleerde en is zij veroordeeld tot vergoeding van schade, nader op te maken bij staat. Het onrechtmatig handelen is nader gespecificeerd in het arrest en ziet, kort gezegd, op uitlatingen / handelingen van de gemeente die ertoe hebben geleid dat gefailleerde geen vergunning heeft gekregen voor het maken van schepen langer dan 110 meter (terwijl de markt voor schepen van 110 meter dalend was en die voor 135 meter stijgend).
2.2.
De curator vordert subsidiair betaling van € 8.954.853,-, onder meer gebaseerd op de stelling dat gefailleerde opdrachten van partij Viking River Cruises (hierna: VRC) heeft misgelopen door het handelen van de gemeente. Primair wordt betaling gevorderd van € 13.277.827,-, zijnde de waarde van de onderneming.
2.3.
In het incident vordert de gemeente op grond van artikel 843a Rv afschriften van bepaalde correspondentie tussen (vertegenwoordigers van) gefailleerde en VRC, om duidelijkheid te krijgen over het mislopen van de opdrachten van VRC en om verweer te kunnen voeren tegen de gevorderde schade.
2.4.
De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde moet worden toegewezen op grond van het volgende.
2.5.
Aan de vereisten voor toewijzing van een vordering op grond van artikel 843a Rv is voldaan.
2.6.
Aan het vereiste van rechtmatig belang is voldaan. Met de gemeente is de rechtbank van oordeel dat zij belang heeft bij overlegging van de stukken, bestaande uit, kort gezegd, correspondentie tussen VRC en gefailleerde (voor de precieze beschrijving van de gevorderde stukken wordt verwezen naar het dictum, dat aansluit op het petitum). De door de curator subsidiair gevorderde schade houdt verband met het mislopen van grote opdrachten van VRC. De vordering gaat uit van de veronderstelling dat gefailleerde door het onrechtmatig handelen van de gemeente grote opdrachten van VRC is misgelopen. Aan de hand van de stukken (dus: de correspondentie tussen VRC en gefailleerde) kan de gemeente inschatten of en in hoeverre deze veronderstelling juist is en eventueel daartegen verweer voeren. De gemeente heeft in dat kader gewezen op onduidelijkheden in het betoog van de curator over het causaal verband waardoor er reden is om te twijfelen aan het causaal verband (bijvoorbeeld (1) dat het versturen van een brief van 20 augustus 2010 (aan de provincie) niet in causaal verband kan staan met het mislopen van een opdracht, omdat er eind 2010 (na verzending van de brief) nog een concrete opdracht lag en er medio 2011 nog een offerte is uitgebracht en (2) dat onduidelijk is geweest wat de precieze uitvraag is geweest van VRC). De gemeente heeft daarom belang bij overlegging van de stukken. De curator heeft daartegenover niet gesteld dat er goede redenen zijn om overlegging van de stukken te weigeren (zoals bijvoorbeeld schending van bedrijfsgeheimen of privacy). De gemeente heeft zodoende rechtmatig belang bij overlegging van de stukken.
2.7.
De verweren die de curator hiertegen heeft gevoerd slagen niet. Anders dan de curator heeft betoogd staat het causaal verband tussen de onrechtmatige daad van de gemeente en het mislopen van de opdrachten van VRC op de door de curator betoogde wijze (vooralsnog) niet vast. Er zijn weliswaar eerdere procedures tussen partijen gevoerd en daarin is dit aan de orde geweest, maar het causaal verband is nog niet vastgesteld in de eerdere procedures. Daarin is wat dit betreft slechts geoordeeld (conform de maatstaf voor verwijzing naar een schadestaatprocedure) dat de mogelijkheid dat schade is geleden door de onrechtmatige daad van de gemeente
voldoende aannemelijkis (r.o. 6.27 van het arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch). Dat is iets anders dan dat is vastgesteld dat het causaal verband er is tussen de gestelde schade (als gevolg van het mislopen van opdrachten) en de onrechtmatige daad.
Verder heeft de curator feiten aangedragen waaruit volgens hem volgt dat het causaal verband er is, maar daaruit blijkt niet dat de gemeente geen rechtmatig belang heeft bij verstrekking van de gevorderde afschriften. Dat de door de curator aangedragen feiten juist en volledig zijn staat niet vast. Het is juist ter beoordeling van de juistheid en volledigheid van deze feiten dat de gemeente de gevraagde afschriften wenst.
