ECLI:NL:RBOBR:2025:298

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
01/018255-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging en vernieling door ex-partner met oplegging van gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 23 januari 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen [verdachte], die zich gedurende een periode van vier en een halve maand schuldig heeft gemaakt aan belaging van zijn ex-partner, [slachtoffer], en aan de vernieling van haar videodeurbel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door zijn gedrag, waaronder het klemrijden van de auto van de aangeefster en het uiten van dreigementen, een grote inbreuk heeft gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer en haar gevoel van veiligheid ernstig heeft aangetast. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast werden er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een verplichte ambulante behandeling en een contactverbod met de aangeefster. De rechtbank wees ook een deel van de vordering van de benadeelde partij toe, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 3.119,00 aan schadevergoeding, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank overwoog dat de feiten in verminderde mate aan de verdachte konden worden toegerekend, gezien zijn psychische problematiek, maar dat dit niet afdeed aan de ernst van de gepleegde feiten. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de zaak, de impact op het slachtoffer en de noodzaak van normhandhaving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.018255.24
Datum uitspraak: 23 januari 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1978] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 augustus 2024, 16 oktober 2024 en 9 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 3 juli 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
t.a.v. feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2023 tot en met 15 januari 2024 te Eindhoven, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door:
- het zich (dagelijks) ophouden bij de woning van [slachtoffer] en het aanbellen bij de woning
- het binnendringen van de woning aan de [adres 2] ,
- het sturen van vele e-mailberichten,
- het veelvuldig (anoniem) bellen en het inspreken van voicemailberichten,
- het over de schutting van de woning aan de [adres 2] klimmen,
- het afsnijden/klem rijden/achterna rijden met de auto en/of [slachtoffer] gedwongen laten
stoppen door voor haar te gaan rijden en op de rem te trappen en/of de weg en/of
doorgang te blokkeren,
- het uiten van (in)directe dreigementen, inhoudende dat hij een gebruikte heroïnenaald in
[slachtoffer] zou gaan steken, dat hij zuur in het gezicht van [slachtoffer] zou gooien en/of dat
hij [slachtoffer] kaal zou scheren en
- het opzoeken van familieleden (om contact met [slachtoffer] af te dwingen),

met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;

t.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 12 november 2023 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk de videodeurbel (bevestigd aan de voordeur van de woning aan de [adres 2] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

De formele voorvragen.

Geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging.
De verdediging heeft aangevoerd dat het onder 1 tenlastegelegde feit (belaging) een klachtdelict betreft en dat de klacht kan worden ingediend gedurende drie maanden na de dag waarop de tot klachtgerechtigde kennis heeft genomen van het gepleegde feit.
Uit het dossier volgt volgens de verdediging dat aangeefster ( [betrokkene 1] ) reeds begin september 2023 kennis heeft genomen van een strafbaar feit. Zij heeft aangifte gedaan en de klacht ingediend op 11 januari 2024. Zij heeft haar klacht dan wel aangifte dus te laat kenbaar gemaakt. Het Openbaar Ministerie is daarom niet-ontvankelijk in de vervolging voor wat betreft het onder feit 1 tenlastegelegde.
De officier van justitie vindt dat het verweer van de verdediging moet worden verworpen. De klacht is ingediend binnen 8 dagen na de aangifte en er is sprake van een doorlopend delict.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep op de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie dient te worden verworpen en overweegt hiertoe het volgende.
Het bepaalde in artikel 164 van het Wetboek van Strafvordering strekt ertoe te doen vaststaan dat de tot klacht gerechtigd persoon uitdrukkelijk heeft verzocht een strafvervolging in te stellen. Bij het doen van aangifte heeft aangeefster verklaard klacht te doen tegen verdachte en uitdrukkelijk om strafvervolging van verdachte verzocht.
Belaging kent als delictsbestanddeel de stelselmatigheid van het inbreuk maken op eens anders persoonlijke levenssfeer. Voor de vervulling van dat bestanddeel is vereist dat de gedragingen die leiden tot de bedoelde inbreuk zich gedurende een zekere periode voordoen. Immers, een enkele last of hinder veroorzakende gedraging is onvoldoende.
Dit brengt met zich, dat de in artikel 66, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht vermelde termijn van drie maanden waarbinnen een klacht wordt ingediend, niet reeds aanvangt bij een eerste last of hinder veroorzakende gedraging. Dat doet immers tekort aan de aard van het delict omdat er niet reeds bij de eerste handeling sprake kan zijn van stelselmatigheid in de zin van belaging.
Gelet hierop is de rechtbank anders dan de raadsvrouw heeft gesteld, van oordeel dat de termijn niet reeds aanvangt op 3 september 2023. Het verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.
Het Openbaar Ministerie kan in de vervolging worden ontvangen.
Overige voorvragen.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
Er zijn geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
De verdachte wordt verweten dat hij heeft zich gedurende een periode van vier en een halve maand schuldig heeft gemaakt aan belaging van zijn ex-partner en aan vernieling van een videodeurbel van haar woning.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie concludeert op gronden in de overgelegde schriftelijke weergave van het requisitoir tot bewezenverklaring van beide tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft op gronden zoals weergegeven in de overgelegde pleitnota ter zake van feit 1 vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft gesteld dat verdachte alleen maar tot verzoening probeerde te komen. Er was geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op het inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer. Als de rechtbank de verdediging niet in dit standpunt volgt, verzoekt zij de rechtbank in ieder geval verdachte vrij te spreken ten aanzien van de gedragingen weergegeven na gedachtestreepjes 6 en 7 in de tenlastelegging. Voorts is partiële vrijspraak bepleit voor wat betreft het oogmerk om aangeefster vrees aan te jagen.
