ECLI:NL:RBOBR:2025:3122

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
82/269294-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in witwaszaak met betrekking tot metaalrecyclingsbedrijf

In de zaak tegen de verdachte, die formeel algemeen directeur was van een metaalrecyclingsbedrijf, heeft de rechtbank Oost-Brabant op 3 juni 2025 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten van witwassen en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte feitelijk geen rol had in de bedrijfsvoering van het bedrijf, waar op grote schaal geldbedragen en metalen werden witgewassen. Ondanks dat de verdachte op papier de functie van algemeen directeur bekleedde, voerde hij voornamelijk onderhoudswerkzaamheden uit en had hij geen zeggenschap binnen het bedrijf. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte wetenschap had van de criminele activiteiten die binnen het bedrijf plaatsvonden. De officier van justitie had gerekwireerd tot een integrale bewezenverklaring, maar de rechtbank vond dat de verdachte niet kon worden aangemerkt als medepleger of deelnemer aan de criminele organisatie. De uitspraak volgde na een uitgebreid onderzoek ter terechtzitting, waarbij de rechtbank de verklaringen van medeverdachten en de inhoud van het dossier in overweging nam. De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 82.269294.23
Datum uitspraak: 3 juni 2025.
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1961] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 juli 2024, 5 maart 2025, 7 maart 2025, 10 maart 2025, 11 maart 2025, 14 maart 2025 en 26 mei 2025 (sluiting).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 25 maart 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
[medeverdachte 1] . op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 januari 2016 tot en met 11 juli 2020, te Venlo, in elk geval in Nederland en/of in Duitsland en/of in Italië, althans in Europa, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen meermalen, althans eenmaal (telkens) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn medeverdachte(n) (telkens) (van) (een) voorwerp(en) te weten onder meer:
  • 151.000.000 kg metaal/schroot. in elk geval een (grote) hoeveelheid (edel)metaal en/of schroot en/of
  • een of meer (contante) geldbedrag(en) van totaal ongeveer € 127.751.466, althans enig geldbedrag,
(sub a)
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel - heeft verborgen en/of
heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren,
(sub b)
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt terwijl [medeverdachte 1] en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, en zij, [medeverdachte 1] '., zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen in de uitoefening van zijn haar beroep en/of bedrijf, tot welk strafbaar feit/aan welke strafbare gedraging hij, verdachte, en/of medeverdachte(n) tezamen en in vereniging, althans alleen, opdracht dan wel feitelijk leiding hebben/heeft gegeven;

2

hij, in de periode van 1 januari 2016 tot en met 11 juli 2020 te Venlo, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen en/of rechtspersonen, te weten (onder andere)

  • [medeverdachte 2] en
  • [medeverdachte 3] en
  • [medeverdachte 4] en
  • [medeverdachte 5] en
  • [medeverdachte 6] en
  • [medeverdachte 7] en
  • [medeverdachte 1] .,

welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier heeft gerekwireerd tot een integrale bewezenverklaring van beide tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van de rol van verdachte heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich had moeten afvragen waarom hij een aanzienlijk salaris kreeg zonder daarvoor enige serieuze werkzaamheden te verrichten en dat hij zich ook had moeten afvragen wat de herkomst van dit salaris was. Door dit niet te doen heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het geld afkomstig was van enig misdrijf. Daarnaast is verdachte naar het oordeel van de officier van justitie als algemeen directeur bevoegd en redelijkerwijs gehouden om maatregelen te treffen ter voorkoming of beëindiging van de strafbare gedragingen van [medeverdachte 1] . (hierna: [medeverdachte 1] ). Derhalve heeft hij feitelijk leiding gegeven aan de door [medeverdachte 1] verrichte verboden gedraging.

Het standpunt van de verdediging.

De verdediging heeft ten aanzien van beide feiten integrale vrijspraak bepleit. De verdediging heeft naar voren gebracht dat verdachte ten aanzien van feit 1 niet kan worden aangemerkt als medepleger en dat er geen sprake is geweest van (dubbel) (voorwaardelijk) opzet. Ten aanzien van feit 2 stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte niet kan worden aangemerkt als deelnemer van de organisatie omdat hij geen bijdragende of ondersteunende handelingen heeft verricht ten behoeve van het oogmerk van de criminele organisatie om misdrijven te plegen.

Het oordeel van de rechtbank.