2.8.
Ook aan het bepaaldheidsvereiste voldaan. De gemeente heeft concreet aangegeven van welke bescheiden zij afschriften verlangt, namelijk op de hierna in het dictum beschreven wijze. Daarbij heeft de gemeente de bescheiden waarvan afschriften zijn gevorderd op verschillende wijzen beperkt: (1) qua inhoud (correspondentie / offertes / documentatie), (2) voor zover het gaat om correspondentie, in ieder geval tussen welke partijen het gaat, (3) waarop de bescheiden betrekking hebben. Anders dan de curator heeft gesteld heeft de gemeente dus niet volstaan met het vorderen van afschriften van “alle correspondentie”, maar heeft zij de gevorderde afschriften veel concreter omschreven. De curator heeft verder in feite betoogd dat de gemeente concreter had moeten aangeven van welke documenten zij afschriften wilde, maar niet is gebleken dat de gemeente dat redelijkerwijs had kunnen doen. De curator heeft ook niet toegelicht hoe de gemeente dat had kunnen doen, ook omdat de gemeente niet precies weet welke documenten zij zal aantreffen. Anders dan de curator heeft betoogd is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een fishing expedition: de gemeente heeft, zoals hiervoor aangegeven, de bescheiden concreet beschreven. Bovendien heeft de gemeente gewezen op relevante onduidelijkheden in het betoog van de curator over het causaal verband en kunnen de afschriften daarover duidelijkheid verschaffen,
2.9.
De curator heeft in het bijzonder – wat betreft de volgende gevorderde afschriften – gesteld (1) dat er sprake is van een fishing expedition (randnummer 26 conclusie van antwoord in incident) en (2) dat de gemeente deze communicatie al in haar bezit had (onder verwijzing naar productie 32):
“Ten aanzien van “ schade boekjaar 2012-2014” […]
j. alle correspondentie die heeft plaatsgevonden tussen de Scheepswerf en VRC, al dan niet via de heer [A] van Nemarex B.V., over de inhoud en onderhandelingspunten van de contracten c.q. conceptovereenkomsten waarover [B] heeft gesproken in de hoofdprocedure (zie rechtsoverweging 6.26 van het arrest van het gerechtshof s-Hertogenbosch van 19 februari 2019, zaaknummer 200.21 1.228/01).”
2.9.1.
De rechtbank volgt de curator niet in deze verweren.
2.9.2.
Ten aanzien van punt (1): van een fishing expedition is geen sprake. De gemeente heeft de gevorderde afschriften beperkt door aan te geven (a) tussen welke partijen de correspondentie is gevoerd (Scheepswerf / gefailleerde en VRC) en (b) waarop de inhoud van de correspondentie moet zien. De vordering sluit bovendien aan op het door de gemeente gestelde belang (namelijk om, kort gezegd, duidelijkheid te krijgen over de vraag of de opdrachten van VRC zijn gestrand vanwege het onrechtmatig handelen van de gemeente).
2.9.3.
Ten aanzien van punt (2): het is de rechtbank niet gebleken dat de gemeente deze communicatie al in haar bezit had. Weliswaar heeft de curator gewezen op door hem overgelegde productie 32, maar niet is gesteld (noch is gebleken) dat dit
allegevorderde correspondentie betreft.
2.10.
De curator heeft verder erop gewezen dat de gemeente niet heeft onderbouwd dat hij de feitelijke macht heeft over de bescheiden, maar dat was ook niet nodig. De curator heeft immers niet betwist dat hij de feitelijke macht heeft over de bescheiden.
2.11.
Het is tot slot gesteld en niet betwist dat is voldaan aan het vereiste dat de gevorderde afschriften zien op een rechtsbetrekking waar de gemeente partij bij is.
2.12.
De vordering tot het verstrekken van afschriften wordt toegewezen omdat aan de vereisten voor toewijzing van een vordering op grond van artikel 843a Rv is voldaan.
2.13.
De gevorderde dwangsom wordt toegewezen op de in het dictum bepaalde wijze.