Ter zake van feit 2 is integrale vrijspraak bepleit omdat er geen wettig en overtuigend bewijs voor opzet aanwezig is (ook niet in voorwaardelijke zin).
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsoverwegingen.
Wat betreft feit 1:
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte veelvuldig – op verschillende manieren – contact met aangeefster heeft gezocht, terwijl aangeefster meermalen heeft aangegeven dat zij dat niet wilde. Hiermee heeft verdachte inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Dat hij alleen maar ‘tot verzoening probeerde te komen’ en ‘wilde laten zien hoeveel hij van aangeefster hield’, zoals de raadsvrouw heeft gesteld, maakt dit niet anders. Het oogmerk van verdachte om aangeefster vrees aan te jagen volgt naar het oordeel van de rechtbank uit een aantal bewezen verklaarde gedragingen, te weten het meermalen klemrijden en afsnijden van de lesauto van aangeefster en het uiten van dreigementen richting aangeefster, direct en via derden.
De rechtbank verwerpt de verweren van de verdediging.
Wat betreft feit 2:
In een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal is door de verbalisant, belast met het bekijken en beschrijven van camerabeelden, afkomstig van de ringdeurbel camera van aangeefster, het volgende omschreven bij het bekijken van de camerabeelden van 12 november 2023 van de ringdeurbel, bevestigd op de voordeur van de woning van aangeefster:
‘Verdachte [verdachte] loopt de voortuin in en loopt naar de voordeur. Daar pakt hij de
ringdeurbel vast met zijn rechterhand. [verdachte] praat daarbij maar de audio van het
filmfragment valt weg op het moment dat [verdachte] de ringdeurbel vast heeft.
Vervolgens draait [verdachte] de ringdeurbel naar links om zijn as waardoor, na het wegvallen van het geluid, ook het beeld van camera wegvalt.’
Ook is door verbalisanten in een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal omschreven dat
de camerabeelden van de ringdeurbel van 20 november 2023 zijn bekeken en beluisterd.
Eén van de verbalisanten omschrijft:
‘Ik hoor een mannenstem roepen: "Open maken want ik kom naar binnen nu". Hierna zie
ik de verdachte aan komen rennen en zijn hand voor de camera doen. Hij roept: "Ik
maak deze ook kapot, oké ik heb hem kapot gemaakt". Hierna haalt de verdachte zijn
hand weg van de camera en loopt het beeld uit.’
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat verdachte de deurbel expres kapot heeft gemaakt. Het verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.
Conclusie
De rechtbank acht de onder feit 1 tenlastegelegde belaging en de onder feit 2 tenlastegelegde vernieling wettig en overtuigend bewezen.

De bewijsmiddelen.

De rechtbank komt tot haar oordeel op grond van de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen. [1] De inhoud van de bewijsmiddelen is hierna zakelijk weergegeven.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
I. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting, weergegeven in het proces-verbaal terechtzitting van 9 januari 2025, voor zover inhoudende:
In de periode van begin september 2023 tot en met medio januari 2024 heb ik [slachtoffer] meermalen, gebeld, ook anoniem. Ik heb haar veel e-mailberichten gestuurd. Ik heb ook haar voicemail ingesproken.. Ook ben ik bij haar aan de deur geweest waarbij ik ook heb aangebeld bij haar woning. Ik mocht niet binnen komen. Ik zat in die periode regelmatig op een bankje voor haar woning aan de [adres 2] te Eindhoven, of ik zat in mijn bus. Ik heb haar vaak gebeld. Als ze niet opnam, probeerde ik het op een andere manier, namelijk door haar anoniem te bellen. Ik wilde met haar in contact komen. Ik ben bij haar ouders aan de deur geweest en ook bij haar zwager en zus om over de relatie van aangeefster en mij te praten.
Ik ben in de tenlastegelegde periode meer dan eens over de tuinafscheiding van haar woning geklommen zodat ik in haar tuin kon komen. Ik wilde zo met haar in contact komen. Ik ben ook op een dag ’s-avonds met een huissleutel haar woning binnengegaan toen ze niet opendeed op mijn aanbellen en heb toen op de deur van haar slaapkamer gebonkt die was afgesloten. Ik heb, toen ze de deur opende, haar telefoon gepakt.
Op enig moment kwam ik [slachtoffer] tegen tijdens haar werk. Ze was aan het werk als
rijinstructeur. Ik heb geprobeerd haar te laten stoppen. Ik heb haar auto ingehaald, heb voor haar auto geremd en ben vóór haar auto gestopt. Ik ben toen uitgestapt, ik ben naar haar toegelopen en heb de deur van haar auto open getrokken. Later zag ik haar rijden bij de stoplichten in Eindhoven en heb ik haar laten remmen. Ik ben weer gestopt en uitgestapt. Ze is toen doorgereden. Toen ze op een dag een leerling af ging zetten na een rijles stopte ze op een pleintje. Ik reed daar toen ook, zag dat en ben daar toen ook gestopt. Ik ben naar haar toe gelopen en probeerde de deur van haar auto open te doen. Ze zei dat ik weg moest gaan.
