ECLI:NL:RBOBR:2025:300

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
01.136475.22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant inzake drugshandel, witwassen en wapenbezit

Op 23 januari 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder drugshandel, witwassen en wapenbezit. De zaak kwam aan het licht na een politie-inval op 31 mei 2022, waarbij in een woning in Geldrop een aanzienlijke hoeveelheid drugs, contant geld en een vuurwapen werd aangetroffen. De verdachte, die in de woning verbleef, werd samen met een medeverdachte beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne, amfetamine, hennep en MDMA, evenals het witwassen van een geldbedrag van ongeveer € 56.810. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, wetenschap had van de aanwezige drugs en het wapen, en dat hij betrokken was bij een criminele samenwerking met de medeverdachte. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen en legde een gevangenisstraf van 35 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank besloot ook tot verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen en onttrekking aan het verkeer van bepaalde voorwerpen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.136475.22
Datum uitspraak: 23 januari 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1993] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 september 2022, 22 november 2022, 26 januari 2023, 2 maart 2023 en 9 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 26 juli 2022.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 22 november 2022 en 2 maart 2023 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 31 mei 2022 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- (in totaal) ongeveer 162,2 gram (netto), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- (in totaal) ongeveer 402,8 gram (netto), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde cocaïne en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
(woning [adres 2] te Geldrop);
T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 31 mei 2022 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in de uitoefening van een beroep of bedrijf
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet,
te weten
- (in totaal) ongeveer 20,6681 kilogram hennep(toppen) (netto), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of
- (in totaal) ongeveer 1,95 kilogram (bruto), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep en/of hasjiesj (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
(woning [adres 2] te Geldrop);
T.a.v. feit 3 primair:
hij op of omstreeks 31 mei 2022, te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(van) een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld (tot een totaalbedrag van ongeveer 56810 euro),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, althans heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat voorwerp was/waren en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat voorwerp voorhanden had(den), terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf,
en/of
een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld (tot een totaal bedrag van ongeveer 56810 euro), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet, althans van voormeld voorwerp gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat voormeld voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 mei 2022, te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld (tot een totaal bedrag van
ongeveer 56810 euro), althans een of meer voorwerpen
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) althans
redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat voorwerp onmiddellijk
afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
T.a.v. feit 4:
hij op of omstreeks 31 mei 2022 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, althans in Nederland,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een revolver, van het merk Zastava, model 83/93, kaliber .357 Magnum,
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- munitie van categorie III, te weten 6 (kogel)patronen, kaliber .38 special en/of kaliber .38 Smith & Wesson, althans één of meer patronen en/of
- munitie van categorie III, te weten 74 (kogel)patronen, kaliber .38 special en/of kaliber .357 magnum, althans één of meer patronen,

voorhanden heeft gehad;

T.a.v. feit 5:
hij op of omstreeks 31 mei 2022 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, althans in Nederland,
opzettelijk
heeft bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- (in totaal) ongeveer 11,02 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of metamfetamine,

zijnde MDMA en/of metamfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsvraag.

Inleiding.
Op 31 mei 2022, omstreeks 02.10 uur, werden in een personenauto een hoeveelheid van circa 8 kilo hennep en diverse kleine hoeveelheden (vermoedelijk) harddrugs aangetroffen. De bestuurder van het voertuig was [medeverdachte] (hierna te noemen: de medeverdachte) die hierop op heterdaad werd aangehouden op verdenking van overtreding van de Opiumwet.
De volgende ochtend omstreeks 09.28 uur, werd het inschrijfadres van de medeverdachte, [adres 2] te Geldrop, binnengetreden ter inbeslagname. Op dit adres stond verdachte, [verdachte] , als bewoner ingeschreven die op dat moment aanwezig was en de voordeur opende. In de hal van de woning roken de verbalisanten een sterke henneplucht en in een aan de hal grenzende ruimte waarvan de deur openstond, werden dozen met hennep gezien. Op basis van deze feiten en omstandigheden werd de verdachte aangehouden op verdenking van overtreding van de Opiumwet en werd de woning doorzocht. Tijdens de doorzoeking werd onder andere contant geld, diverse (vermoedelijke) verdovende middelen, een vuurwapen en munitie aangetroffen
.