2.14.
De curator is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de gemeente worden begroot op:
- salaris advocaat
614,00
(1 punt × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
792,00

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
veroordeelt de curator om binnen 30 dagen na dit vonnis afschriften aan de gemeente te verstrekken van de volgende bescheiden:
ten aanzien van ‘schade boekjaar 2011 ':
  • alle correspondentie (waaronder e-mails en brieven) tussen gefailleerde en VRC, al dan niet via de heer [A] van Nemarex B.V, die verband houdt met de concrete opdracht eind 2010 voor de bouw van twee schepen van 135 meter, te weten vanaf 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010;
  • de offerte medio 2011 die volgens de curator zou zijn uitgebracht voor de bouw van twee schepen van 135 meter, waarvan eind 2010 al een concrete opdracht voorlag;
  • alle correspondentie (waaronder e-mails en brieven) tussen gefailleerde en VRC, al dan niet via de heer [A] van Nemarex B.V, die verband houdt met voornoemde offerte d.d. medio 2011, te weten vanaf 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011,
en, ten aanzien van 'schade boekjaar 2012-2014’:
  • alle (al dan niet aangepaste) offertes die vanaf 1 augustus 2011 tot 14 december 2011 namens gefailleerde richting VRC zijn uitgebracht, al dan niet via de heer [A] van Nemarex B.V, alsmede eventueel na 14 december 2011 uitgebrachte offertes;
  • alle documentatie die wordt benoemd in de desbetreffende offertes en die dus aan een of meerdere offertes ten grondslag ligt (bijvoorbeeld in de offerte van 1 augustus 2011 onder ‘Specification’);
  • alle correspondentie (waaronder e-mails en brieven) tussen gefailleerde en VRC, al dan niet via de heer [A] van Nemarex B.V., in aanloop naar het offertetraject, te weten alle correspondentie vanaf 1 juli 201 0 (de maand waarin gefailleerde een aanvraag voor een revisievergunning heeft ingediend om schepen van maximaal 135 meter in plaats van maximaal 110 meter te mogen bouwen) tot 1 augustus 2011 (de datum waarop de oorspronkelijke offerte is uitgebracht);
  • alle correspondentie (waaronder e-mails en brieven) tussen gefailleerde en VRC, al dan niet via de heer [A] van Nemarex B.V., gedurende het offertetraject, te weten alle correspondentie vanaf 1 augustus 2011 tot 14 december 2011 (de - naar de gemeente aanneemt - datum waarop de laatste offerte is uitgebracht);
  • alle correspondentie (waaronder e-mails en brieven) tussen gefailleerde en VRC, al dan niet via de heer [A] van Nemarex B.V., na het uitbrengen van de laatste offerte d.d. 14 december 2011, te weten vanaf 14 december 2011 tot en met 31 mei 2012 (de maand waarin het faillissement van gefailleerde is uitgesproken);
  • de contracten c.q. conceptovereenkomsten waarover [B] heeft gesproken in de hoofdprocedure (zie rechtsoverweging 6.26 van het arrest van het gerechtshof ‘s-
Hertogenbosch van 19 februari 2019, zaaknummer 200.211.228/01), die alleen nog niet zouden zijn ondertekend doordat de revisievergunning niet was verleend;
- alle correspondentie die heeft plaatsgevonden tussen gefailleerde en VRC, al dan niet via de heer [A] van Nemarex B.V., over de inhoud en onderhandelingspunten van de contracten c.q. conceptovereenkomsten waarover [B] heeft gesproken in de hoofdprocedure (zie rechtsoverweging 6.26 van het arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 19 februari 2019, zaaknummer 200.211.228/01).
3.2.
veroordeelt de curator tot betaling van een dwangsom van € 5.000,- per dag dat hij in gebreke blijft om aan het bepaalde in r.o. 3.1. geheel of gedeeltelijk te voldoen, met een maximum van € 1.000.000,-,
3.3.
bepaalt dat geen dwangsommen zullen worden verbeurd voor zover dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding,
3.4.
veroordeelt de curator in de proceskosten van € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als de curator niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
3.6.
verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 25 juni 2025voor beraad mondelinge behandeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2025.