Op 12 november 2023 was ik bij de woning van [slachtoffer] . Ik heb toen de ringdeurbel vastgepakt en met mijn hand de deurbel bedekt, omdat ik niet wilde dat [slachtoffer] mij kon zien.
Ik snap wel dat ik te ver ben gegaan.
II. de inhoud van het dossier:
- een op 11 januari 2024 opgenomen proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 1] ,
geboren op [1982 2] , pagina’s 44 – 50, inhoudende als verklaring van
aangeefster en opmerkingen van verbalisant:
Ik doe aangifte van stalking gepleegd door [verdachte] . Begin september 2023 heb ik hem gezegd dat onze relatie ten einde was en heb ik al zijn spullen buiten gezet. Mijn woning is gelegen aan [adres 2] te Eindhoven. [verdachte] vroeg dan elke keer
waarom het uit was. Ik liet hem bewust niet binnen in mijn woning. De eerste twee weken daarna stond [verdachte] dagelijks meerdere keren aan mijn deur. In deze weken zat [verdachte] uren op mijn bankje in mijn voortuin. Als hij daar niet was zat hij in zijn busje. Soms zat hij daar voor mijn woning gedurende 12 of 13 uren. Ik zag dan op de ringdeurbel dat hij om 10.00 uur kwam. En hij verliet dan soms pas om 03.00 uur het bankje.
Ik had meerdere keren tegen [verdachte] gezegd dat hij moest stoppen met langskomen en moest stoppen met mailen. Als hij aanbelde bij mijn woning deed ik niet open. [verdachte] belde mij met een privénummer soms wel 40 à 50 keer per dag. Ik denk dat hij wel bijna 300 e-mail berichten in totaal aan mij heeft gestuurd. De laatste e-mail is van 10 januari 2024. In de voicemailberichten hoorde ik dat hij schreeuwde en dan soms weer lieve berichten achterliet.
Noot verbalisant: Aangeefster heeft mij diverse mailtjes van [verdachte] doorgestuurd.
Ik las bijvoorbeeld een email van 9 november 2023 en een email van 11 november 2023.
Aangeefster heeft mij haar recente bellijst laten zien. Ik zie dat aangeefster tussen 25 december 2023 en 5 januari 2024 in totaal 54 anonieme oproepen heeft gemist.Op 14 september 2023 lag ik te slapen. Ik werd wakker doordat ik harde bonkgeluiden op mijn slaapkamerdeur hoorde. Ik hoorde meteen aan de stem dat het [verdachte] was. Ik had geen vluchtroute en heb mijn deur geopend. Hij pakte de sleutel van mijn deur af. Ik hoorde [verdachte] tegen mij schreeuwen. [verdachte] pakte mijn telefoon af. Ik was echt bang. Ik was bang dat hij mij iets ging aandoen.
Op 20 oktober 2023 zat ik in mijn achtertuin. [verdachte] kwam mijn tuin in door over mijn schutting te klimmen. Hij kwam naar mij toe gelopen en schreeuwde in mijn richting.
[verdachte] is meerdere keren over mijn schutting geklommen. Ik heb dit zelf enkele keren gezien. Van 20 oktober 2023 heb ik camerabeelden waarop is te zien dat hij onder mijn veranda staat.
Op 30 oktober 2023 zag ik de auto van [verdachte] . Via mijn autospiegel zag ik dat hij auto's aan het afsnijden was en naar mijn auto toe reed. Toen wij op de rotonde reden zag ik dat hij
mijn auto afsneed en ik moest hard afremmen. Hij had mij echt klem gereden. [verdachte] deed de deur van mijn auto open.
Later heeft hij mij verschillende keren gebeld en mijn voicemail ingesproken.
Op 12 november 2023 heeft [verdachte] mijn ringdeurbel vernield door aan mijn ringdeurbel te draaien. Ik zag dit later op de beelden van de ringdeurbel terug. Ik heb hierdoor een nieuwe moeten kopen.
Op 13 november 2023 reed ik te Eindhoven. Ik zag dat [verdachte] mij tegemoet kwam rijden. Ik zag dat hij ineens zijn busje half voor mijn auto zette. Ik moest ingrijpen door heel hard op mijn rem te trappen. De hele weg heeft [verdachte] mij achtervolgd. Ik zag ook dat hij mij steeds probeerde in te halen. Ik zag dat [verdachte] met volle vaart op mij af kwam rijden. Ik zag dat [verdachte] nog op tijd op de rem ging. Ik zag dat hij uitstapte en naar de deur van mijn auto kwam. Ik zag dat hij aan mijn deur begon te trekken. Ik hoorde dat [verdachte] tegen mij schreeuwde 'doe open' en 'open nu'.
Op 20 november 2023 hoorde ik dat [verdachte] bij mij aan de deur stond. Ik hoorde dat [verdachte] aan het schreeuwen was en ik hoorde meerdere keren gebonk op mijn ramen.
Ik hoorde eind november 2023 van een vriendin en van mijn zwager dat [verdachte] tegen hen had gezegd dat hij een gebruikte heroïnenaald in mij zou gaan steken. Ook had hij tegen hen gezegd dat hij zuur in mijn gezicht zou gooien. Ook heeft hij gezegd dat hij mij zou kaal scheren.
Op 29 december 2023 heb ik eenmalig de telefoon opgenomen toen ik anoniem werd gebeld. Ik hoorde dat [verdachte] dreigend tegen mij zei dat hij mijn kop kaal zou scheren.