Ook werd gezocht in de auto van verdachte. In de kofferbak van de auto werden twee zakken met roze pillen aangetroffen. Verdachte wordt beschuldigd van (het medeplegen van) overtreding van artikelen 2 en 3 van de Opiumwet (
feit 1, feit 2 en feit 5), overtreding van de Wet Wapens en Munitie (
feit 4) en witwassen (
feit 3).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1, feit 2 en feit 4 wettig en overtuigend bewezen verklaard kunnen worden. De officier van justitie heeft verzocht verdachte vrij te spreken van feit 3 en feit 5 bij gebrek aan bewijs.
Het standpunt van de verdediging.
Door de raadvrouw van verdachte is op de in de pleitnota aangevoerde gronden vrijspraak bepleit ten aanzien van alle feiten, met uitzondering van het opzettelijk aanwezig hebben van een gedeelte van de hennep, tenlastegelegd onder feit 2. Met betrekking tot de in de woning aan de [adres 2] te Geldrop aangetroffen verdovende middelen, het wapen (incl. de munitie) en het geld komt het verweer van de verdediging er in de kern op neer dat verdachte, de hennep(toppen) in het washok uitgezonderd, niet op de hoogte was van de aanwezigheid hiervan in de woning.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
De door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen zijn uitgewerkt in een bewijsbijlage die onderdeel uitmaakt van dit vonnis. De inhoud van die bijlage geldt als hier herhaald en ingelast.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage acht de rechtbank alle aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt hierbij nog het volgende.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3 , feit 4: de wetenschap van verdachte.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij een kamer huurde in de woning van de medeverdachte en dat hij - behalve van zijn slaapkamer - ook gebruik maakte van de keuken, de badkamer, de woonkamer en het washok. Ten tijde van het binnentreden door de politie was, behalve verdachte, niemand in de woning aanwezig en waren er ook geen aanwijzingen dat de woning door andere personen werd bewoond. Medeverdachte [medeverdachte] , die ook op de [adres 2] stond ingeschreven, verbleef feitelijk bij zijn partner in Venray, zo blijkt uit het dossier.
In het algemeen gaat de rechtbank ervan uit dat personen die in een woning verblijven wetenschap hebben van de daar aanwezige goederen en dat deze goederen zich ook in hun machtssfeer bevinden. Er zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden waaruit voortvloeit dat dit in dit geval anders is. Uit het proces-verbaal van de doorzoeking blijkt dat de inbeslaggenomen goederen door de gehele woning zijn aangetroffen en dat veel ervan niet of nauwelijks was verborgen: dozen hennep(toppen) in het washok, diverse zakjes met cocaïne in een openstaande ingebouwde kast in de woonkamer, substantiële geldbedragen in een kast en prullenbak in de woonkamer, een zak met amfetamine in de diepvries in de keuken en het wapen en de munitie in de slaapkamer van verdachte in een kast waarin ook het paspoort van verdachte lag.
Gelet op de plaatsen waar de goederen zijn aangetroffen, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte daarvan wetenschap moet hebben gehad en dat hij feitelijke macht over de verdovende middelen en het wapen kon uitoefenen in de zin dat hij daarover konden beschikken.
De combinatie van de diverse goederen die zijn aangetroffen in de woning (drugs, een geladen wapen en contant geld) wijst op de betrokkenheid van de bewoner van de woning bij het criminele drugsmilieu. De woning werd gebruikt als stashlocatie en verdachte wist hiervan. Hetgeen hierna wordt overwogen ten aanzien van het medeplegen versterkt dit oordeel.
T.a.v. feit 2: de hoeveelheid.
Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat er hennep in het washok lag. Door de raadsvrouw is aangevoerd dat enkel van de aangetroffen 19,7 kilo hennep(toppen) uit het dossier blijkt dat deze in het washok zijn gevonden terwijl dit niet geldt voor de overige hennep(toppen) en de hasjiesj, zodat verdachte daarvan vrijgesproken dient te worden. Vast staat dat de gehele ten laste gelegde hoeveelheid henneptoppen en hasjiesj is aangetroffen in de woning aan de [adres 2] en dat verdachte, gelet op hetgeen hiervoor werd overwogen, daarvoor verantwoordelijk is. De door de raadsvrouw aangevoerde onduidelijkheid met betrekking tot de vindplaats van een deel van de henneptoppen en de hasjiesj maakt dat niet anders. De rechtbank acht de volledige hoeveelheid die is genoemd in de tenlastelegging van feit 2 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
T.a.v. feit 3: witwassen.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat in de woning een contant geldbedrag is aangetroffen van in totaal € 56.810 en dat er in de woning tevens een geladen wapen en diverse (grote hoeveelheden) verdovende middelen zijn aangetroffen. Op grond daarvan acht de rechtbank het vermoeden gerechtvaardigd dat het aangetroffen geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is, wat betekent dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft waaruit blijkt dat het geldbedrag niet van een misdrijf afkomstig is.
