ECLI:NL:RBOBR:2025:301

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
01.153179.22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot taakstraf in verband met overtreding van de Opiumwet

Op 23 januari 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid verdovende middelen, waaronder MDMA, amfetamine, cocaïne en hennep. De zaak kwam aanhangig na een onderzoek dat begon op 31 mei 2022, toen in een auto van de medeverdachte een aanzienlijke hoeveelheid hennep en vermoedelijke harddrugs werd aangetroffen. Dit leidde tot een doorzoeking van de woning van de verdachte, waar ook diverse hoeveelheden drugs werden gevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander opzettelijk deze middelen aanwezig heeft gehad in haar woning, maar sprak haar vrij van de beschuldigingen met betrekking tot de kelderbox, omdat er onvoldoende bewijs was dat zij hiervan op de hoogte was.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie had een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank besloot tot een taakstraf van 150 uur, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar zorg voor twee jonge kinderen en het feit dat zij niet eerder in aanraking was gekomen met de politie. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van drugs op de volksgezondheid, maar vond een gevangenisstraf niet passend gezien de omstandigheden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.153179.22
Datum uitspraak: 23 januari 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1990] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 maart 2023 en 9 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 januari 2023.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 09 januari 2025 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
zij op of omstreeks 31 mei 2022 te Venray, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
- (in totaal) ongeveer 1744,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
- (in totaal) ongeveer 12,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine en/of
- (in totaal) ongeveer 20,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of cocaïne en/of
- (in totaal) ongeveer 574,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- (in totaal) ongeveer 1026,2 gram hennepolie, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende hennepolie,

zijnde MDMA en/of metamfetamine en/of amfetamine en/of cocaïne en/of hennepolie (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

T.a.v. feit 2:
zij op of omstreeks 31 mei 2022 te Venray, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in de uitoefening van een beroep of bedrijf
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand en/of (bijbehorende) kelderbox aan [adres 2] )
een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet,
te weten
- (in totaal) ongeveer 5828,7 gram hennep(toppen) (netto), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of
- (in totaal) ongeveer 1706,3 gram (bruto) en/of 1062,5 gram (netto), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep en/of hasjiesj (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
T.a.v. feit 3:
zij op of omstreeks 31 mei 2022 te Venray, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen

van één of meer soort(en) harddrugs, in elk geval een middel/middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet en/of een of meer hoeveelheid/hoeveelheden van (een) materia(a)l(en) bevattende (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,

voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen, te weten
- 4 jerrycans gevuld met in totaal 80 liter, althans een hoeveelheid methylamine (in water) en/of
- 11 jerrycans gevuld met in totaal 190 liter, althans een hoeveelheid dichloormethaan en/of
- in totaal 965 milliliter, althans een hoeveelheid hypofosforig zuur

voorhanden heeft gehad, waarvan zij, verdachte, en/of haar mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en);

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsvraag.