Ik zag dat [verdachte] mij hierna weer belde.
[verdachte] zoekt stelselmatig veel contact met mij. Via e-mail, anoniem bellen en langskomen. Maar [verdachte] zoekt ook veel contact met mensen om mij heen. Dit doet hij om contact met mij te krijgen. Hij is naar de woning van mijn ouders gegaan. Op een later moment appte [verdachte] naar mijn zwager onder andere 'het feestje gaat een klapper worden'. Mijn gevoel was hierbij dat ik op mijn hoede moest zijn. [verdachte] is ook nog langs mijn tante geweest en heeft mijn zoon aangesproken. Verder heeft hij mijn zusje bedreigd via de app. Hij heeft tegen mijn zusje gezegd dat hij mij kaal zou scheren en dat hij een gebruikte heroïnenaald in mij zou prikken.
Noot verbalisant: aangeefster heeft veel beelden van [verdachte] vanuit haar ringdeurbel. Ik heb enkele beelden gezien. Ik hoorde en zag op deze beelden van meerdere momenten in september 2023 dat [verdachte] aan de deur kwam van aangeefster. Ik hoorde dat [verdachte] dan schreeuwde en zei 'waar ben jij mee bezig maak open dan, maak open dan’.
Het gevolg van de stalking voor mij is dat ik bang ben. Ik ben bang voor de uitspraken die hij doet, zoals dat hij zuur over mij heen gaat gooien. Ik ben bang als ik naar buiten ga. Ik ben bang hem tegen te komen. Ik doe meteen mijn auto op slot. Ik kom bewust niet meer in bepaalde straten omdat ik weet dat [verdachte] daar vaker is.
- een proces-verbaal van aanvullend verhoor van aangeefster [slachtoffer] op 23
januari 2024, pagina’s: 355, 356, 360, 361, inhoudende als verklaring van aangeefster
en opmerking van verbalisant:
Ik heb [verdachte] op 24 augustus 2023 geblokkeerd op WhatsApp. Op 3 september 2023 heb ik ook zijn telefoonnummer geblokkeerd. Sindsdien belde hij mij met anoniem nummer.
Ik heb hem zeker het laatste jaar van onze relatie geen sleutel van mijn woning gegeven. [verdachte] moet een sleutel bij gemaakt hebben.
Eind oktober, november 2023 begon hij mij klem te rijden terwijl ik in mijn leswagen reed. Bij één van mijn rijlessen trok [verdachte] de deur van de auto open.
Ik heb twee voicemail berichten van hem ontvangen en toen sprak hij twee keer achter elkaar een bericht in. Dat was op 4 januari 2024.
Tegen mijn vriendin [betrokkene 2] en mijn zwager, man van [getuige 1] , heeft [verdachte] gezegd dat hij heroïnenaalden in mij zou steken en dat hij zuur in mijn gezicht zou gooien.
Ik heb veel ringdeurbeelden aangeleverd. Op de beelden is [verdachte] steeds te zien.
De datum en tijd op de beelden komen overeen met de werkelijke tijd.
Opmerking verbalisant: Ik zag dat het beelden waren van 14 september 2023 tot en met 28 december 2023.
- een proces-verbaal van bevindingen, nummer PL2100-2023250245-11, pagina 55:
Ik verbalisant heb onderzoek gedaan naar het e-mail gedrag van verdachte [verdachte] , gericht aan slachtoffer [slachtoffer] .
Uit het onderzoek is gebleken dat verdachte [verdachte] ten minste 234 e-mails
heeft gestuurd naar het e-mailadres van slachtoffer [slachtoffer] .
De 234 e-mails zijn verzonden gedurende de periode 22 september 2023 tot en met 10
januari 2024. De e-mails werden gedurende het hele etmaal naar het slachtoffer gestuurd.
Verdachte vraagt in de mails om contact met hem op te nemen en met hem in gesprek te gaan.
- een proces-verbaal van bevindingen, nummer PL2100-2024008510-3, pagina 324:Op 12 januari 2024 was ik, verbalisant, dienstdoende en reed ik te Eindhoven.
Ik zag dat er een witte Volkswagen Polo kort achter mij reed en daarbij claxonneerde.
Ik heb hierop mijn dienstvoertuig stil gezet en ik zag de witte Volkswagen Polo naast mij stil ging staan. Ik zag dat de bestuurster van de witte Volkswagen Polo hevig
geschrokken en trillend achter het stuur zat. Hierop ben ik uitgestapt en zag ik dat de bestuurster ook uitstapte. Ik zag een geschrokken, hevig geëmotioneerde vrouw staan welke met trillende stem vertelde dat haar ex zojuist naast haar auto stond en dat deze geprobeerd had om de autodeur los te trekken. Ik zag en hoorde dat de vrouw moeilijk uit haar woorden kwam vermoedelijk doordat zij hevig geëmotioneerd was. Ik hoorde dat de vrouw zei dat zij niet 112 durfde te bellen. Ik hoorde dat de vrouw zei dat zij al geruime tijd gestalkt wordt door haar ex partner, [verdachte] , en dat zij gister aangifte tegen hem had gedaan.
Ik zag dat zij gedurende ons gesprek constant om zich heen keek en zij gaf meerdere malen aan dat zij bang is voor haar ex man.
Betrokkenen:
- [verdachte] geboren [1978] te Roermond.
- [slachtoffer] , [slachtoffer] , geboren op [1982 1] .