Verdachte heeft niet meer verklaard dan dat het geld niet van hem is, behoudens een bedrag van € 775,--. Daarmee heeft hij nagelaten een verklaring zoals hiervoor bedoeld af te leggen terwijl het dossier evenmin aanwijzingen bevat op grond waarvan een legale herkomst van het geld kan worden vastgesteld. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is, dat verdachte dat heeft geweten en dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan eenvoudig witwassen.
Met het betrekking tot het voornoemde bedrag van € 775,-- heeft de verdachte verklaard dat dit bedrag aan hem toebehoort en afkomstig is van zijn werkzaamheden als kapper. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verdachte met deze verklaring het vermoeden van een criminele herkomst van dit geldbedrag voldoende heeft ontzenuwd. De verdachte zal dan ook partieel worden vrijgesproken van witwassen, te weten voor zover de verdenking ziet op het bedrag van € 775,-- euro.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3: medeplegen.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medepleger kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Zoals hiervoor werd overwogen had de verdachte wetenschap en beschikkingsmacht ten aanzien van de verdovende middelen en het geld. De rechtbank is van oordeel dat de medeverdachte daarbij betrokkenheid heeft gehad. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Vast staat dat medeverdachte [medeverdachte] eigenaar was van de woning die als stashlocatie is gebruikt. Hij heeft de woning per 22 februari 2022 verhuurd aan verdachte. De medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij drugs voor anderen opsloeg en vervoerde tegen betaling. Ook stonden er chemicaliën ten behoeve van de productie van synthetische drugs bij hem opgeslagen. De rechtbank ontleent daaraan de conclusie dat medeverdachte [medeverdachte] zich in een drugsmilieu bevond, waarbij het opslaan van drugs en grondstoffen daarvan tot zijn takenpakket kan worden gerekend.
Verder staat vast dat de medeverdachte [medeverdachte] over twee telefoons beschikte, waarvan één zodanig aangepast bleek dat deze in eerste instantie niet door de politie kon worden uitgelezen. Deze Honor telefoon werkte met een prepaid Lebara simkaart. Verdachte beschikte over beide telefoonnummers van de medeverdachte [medeverdachte] . Onder verdachte is één telefoon in beslag genomen, met daarin twee verschillende simkaarten. Van deze telefoon kon door de politie beperkt gegevens worden veiliggesteld. Uit één van de simkaarten, een prepaidkaart van Lebara (net als de simkaart in Honor telefoon van medeverdachte [medeverdachte] ) viel geen informatie op te halen. Hoewel verdachte heeft verklaard dat niemand het prepaidnummer van Lebara kende, was medeverdachte [medeverdachte] op zijn beurt op de hoogte van beide telefoonnummers van verdachte. Het is een feit van algemene bekendheid dat moeilijk te kraken telefoons vaak door criminelen worden gebruikt om met elkaar te kunnen communiceren over – in het bijzonder – strafbare gedragingen. Verdachte heeft geen verklaring kunnen of willen geven voor de bekendheid met de (deels afgeschermde) telefoonnummers van medeverdachte [medeverdachte] .
Uit de telefoongegevens blijkt verder dat de verschillende telefoons van de verdachten vanaf eind januari 2022 regelmatig en op bij elkaar liggende tijdstippen hebben aangestraald op dezelfde masten dan wel masten die blijkens de betreffende processen-verbaal in elkaars nabijheid liggen. Het betreft masten zowel in hun respectievelijke woonplaatsen Geldrop en Venray als in Eindhoven en Helmond. Hieruit kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat de verdachten zich omstreeks die tijdstippen op dezelfde locaties – waaronder de woning te Geldrop – hebben bevonden. Verdachte en medeverdachte hebben hiervoor geen uitleg gegeven.