Inleiding.
Op 31 mei 2022, omstreeks 02.10 uur, werden in een personenauto een hoeveelheid van circa 8 kilo hennep en diverse kleine hoeveelheden (vermoedelijk) harddrugs aangetroffen. De bestuurder van het voertuig was [medeverdachte] (hierna te noemen: de medeverdachte) die hierop op heterdaad werd aangehouden op verdenking van overtreding van de Opiumwet.
Omdat bleek dat de medeverdachte regelmatig verbleef bij verdachte, werd op 31 mei 2022, omstreeks 11.50 uur, een onderzoek ingesteld in de woning aan de [adres 2] te Venray waar zij met hun twee kinderen woonachtig was. Tijdens de doorzoeking werden in de woning en de bijbehorende kelderbox verschillende hoeveelheden (vermoedelijke) hard- en softdrugs aangetroffen als ook jerrycans met vloeistof. Uit het onderzoek dat volgde blijkt dat
inde woning 472,6 gram MDMA pillen, 20,7 gram amfetamine en cocaïne, 574,4 gram cocaïne en 187,3 gram hasjiesj werd aangetroffen.
Verdachte wordt beschuldigd van (het medeplegen van) overtreding van de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet (
feit 1 en feit 2)en van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet (
feit 3).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de drie aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezenverklaard kunnen worden.
Het standpunt van de verdediging.
Door de raadsman van verdachte is op de in de pleitnota aangevoerde gronden integrale vrijspraak bepleit. Het verweer van de verdediging komt er kortgezegd op neer dat verdachte niet wist dat de aangetroffen verdovende middelen en stoffen in woning dan wel de kelderbox bij de woning aanwezig waren.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
De door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen zijn uitgewerkt in een bewijsbijlage die onderdeel uitmaakt van dit vonnis. De inhoud van die bijlage geldt als hier herhaald en ingelast.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage acht de rechtbank de aan verdachte onder feit 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt hierbij nog het volgende.
Nadere overweging met betrekking tot het bewijs.
In het algemeen gaat de rechtbank ervan uit dat personen die in een woning verblijven wetenschap hebben van de daar aanwezige goederen en dat deze goederen zich ook in hun machtssfeer bevinden. Er zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden waaruit voortvloeit dat dit in dit geval anders is. Uit het proces-verbaal van de doorzoeking blijkt dat de inbeslaggenomen goederen op meerdere plekken in de woning zijn aangetroffen en dat deze goederen niet of nauwelijks verborgen waren: een boterhamzakje met (vermoedelijke) harddrugs lag voor het blote oog zichtbaar in een open kledingkast in de slaapkamer, in een Jan Linders tas in een open kledingkast in de slaapkamer zaten o.a. een hoeveelheid roze pillen en twee bruine plakken (vermoedelijk) hash en in een Jan Linders tas – vol in het zicht – in de woonkamer zat een aantal doorzichtige zakjes met daarin vermoedelijk verdovende middelen. Ook lagen er in de woonkamer een digitale weegschaal met daarnaast een verpakking lege plastic zakjes.
Gelet op de plaatsen waar de goederen in de woning zijn aangetroffen, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte daarvan wetenschap moet hebben gehad en dat zij feitelijke macht over de verdovende middelen kon uitoefenen in de zin dat zij daarover kon beschikken.
Naar het oordeel van de rechtbank ligt dit anders ten aanzien van de verdovende middelen en de stoffen die zijn aangetroffen in de kelderbox. Verdachte heeft verklaard dat zij geen gebruik maakte van de kelderbox en dat zij niet wist wat daar lag opgeslagen. Hoewel de rechtbank de nodige vraagtekens plaatst bij deze verklaring zal de rechtbank verdachte vrijspreken voor zover het de goederen aangetroffen in de kelderbox betreft. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van die goederen.
De partner van verdachte, medeverdachte [medeverdachte] , heeft erkend dat hij de verdovende middelen in de woning aan de [adres 2] te Venray heeft binnengebracht. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat sprake is van medeplegen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander op 31 mei 2022 472,6 gram MDMA pillen, 20,7 gram amfetamine en cocaïne, 574,4 gram cocaïne en 187,3 gram hasjiesj opzettelijk aanwezig heeft gehad in haar woning. Ten aanzien van het overige onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde en ten aanzien van feit 3 zal de rechtbank verdachte vrijspreken.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
T.a.v. feit 1:
op 31 mei 2022 te Venray,
tezamen en in vereniging met een ander
opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 472,6 gram, van een materiaal bevattende MDMA en
- ongeveer 20,7 gram van een materiaal bevattende amfetamine en cocaïne en
- ongeveer 574,4 gram van een materiaal bevattende cocaïne

zijnde (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

T.a.v. feit 2:
op 31 mei 2022 te Venray, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander
opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2] )
- (in totaal) ongeveer 187,3 gram (netto) van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd,

zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.

De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd:
  • een taakstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis,
  • een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging.
Door de raadsman van verdachte is gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de inhoud van het reclasseringsadvies.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van een hoeveelheid softdrugs (in totaal 187,3 gram) en harddrugs (in totaal 1067,7 gram) in de woning die ze met haar partner en hun twee jonge kinderen bewoonde. Drugs leiden veelal, direct en indirect, tot vele vormen van criminaliteit. Ook wordt door drugs de volksgezondheid ernstig bedreigd. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen, mede vanwege de zeer verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Verdachte kwam niet eerder in aanraking met politie of justitie. Uit het reclasseringsadvies van 7 december 2024 blijkt dat de reclassering geen problemen signaleert op de diverse leefgebieden zodat wordt geadviseerd onderhavige zaak af te doen zonder reclasseringsbemoeienis. Het risico op herhaling wordt door de reclassering ingeschat als laag. Een gevangenisstraf als mogelijke afdoening wordt onwenselijk geacht aangezien verdachte de zorg draagt voor twee jonge kinderen.
Bij haar beslissing ten aanzien van de strafsoort en de hoogte van de straf kijkt de rechtbank allereerst naar de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Voor het aanwezig hebben van een hoeveelheid harddrugs tussen de 1000 en de 1500 gram geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden. Gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies, de ouderdom van de feiten en de constatering dat, gerekend vanaf de dag van de aanhouding van verdachte, sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van ruim zeven maanden zal de rechtbank in plaats daarvan een taakstraf opleggen van na te melden duur.
De rechtbank acht een taakstraf voor de duur van 150 uur (subsidiair 75 dagen hechtenis) passend en geboden.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 57 van het Wetboek van Strafrecht
en de artikelen 2, 3, 10, 11 van de Opiumwet.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 3 is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde onder feit 1 en feit 2 bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
T.a.v. feit 1:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
T.a.v. feit 2:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank waardeert elke dag die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, op 2 uur te verrichten arbeid.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Boersma, voorzitter,
mr. F. van Buchem en mr. E.C. Mulders, leden,
in tegenwoordigheid van S.A. Nuyens, griffier,
en is uitgesproken op 23 januari 2025.