- een proces-verbaal van bevindingen, nummer PL2100-2023250245-44, pagina 378:
[betrokkene 2] verklaarde mij, verbalisant, het volgende:
De zoons van [verdachte] en de zoon van [betrokkene 2] speelden in hetzelfde elftal bij
een voetbalvereniging.
Tijdens de wedstrijden spraken [betrokkene 2] en [verdachte] met elkaar. Op enig moment kwam [verdachte] met zijn vriendin, dit bleek [slachtoffer] te zijn.
[betrokkene 2] verklaarde dat ze [verdachte] in augustus 2023 weer sprak.
[betrokkene 2] vertelde dat haar zoon bij de rijschool van [slachtoffer] rijles was gaan nemen en [verdachte] hen op 13 november 2023 had klem gereden. [verdachte] had haar diezelfde avond had gebeld om excuses aan te bieden. Maar in een zin later vertelde [verdachte] aan [betrokkene 2] dat hij dat het weer opnieuw zou doen als het nodig was. [verdachte] zei toen: " [slachtoffer] maakt mijn leven kapot. Ik ga zoutzuur over haar heen gooien en heroïnenaalden in haar lijf steken. Haar kapot maken, kaal scheren".
- een proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] , nummer
PL2100-2023250245-21, pagina 326, 327, 328, 330:
Ik ben de zus van aangeefster [slachtoffer] .
[verdachte] stond bij mijn ouders aan de deur. Dat was op 24 november 2023. Hij kwam bij de woning en hij bonkt stevig tegen op het voorraam. Ik hoorde [verdachte] roepen. Ik zag dat hij erg boos was en het zag eruit alsof hij echt iemand iets aan wilde gaan doen.
[slachtoffer] heeft een ringdeurbel. Ik kan live meekijken in de ringdeurbel van [slachtoffer] en daar was op te zien dat [verdachte] agressief was als [verdachte] weer aan de deur stond.
Ik had hem nog gewaarschuwd toen hij vertelde dat hij [slachtoffer] klem had gereden. [verdachte] had mij toen gebeld. Hij zei dat hij vond dat de ouders, zus ik moeten bemiddelen om [verdachte] en [slachtoffer] weer bij elkaar te krijgen. Daarna stuurde [verdachte] appjes naar onze ouders. Daarin stond dat ze moeten bemiddelen voor hun dochter. Daarna is hij nog eens bij mijn ouders geweest. Ik zag dat via de ringdeurbel bij mijn ouders. [verdachte] stond weer bonkend aan de deur. Ik heb daar een geluidsfragment van, van 20 november 2023. Ik zal dat bericht naar u toe sturen. Ik heb uitspraken gehoord dat hij [slachtoffer] kaal wilde scheren.
- een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , op 13 januari 2024, nummer
PL2100-2023250245-12, pagina’s 320, 321:
Ik had rijles bij [slachtoffer] , het was in oktober of november 2023. We reden in Eindhoven en toen zag ik een busje op de weg staan. Ik passeerde het busje en zag dat de man in het busje in onze auto keek. Toen ik voorbij reed zag en hoorde ik dat de bestuurder van het busje achter ons aan kwam. Het busje kwam plots voor ons rijden, sneed ons af en ik moest flink op de rem trappen anders was ik tegen hem aangereden. Ik zag dat man uit het busje sprong en dat hij de passagiersdeur opentrok. Ik zag dat hij in de auto sprong en hoorde hem tegen
[slachtoffer] schreeuwen. De man stapte toen weer in zijn bus en reed weg.
Wij gingen verder met de rijles. Ik zag dat hij ons bleef volgen, de les duurde nog
ongeveer een uur en zag dat hij achter ons bleef rijden.
Op een moment stonden wij stil voor een rood stoplicht en ik zag dat de man in de bus
ons voorbij reed. Ik zag dat hij weer uit zijn busje stapte en probeerde de passagiersdeur van onze auto weer open te trekken.
Ik hoorde hem dingen roepen als:" Ik ga naar huis en ik zie je daar wel!"
Ik zag dat de man weer terug liep zijn busje en weer achter ons aan kwam rijden.
Ik zag dat [slachtoffer] erg emotioneel was, ze moest huilen en ze was erg onder de indruk. Ik zag dat ze trilde en zei dat ze niet wist wat ze moest doen. [slachtoffer] was bang om naar huis te gaan.
- een proces-verbaal van bevindingen, nummer PL2100-2023250245-22, pagina 311:
Ik, verbalisant, was belast met het bekijken en beschrijven van camerabeelden, afkomstig van de ringdeurbel camera van aangeefster [slachtoffer] .
De ringdeurbel camera is bevestigd aan de voordeur van de woning gelegen aan de [adres 2] te Eindhoven. Op de camerabeelden is een groot deel van de voortuin van de woning te zien is, evenals de openbare weg.
Op de beelden is steeds een man te zien. Deze man betreft verdachte [verdachte] . Ik herken deze man aan de hand van foto's van de verdachte die door aangeefster zijn aangeleverd en van een foto's van de verdachte in de politiesystemen.
Filmfragment 2
Bestandsnaam: 'Ringvideo_12-11-23 151941.MP4'
Datum/ tijdstip 12 november 2023 17.34 uur
Omschrijving
Verdachte [verdachte] loopt de voortuin in en loopt naar de voordeur. Daar pakt hij de
ringdeurbel vast met zijn rechterhand. [verdachte] praat daarbij maar de audio van het
filmfragment valt weg op het moment dat [verdachte] de ringdeurbel vast heeft.