Uit voornoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachten samen behoorlijk actief waren in het drugsmilieu en dat de woning in Geldrop door verdachte en medeverdachte [verdachte] werd gebruikt als stashlocatie voor verdovende middelen en contant geld.
Naar het oordeel van de rechtbank is tussen verdachte en de medeverdachte sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking, waarbij de rol van verdachte van zodanig gewicht is dat wettig en overtuigend bewezen kan worden bewezen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan feit 1, feit 2 en feit 3.
T.a.v. feit 5
Door verdachte is aangevoerd dat hij niet wist dat de zakken met pillen in de kofferbak van zijn auto lagen en dat zijn voertuig kort voor de politie-inval door anderen was gebruikt. De rechtbank ziet voor deze verklaring van verdachte geen enkele steun in het dossier. De pillen, waarvan vast is komen te staan dat deze MDMA en amfetamine bevatten, lagen in de afgesloten auto van verdachte en de sleutel daarvan is aangetroffen tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte. Voor zover het voertuig al daadwerkelijk uitgeleend is geweest (hetgeen niet kan worden vastgesteld bij afwezigheid van een concrete verklaring van de verdachte daarover) ziet de rechtbank niet in waarom (een) onbekend gebleven perso(o)n(en) een dergelijke hoeveelheid verdovende middelen in een voertuig zou(den) laten liggen zonder nog de mogelijkheid te hebben daar bij te kunnen. Gelet op de waarde van de verboden goederen is het hoogst onwaarschijnlijk dat deze in een auto worden achtergelaten zonder dat de eigenaar daarvan op de hoogte is en daarover de beschikkingsmacht heeft. Bovendien is hierboven reeds overwogen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] behoorlijk actief waren in het drugsmilieu. Naar het oordeel van de rechtbank kan het dan ook niet anders dan dat verdachte wist dat de pillen in de auto lagen en hij had hierover ook de beschikkingsmacht. Ook dit feit acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
T.a.v. feit 1:
op 31 mei 2022 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo,
tezamen en in vereniging met ander,
opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- (in totaal) ongeveer 162,2 gram (netto), van een materiaal bevattende cocaïne en
- (in totaal) ongeveer 402,8 gram (netto), van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
(woning [adres 2] te Geldrop).
T.a.v. feit 2:
op 31 mei 2022 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo,
tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet,
te weten
- (in totaal) ongeveer 20,6681 kilogram hennep(toppen) (netto), van een materiaal bevattende hennep en
- (in totaal) ongeveer 1,95 kilogram (bruto), van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd,
zijnde (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
(woning [adres 2] te Geldrop).
T.a.v. feit 3:
op 31 mei 2022, te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo,
tezamen en in vereniging met een ander,
een hoeveelheid geld (tot een totaal bedrag van ongeveer 56060 euro), voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader wist dat voormeld voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.
T.a.v. feit 4:
op 31 mei 2022 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een revolver, van het merk Zastava, model 83/93, kaliber .357 Magnum,
zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en
- munitie van categorie III, te weten 6 (kogel)patronen, kaliber .38 special en/of kaliber .38 Smith & Wesson, althans één of meer patronen en
- munitie van categorie III, te weten 74 (kogel)patronen, kaliber .38 special en/of kaliber .357 magnum, althans één of meer patronen,

voorhanden heeft gehad.

T.a.v. feit 5
op 31 mei 2022 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo,
opzettelijk aanwezig heeft gehad,
(in totaal) ongeveer 11 kilogram van een materiaal bevattende MDMA en metamfetamine,
zijnde telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Door de officier van justitie is gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar, waarvan twee jaar voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Bij het voorwaardelijk strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden te worden opgelegd zoals in het adviesrapport d.d. 5 december 2024 door de reclassering geadviseerd.
Het standpunt van de verdediging.
