ECLI:NL:RBOBR:2025:328

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 januari 2025
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
23/2771
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onjuiste eenheidsprijzen in taxatieverslag en proceskostenvergoeding in WOZ-zaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant op 27 januari 2025, staat de WOZ-waarde van de woning van eiser centraal. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 646.000, met een waardepeildatum van 1 januari 2022. Eiser, vertegenwoordigd door D. van der Locht, betwistte de hoogte van deze waarde en richtte zich in beroep op de eenheidsprijzen van de woning en vergelijkingsobjecten in het taxatieverslag. De rechtbank oordeelt dat de juistheid van de WOZ-waarde niet meer in geschil is, maar dat de vraag is of de heffingsambtenaar in de proceskosten van eiser moet worden veroordeeld.

De rechtbank concludeert dat eiser in de bezwaarprocedure geen vragen heeft gesteld over de cijfermatige onderbouwing van de WOZ-waarde en de eenheidsprijzen in het taxatieverslag. Dit had hij wel kunnen doen, waardoor de heffingsambtenaar de gelegenheid had gekregen om duidelijkheid te scheppen. De rechtbank is van oordeel dat de gemachtigde van eiser de bezwaarprocedure niet volledig heeft benut, wat in strijd is met de werkafspraken die gemaakt zijn. De rechtbank wijst de verzoeken van eiser om vergoeding van proceskosten af, omdat hij niet heeft aangetoond dat de heffingsambtenaar onterecht heeft gehandeld.

De uitspraak van de rechtbank is dat het beroep ongegrond is verklaard, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelasting gehandhaafd blijven. Eiser krijgt geen vergoeding van het griffierecht en ook geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is beschikbaar in Mijn Rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 23/2771

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 januari 2025 in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: D. van der Locht),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente ‘s-Hertogenbosch, de heffingsambtenaar

(gemachtigde: mr. R.A.M.T. Klaassen).

Inleiding

1. Deze zaak is gestart met een geschil over de WOZ [1] -waarde van de woning van eiser aan het [adres] in [woonplaats] , maar gaat nu alleen nog over de vraag of de proceskosten van eiser in beroep moeten worden vergoed.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft de WOZ-waarde van de woning met de beschikking van 24 februari 2023 vastgesteld op € 646.000. De waarde is vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2022 en voor het kalenderjaar 2023. De WOZ-beschikking is opgenomen in het aanslagbiljet van dezelfde datum. In dit aanslagbiljet heeft de heffingsambtenaar ook de aanslag onroerendezaakbelasting 2023 opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft met de uitspraak op bezwaar van 15 september 2023 (de bestreden uitspraak) de waarde gehandhaafd.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
Eiser heeft een nader stuk ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 21 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben J.F.J.M. van Abbe, werkzaam op het kantoor van de gemachtigde van eiser, en de gemachtigde van de heffingsambtenaar deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De juistheid van de WOZ-waarde is niet meer in geschil. De rechtbank beoordeelt alleen nog of er aanleiding is de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten die eiser in beroep heeft gemaakt. Zij doet dat aan de hand van dat wat de gemachtigde van eiser heeft aangevoerd.
De beroepsgronden
3. Eiser heeft zich in beroep in eerste instantie gericht tegen de eenheidsprijzen van de woning en de vergelijkingsobjecten in het taxatieverslag. Hij heeft aangevoerd dat de WOZ-waarde te hoog is vastgesteld. Hij heeft daarbij gewezen op de prijs per eenheid van de referentieobjecten op het taxatieverslag. Volgens eiser heeft de heffingsambtenaar de WOZ-waarde van de woning van eiser berekend aan de hand van een hogere prijs per eenheid dan de gemiddelde prijs per eenheid van de referentieobjecten. De waarde van de hoofdbouw is daardoor te hoog vastgesteld en dat resulteert in een te hoge WOZ-waarde.
3.1.
In zijn nadere stuk heeft eiser aangegeven dat hij overtuigd is geraakt van de juistheid van de WOZ-waarde, nadat de verkoopcijfers van de referentieobjecten in beroep zijn geïndexeerd vanaf de datum van verkoop in plaats van de datum van levering. Dat verklaart volgens eiser het verschil tussen de onderbouwing in bezwaar en beroep. Hij maakt aanspraak op vergoeding van zijn proceskosten in beroep, omdat hij in beroep moest gaan om de correcte cijfers boven water te krijgen.
De redenen voor de beslissing van de rechtbank
4. De rechtbank is van oordeel dat er geen aanleiding is om de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten van eiser. De rechtbank deelt het standpunt van eiser dat hij in beroep moest gaan om de correcte cijfers te krijgen namelijk niet. Eiser richt zich in beroep pas op de eenheidsprijzen van de woning en de vergelijkingsobjecten in het taxatieverslag. Tijdens de bezwaarprocedure heeft hij de cijfermatige onderbouwing van de waarde en de juistheid van de eenheidsprijzen in het taxatieverslag niet aan de orde gesteld terwijl hij daar simpelweg vragen over had kunnen stellen aan de heffingsambtenaar. Daarmee zou hij de heffingsambtenaar de gelegenheid hebben geboden om duidelijkheid te creëren en had beroep kunnen worden voorkomen. Die kans heeft de gemachtigde van eiser voorbij laten gaan. De heffingsambtenaar heeft in beroep uitgelegd dat het juist is dat de eenheidsprijzen in het taxatieverslag niet juist zijn en dat er een bug in het systeem zat. Uit niets blijkt dat de onjuistheid van de eenheidsprijzen te maken heeft met de indexering van de verkoopprijzen. Voor de rechtbank is overigens niet relevant wat de oorzaak is van de onjuiste eenheidsprijzen op het taxatieverslag. Het staat vast dat eiser in bezwaar geen vragen of opmerkingen heeft gemaakt over de eenheidsprijzen in het taxatieverslag en de cijfermatige onderbouwing van de WOZ-waarde. Het gaat niet aan om dat dan in beroep aan de orde te stellen en vervolgens een vergoeding van de proceskosten te vragen. Van een professioneel gemachtigde mag immers worden verwacht dat hij de bezwaarprocedure volledig benut. Dat past ook bij de werkafspraken die de gemachtigde van eiser en de heffingsambtenaar hebben gemaakt. Onderdeel van die werkafspraken is dat de gemachtigde van eiser vóór de hoorzitting zal aangeven welke stukken hij precies van de gemeente wil ontvangen en welke stukken onvoldoende inzichtelijk zijn. De gemachtigde van eiser heeft dat in dit geval niet gedaan en dat blijft voor zijn eigen rekening.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven. Eiser krijgt het griffierecht niet vergoed en hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. de Jong, rechter, in aanwezigheid van
M. Brok, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 27 januari 2025.
De griffier is verhinderd rechter
deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Wet Waardering Onroerende Zaken (Wet WOZ)