Vervolgens draait [verdachte] de ringdeurbel naar links om zijn as waardoor, na het wegvallen van het geluid, ook het beeld van de camera wegvalt.
- een proces-verbaal van bevindingen, nummer PL2100-2023250245-24, pagina’s 337,
345:
Wij, verbalisanten, waren belast met het bekijken en beschrijven van camerabeelden, afkomstig van de ringdeurbel camera van aangeefster [slachtoffer] .
De ringdeurbel camera is bevestigd op de voordeur van de woning gelegen aan de [adres 2] te Eindhoven. Op de camerabeelden is een groot deel van de voortuin van de woning te zien is, evenals de openbare weg.
Door aangeefster zijn in totaal 50 bestanden / filmfragmenten aangeleverd. Op de beelden is steeds een man te zien. Deze man betreft verdachte [verdachte] . Wij herkennen deze man aan de hand van foto's van de verdachte die door aangeefster zijn aangeleverd en van een foto's van de verdachte in de politiesystemen.
Filmfragment 33
Bestandsnaam: RingVideo_20231121_194358.MP4
Datum/ tijdstip: 20 november 2023 18.25.43
Omschrijving:
Ik zie donker beeld waarop geen personen te zien zijn.
Ik hoor een mannenstem roepen: "Open maken want ik kom naar binnen nu". Hierna zie
ik de verdachte aan komen rennen en zijn hand voor de camera doen. Hij roept: "Ik
maak deze ook kapot, oké ik heb hem kapot gemaakt". Hierna haalt de verdachte zijn hand weg van de camera en loopt het beeld uit.

Bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
feit 1:
in de periode van 1 september 2023 tot en met 15 januari 2024 in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] ,door:
- het zich ophouden bij de woning van [slachtoffer] en het aanbellen bij de woning,
- het binnendringen van de woning aan de [adres 2] ,
- het sturen van vele e-mailberichten,
- het veelvuldig (anoniem) bellen en het inspreken van voicemailberichten,
- het over de schutting van de woning aan de [adres 2] klimmen,
- het afsnijden/klem rijden/achterna rijden met de auto en [slachtoffer] gedwongen laten
stoppen door voor haar te gaan rijden en op de rem te trappen en de weg en doorgang te
blokkeren,
- het uiten van (in)directe dreigementen, inhoudende dat hij een gebruikte heroïnenaald in
[slachtoffer] zou gaan steken, dat hij zuur in het gezicht van [slachtoffer] zou gooien en dat hij
[slachtoffer] kaal zou scheren en
- het opzoeken van familieleden (om contact met [slachtoffer] af te dwingen),

met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;

feit 2:
op 12 november 2023 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk de videodeurbel (bevestigd aan de voordeur van de woning aan de [adres 2] ), die aan [slachtoffer] toebehoorde heeft vernield.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vorderteen gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals die zijn geadviseerd door de reclassering in het over verdachte uitgebracht rapport van 20 december 2024. Gevorderd wordt het door de reclassering uit te oefenen toezicht en de te stellen voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Daarnaast wordt gevorderd vrijheidsbeperkende maatregelen op te leggen (als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht), inhoudende een contactverbod met aangeefster [slachtoffer] en een gebiedsverbod voor een gebied rond het adres van aangeefster, telkens voor de duur van vijf jaar en met een vervangende hechtenis van één week per overtreding van die verboden met een maximum van zes maanden. Ook van deze maatregelen wordt de dadelijke uitvoerbaarheid gevorderd.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarvan de duur van het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest, met referte voor wat betreft de op te leggen bijzondere voorwaarden.
Verzocht wordt in het geval van het opleggen van een gebiedsverbod, dit verbod te beperken (anders dan verzocht namens aangeefster) tot een straal van 1500 meter rond het adres van aangeefster.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het tenlastegelegde.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-partner en vernieling van een ringdeurbel van haar woning.
Verdachte heeft door zijn gedragingen, waaronder het achtervolgen en klemrijden en laten stoppen van de auto van aangeefster terwijl zij werkte als rijinstructrice, het binnendringen van haar woning en tuin, het veelvuldig en gedurende lange tijd benaderen van aangeefster via e-mail en voicemail, het benaderen van familieleden en het uiten van dreigementen in de richting van aangeefster en haar familieleden, een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van aangeefster.
Hij heeft haar op intensieve wijze belaagd, en is daar ook lange tijd (meer dan vier maanden) mee door gegaan ondanks dat aangeefster hem meermalen duidelijk kenbaar had gemaakt dat zij geen enkel contact meer met hem wenste.
Door zo te handelen werd aangeefster en werden ook haar familieleden voortdurend ongewild met verdachte geconfronteerd. Verdachte heeft geen enkel oog gehad voor de grote impact die zijn gedragingen hadden op het leven van aangeefster en de mensen om haar heen. Ook ter terechtzitting geeft verdachte weinig blijk van inzicht in de ernst van zijn gedragingen en neemt hij weinig verantwoordelijkheid voor zijn eigen gedrag. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Het vasthoudende gedrag van verdachte en de voortdurende dreiging die daarvan uitging moet erg beklemmend voor aangeefster zijn geweest en heeft een groot gevoel van angst en onveiligheid bij haar teweeg gebracht, zoals blijkt uit haar schriftelijk verzoek tot het opleggen van een contact- en gebiedsverbod.