Door de raadsvrouw is bepleit aan verdachte geen langere onvoorwaardelijke straf op te leggen dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, eventueel aan te vullen met een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden of een taakstraf. Er is sprake van oude feiten, van overschrijding van de redelijke termijn en verdachte is sinds zijn voorlopige hechtenis werd geschorst niet in beeld gekomen van politie of justitie. Bovendien valt detentie verdachte, gelet op zijn fysieke beperkingen, buitensporig zwaar.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte een grote hoeveelheid softdrugs (ongeveer 20,7 kilo henneptoppen en 1,95 kilo hasjiesj) en ruim een halve kilo harddrugs (162,2 gram cocaïne en 402,8 gram amfetamine) voorhanden gehad in de woning waar verdachte een kamer huurde. Ook heeft hij een bedrag van 56.000 euro samen met zijn medeverdachte witgewassen. In de slaapkamer van verdachte werd verder een geladen vuurwapen met een hoeveelheid munitie aangetroffen en in de auto van verdachte ruim 11 kilo MDMA-pillen.
Drugs leiden veelal, direct en indirect, tot vele vormen van criminaliteit. Ook wordt door drugs de volksgezondheid ernstig bedreigd. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen, mede vanwege de zeer verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers. Het ongecontroleerde bezit van een geladen vuurwapen brengt daarnaast in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich. Het vergroot eveneens het algemene gevoel van onveiligheid in de samenleving. Witwassen vormt daarnaast een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. De rechtbank ziet de combinatie van de bewezenverklaarde feiten als strafverzwarend, nu daaruit volgt dat verdachte zich op meerdere fronten en niet zomaar eenmalig of ondoordacht heeft begeven in het criminele en ondermijnende circuit. Verdachte heeft geen openheid willen of kunnen geven en heeft, zo blijkt uit het plegen van al deze feiten, geen oog gehad voor de maatschappelijke gevolgen van zijn handelen. Dat rekent de rechtbank hem aan.
Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op de (grote) hoeveelheden, de vele verschillende soorten drugs en de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd alleen een langdurige, onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Voor een voorwaardelijk strafdeel, al dan niet in combinatie met bijzondere voorwaarden, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten gelet op de ernst van de feiten en de proceshouding van de verdachte.
Gelet op de oriëntatiepunten voor het aanwezig hebben van hard- en softdrugs, het feit dat sprake is van medeplegen en het feit dat verdachte zich daarnaast ook schuldig heeft gemaakt aan witwassen en wapenbezit acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden passend. De rechtbank zal er wel rekening mee houden dat het oude feiten betreft en dat de redelijke termijn, gerekend vanaf de aanhouding van verdachte, met ruim zeven maanden is overschreden.
Dit alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 35 maanden passend en geboden en de rechtbank zal deze straf dan ook opleggen aan verdachte.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Beslag.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het volgende standpunt gesteld met betrekking tot de goederen op de beslaglijst:
onttrekking aan het verkeer: de goederen 9 ,10 ,11, 15 en 16,
retour aan beslagene: de goederen 3, 4 en 12,
verbeurdverklaring: de goederen 13 en 17.
Verder heeft de officier van justitie opgemerkt dat verdachte afstand heeft gedaan van de overige geldbedragen (nummers 1, 2, 5, 6, 7, 8 en 13).
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft om teruggave verzocht van de op de beslaglijst genoemde geldbedragen van € 705,00 en € 70,00 (nummer 3 en 4), de auto (nummer 12) en de Oppo telefoon (nummer 14). Ten aanzien van de overige goederen heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat – zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat – zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en dit voorwerpen van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 420bis van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10, 11 van de Opiumwet en de artikelen 26, 55 van de Wet wapens en munitie.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
T.a.v. feit 2:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel
T.a.v. feit 3:
medeplegen van eenvoudig witwassen
T.a.v. feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
T.a.v. feit 5:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregel.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3 primair, feit 4, feit 5:
Een gevangenisstraf voor de duur van 35 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten:
1995 EUR;
10500 EUR;
21500 EUR;
10680 EUR;
6390 EUR;
4970 EUR;
1. STK Personenauto;
116,55 EUR;
1. STK GSM;
1. STK Administratie.
Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten:
1. STK Revolver;
6 STK Patroon div merken en kalibers;
74 STK Patroon div merken en kalibers;
3 STK Hennep;
1. STK Hennep.
Teruggave inbeslaggenomen goederen, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen:
705 eur;
70 eur,
aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon: [verdachte] .
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Boersma, voorzitter,
mr. F. van Buchem en mr. E.C. Mulders, leden,
in tegenwoordigheid van S.A. Nuyens, griffier,
en is uitgesproken op 23 januari 2025.