Vrijspraak van de feiten 1 en 2
De rechtbank heeft uit het onderzoek ter zitting en de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging gekregen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Ten aanzien van feit 1.
De rechtbank stelt voorop dat uit het dossier in onderzoek Ramallah60 volgt dat binnen het bedrijf [medeverdachte 1] gedurende de tenlastegelegde periode op grote schaal contante geldbedragen en metalen werden witgewassen. Om de criminele geld- en goederenstroom een legale schijn te geven is voorgewend dat op grote schaal metalen werden ingekocht van particulieren, terwijl die metalen in werkelijkheid een andere, veelal criminele, herkomst hadden. Daartoe werd een gemanipuleerde kasadministratie bijgehouden die is gebaseerd op valselijk opgemaakte weeg- en contantbonnen. Ook werd witwassen voor anderen gefaciliteerd door het optuigen van fictieve dienstverbanden en loanback-constructies.
Gebleken is dat binnen [medeverdachte 1] twee kasadministraties zijn bijgehouden in de bestanden ‘kasboek.xls’ en ‘kasgeld.xls’. De rechtbank overweegt hierover dat het dossier voldoende aanknopingspunten bevat voor het oordeel dat in ‘kasboek.xls’ de gemanipuleerde kasadministratie is vastgelegd en dat de kasadministratie in ‘kasgeld.xls’ een reëel beeld geeft van de werkelijke inkomende en uitgaande contante geldstromen binnen [medeverdachte 1] .
Verdachte was in de tenlastegelegde periode bij de Kamer van Koophandel geregistreerd als één van de drie algemeen directeuren van [medeverdachte 1] , samen met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Ter zitting heeft verdachte verklaard dat dit op papier weliswaar zo was, maar dat zijn werkzaamheden feitelijk bestonden uit het plegen van onderhoud, laswerkzaamheden, en het sorteren van metalen vanaf een kraanmachine. Volgens verdachte heeft hij in voorkomende gevallen op verzoek weleens handtekeningen gezet, maar kreeg hij verder niets mee van de bedrijfsvoering. Verdachte kan niet lezen of schrijven, zo heeft hij verklaard.
Ook uit de verklaringen die medeverdachten over verdachte hebben afgelegd leidt de rechtbank af dat verdachte feitelijk geen rol of taak had in de bedrijfsvoering, bij het voeren van de weeg- of kasadministratie of bij het in- en verkopen van metalen. Zijn werkzaamheden waren veeleer praktisch van aard. De rechtbank verwijst bijvoorbeeld naar de verklaringen van [medeverdachte 2] (als getuige ter zitting) en [medeverdachte 4] (als verdachte bij de FIOD), die beiden zeer nauw betrokken waren bij de algehele bedrijfsvoering, de interne administratieve vastleggingen van fictieve inkopen van metaal en het verplaatsen van miljoenen euro’s in contanten uit de bedrijfskas. Zij hebben verdachte omschreven als iemand zonder gezag, in plaats van als iemand naar wie werd geluisterd.
De rechtbank concludeert dat er geen aanwijzingen zijn dat verdachte enige zeggenschap heeft gehad binnen het bedrijf of een rol heeft gespeeld in de bedrijfsvoering. Dat geldt ook voor de illegale tak van de bedrijfsvoering.
In reactie op de stelling van de officier van justitie een contante betaling die verdachte heeft ontvangen een aanknopingspunt zou zijn voor zijn wetenschap van het witwassen, overweegt de rechtbank als volgt.
Aan verdachte is eenmalig een contant geldbedrag van € 19.440,- uitgekeerd, zo is vastgelegd in ‘kasgeld.xls’, de schaduwboekhouding. Desgevraagd heeft verdachte verklaard dat het klopt dat hij dit bedrag heeft ontvangen, en dat dit was ten behoeve van een verbouwing aan zijn woning voor zijn op dat moment ernstig zieke vrouw. Zijn twee zwagers, de andere bestuurders van [medeverdachte 1] , hadden besloten dat ze hem daar geld voor zouden geven. Naar het oordeel van de rechtbank is dit geldbedrag niet zodanig hoog dat het, mede gelet op de éénmaligheid ervan en de bijzondere omstandigheden waaronder verdachte dit geldbedrag heeft ontvangen, als aanknopingspunt voor wetenschap van witwassen kan worden aangemerkt.
Dat geldt ook voor de door verdachte ontvangen financiële beloning (salaris) waar de officier van justitie op heeft gewezen. Dit salaris acht de rechtbank, gelet op verdachtes lange dienstverband bij [medeverdachte 1] , niet zo onevenredig hoog dat daaruit zijn wetenschap kan worden afgeleid of dat van verdachte kon worden verlangd dat hij vraagtekens zette bij de hoogte en de herkomst daarvan.
Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verdachte wetenschap had van, laat staan betrokken is geweest bij, het witwassen van contante geldbedragen of metalen/schroot. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 2.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank voorts van oordeel dat niet is gebleken dat verdachte wetenschap had van een crimineel samenwerkingsverband dat zich bezighield met het plegen van misdrijven. Evenmin kan worden bewezen dat verdachte met zijn werkzaamheden daaraan daadwerkelijk een bijdrage heeft geleverd.
De rechtbank acht daarom niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan wordt vrijgesproken.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.C. Palmboom, voorzitter,
mr. R. van den Munckhof en mr. L.J. Verborg, leden,
in tegenwoordigheid van mr. S.B.J. de Leeuw, griffier,
en is uitgesproken op 3 juni 2025.