De persoon van verdachte.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de volgende omstandigheden.
Nadat de voorlopige hechtenis van verdachte was geschorst onder aan hem gestelde voorwaarden heeft verdachte het opgelegde contactverbod met
aangeefster overtreden. Hierdoor is verdachte weer in hechtenis genomen. Na een tweede schorsing per 15 november 2024 is niet meer van nieuwe overtredingen van de schorsingsvoorwaarden gebleken.
Verdachte is blijkens een hem betreffend Uittreksel justitiële Documentatie van 15 november 2024 in oktober 2020 onherroepelijk veroordeeld voor mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel. Dat was de aangeefster in deze zaak.
Uit een verdachte betreffende rapport van GGZ Verslavingsreclassering Novadic-Kentron van 20 december 2024 blijkt onder meer dat verdachte meldplichtafspraken van de reclassering nakomt en dat hij heeft meegewerkt aan een intakefase bij GGzE instelling De Omslag voor het volgen van therapie in een ambulant forensisch kader.
De reclassering is van mening dat meldplichtgesprekken en behandeling kunnen bijdragen aan gedragsverandering en aan het verminderen van het recidiverisico.
De reclassering schat het risico op recidive als gemiddeld.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden:
-meldplicht bij reclassering;
- ambulante behandeling;
- een contactverbod met het slachtoffer;
- een locatieverbod (met elektronische monitoring) voor het gebied rondom de woning van
het slachtoffer.
Geadviseerd wordt deze voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De rechtbank verenigt zich met de conclusies en het advies van de reclassering en neemt deze over.
De rechtbank houdt ook rekening met de inhoud van het rapport van psychologisch onderzoek betreffende verdachte, opgemaakt door H.E.W. Koornstra, psycholoog, gedateerd 24 oktober 2024.
Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Diagnostisch is bij verdachte sprake van een borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken. Er is sprake van verwoede pogingen verlatingen te voorkomen, een patroon van instabiele en intense interpersoonlijke relaties gekenmerkt door afwisselingen tussen extreem idealiseren en devalueren, impulsiviteit, affectieve labiliteit, gevoelens van intense woede of moeite boosheid te beheersen, ontbreken van berouw, problemen zich te conformeren aan sociale normen ten behoeve van eigen gewin, roekeloze onverschilligheid voor zelf of anderen.
Verdachte wordt beschreven als meer nadenkend dan voorheen en doet zijn best zich aan te passen (er wordt dan ook niet meer van antisociale pathologie gesproken, daar lijkt in zijn verleden wel sprake van geweest waar hij zich niet liet hinderen door enige sociale norm).De tenlastegelegde belaging -indien bewezen- is passend binnen de borderline problematiek met antisociale trekken.
Geadviseerd wordt hem dit feit, indien bewezen, verminderd toe te rekenen.De klinische inschatting in combinatie met de gestructureerde risicotaxatie leidt tot de inschatting van het recidiverisico (op zowel hernieuwde stalking van aangeefster als op geweldsescalatie) als gemiddeld tot hoog.Het volgen van schematherapie en meer op zijn gedrag gerichte cognitieve gedragstherapie hem verdachte helpen inzicht in eigen handelen te krijgen en alternatieve handelwijzen maar vooral ook meer flexibel denken aan te leren.Concreet wordt geadviseerd betrokkene genoemde behandelingen aan te bieden in ambulant forensisch kader waarbij een (deels) voorwaardelijk op te leggen strafdeel,als stok achter de deur kan gelden zijn motivatie bekrachtigen. Uitvoering daarvan kan plaatsvinden door een forensische polikliniek.
De rechtbank verenigt zich met de conclusies en adviezen van de psycholoog en neemt deze over met dien verstande dat de rechtbank wat betreft de bewezenverklaarde vernieling er vanuit gaat dat ook dit feit is begaan onder dezelfde dynamiek en omstandigheden als waaronder de belaging is gepleegd, zodat ook dit feit in verminderde mate aan verdachte zal worden toegerekend.
De rechtbank komt daarmee tot het oordeel dat de feiten in verminderde mate aan verdachte dienen te worden toegerekend en zal daarmee bij de bepaling van de strafmaat in het voordeel van verdachte rekening houden.
Straf en maatregelen.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden.
De rechtbank zal deze straf voor een gedeelte van deze straf, namelijk 3 maanden, voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan deze voorwaardelijke straf zullen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, zoals hierna in de beslissing omschreven.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.
Gelet op de inhoud van het over verdachte uitgebrachte adviesrapport van de reclassering en de inhoud van het rapport van de psycholoog is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte, bij gebreke van de juiste begeleiding en hulpverlening, wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen
dat de hierna op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat oplegging van een maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten door verdachte passend en geboden is.
Deze maatregel bestaat uit een contactverbod, inhoudende dat verdachte gedurende 3 jaren op geen enkele wijze direct of indirect contact mag opnemen met aangeefster. Daarnaast mag verdachte zich gedurende drie jaren niet ophouden in een straal van 1500 meter rond het woonadres van aangeefster.
De rechtbank zal bepalen dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van één week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden.
De rechtbank zal bevelen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens een bepaald persoon of bepaalde personen.

De vordering van de benadeelde partij [betrokkene 1] .

De benadeelde partij verzoekt een bedrag van € 119,00 aan materiële schade en een bedrag van € 6.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie concludeert tot gehele toewijzing van de vordering, met toekenning van de wettelijke rente en toepassing van de maatregel tot schadevergoeding.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging bepleit primair de benadeelde partij in de vordering tot immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk te verklaren wegens het verzuim van een tijdige klacht, dan wel ingeval van vrijspraak. Subsidiair wordt verzocht het toe te kennen bedrag te matigen.
Wat betreft de materiële schade dient de vordering te worden afgewezen omdat de aanschaf van de nieuwe ringdeurbel (waarop de schade betrekking heeft) dateert van 4 april 2024 en de vernieling is gepleegd op 12 november 2023.
Beoordeling.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de gevorderde materiële schade.
De rechtbank acht de vordering tot vergoeding van materiële schade voldoende onderbouwd en in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de gevorderde immateriële schade.
Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade indien de benadeelde op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De Hoge Raad heeft hierbij bepaald dat als uitgangspunt heeft te gelden dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. De benadeelde zal hierbij voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel is of had kunnen zijn vastgesteld. Op het uitgangspunt dat het bestaan van geestelijk letsel met concrete gegevens moet worden onderbouwd, kunnen evenwel uitzonderingen worden aanvaard. Hier is sprake van als uit de ernst van de normschending in objectieve mate dergelijke gevolgen voor het slachtoffer kunnen worden aangenomen.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich gedurende ruim vier maanden schuldig heeft gemaakt aan belaging van de benadeelde partij. Voorts heeft hij zich, nadat hem in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis, ter voorkoming van verdere stafbare feiten, als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de benadeelde partij was gesteld, deze voorwaarde overtreden.
De verdachte heeft de benadeelde partij lastiggevallen door zeer frequent en op diverse manieren contact met haar te zoeken, terwijl het voor de verdachte duidelijk moest zijn dat de benadeelde partij dit contact niet wenste.
De benadeelde partij heeft het bewezenverklaarde handelen van verdachte gedurende lange tijd ervaren als een enorme inbreuk op haar privacy en een aantasting van haar persoonlijke levenssfeer. Zij heeft verklaard nog steeds op haar hoede te zijn.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de duur en de intensiteit van de belaging, de omstandigheden waaronder deze is begaan in dit geval de aard en de ernst van de normschending zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank kan immateriële schade dan ook worden aangenomen en komt deze voor vergoeding in aanmerking.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 3.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 september 2023 tot aan de dag dat het gehele bedrag is voldaan.
De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
De behandeling van het overige deel van de vordering van de benadeelde partij levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 57, 285b en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 1:
belaging;
feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
T.a.v. feit 1, feit 2:
een
gevangenisstrafvoor de duur van 10 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 3 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren.
Algemene voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden: dat veroordeelde:
1. zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Verslavingsreclassering GGZ ERW Novadic-Kentron op het adres Dr. Poletlaan 74-76 te Eindhoven (telefoon 040-2171200). Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht om het reclasseringstoezicht uit te oefenen. Veroordeelde gedraagt zich gedurende de proeftijd naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
2. zich ambulant laat behandelen door GGzE De Omslag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
3. gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met [slachtoffer] , geboren op [1982 1] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt, tenzij dit contact plaatsvindt met uitdrukkelijke toestemming van de reclassering en daarbij de aanwijzingen van de reclassering worden opgevolgd;
4. zich gedurende de proeftijd niet bevindt in een straal van 1500 meter rond het adres [adres 2] in Eindhoven zolang het Openbaar Ministerie dit locatieverbod nodig vindt, tenzij deze aanwezigheid plaatsvindt met uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de reclassering en daarbij de aanwijzingen van de reclassering worden opgevolgd. Veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring van dit locatieverbod.
Geeft aan Verslavingsreclassering GGZ ERW Novadic-Kentron te Eindhoven de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen
van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de
Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid,
van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij
de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechter, gelet op artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht, dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn.
T.a.v. feit 1:
de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende een gebiedsverbod en een contactverbod.
Dit gebiedsverbod houdt in dat veroordeelde zich gedurende drie jaren niet zal ophouden in een straal van 1500 meter rond het adres [adres 2] , in Eindhoven.
Dit contactverbod houdt in dat veroordeelde gedurende drie jaren op geen enkele wijze
- direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [1982 1] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 dagen voor elke keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
De totale duur van de ten uitvoer te leggen vervangende hechtenis bedraagt ten hoogste zes maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht gestelde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.
T.a.v. feit 1:
Maatregel tot schadevergoeding.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van 3.119,00 euro.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 41 dagen.
De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit een vergoeding van 119,00 euro voor materiële schade en een vergoeding van 3.000,00 euro voor immateriële schade.
De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 november 2023 tot aan de dag dat het gehele bedrag is voldaan.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2023 tot aan de dag dat het gehele bedrag is voldaan.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van 3.119,00 euro.
Voormeld bedrag bestaat uit een vergoeding van 119,00 euro voor materiële schade en een vergoeding van 3.000,00 euro voor immateriële schade.
De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 november 2023 tot aan de dag dat het gehele bedrag is voldaan.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2023 tot aan de dag dat het gehele bedrag is voldaan.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Beslissing met betrekking tot de voorlopige hechtenis.

Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. De voorlopige hechtenis is bij beslissing van 14 november 2024 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. N. Flikkenschild en mr. C.P.C. Kuijs, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 23 januari 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een dossier, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een Eindproces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren van de regiopolitie Eenheid Oost Brabant, zaakregistratienummer