ECLI:NL:RBOBR:2025:297

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
01.284390.24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor inbraak bij juwelier met DNA-bewijs

Op 23 januari 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een inbraak bij een juwelier in Gemert op 15 februari 2024. De verdachte, geboren in 2006 en thans gedetineerd in P.I. Grave, werd beschuldigd van het samen met anderen stelen van horloges en sieraden. De rechtbank oordeelde dat de inbraak goed was voorbereid en uitgevoerd, waarbij de daders gebruik maakten van gezichtsbedekkende kleding en een moker om de vitrines te breken. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar het DNA van de verdachte werd aangetroffen op een clownsmasker dat bij de inbraak werd gebruikt. De rechtbank concludeerde dat het DNA-bewijs, in combinatie met andere bewijsmiddelen, voldoende was om de verdachte schuldig te verklaren. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 10 maanden geëist, en de rechtbank volgde deze eis, waarbij ook rekening werd gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 10 maanden op, met aftrek van voorarrest, en gelastte de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van 40 dagen, omgezet in 35 dagen gevangenisstraf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.284390.24
Parketnummer vordering: 09.030898.22
Datum uitspraak: 23 januari 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [2006] ,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 oktober 2024. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 februari 2024 te Gemert, gemeente Gemert-Bakel, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een grote hoeveelheid horloges en/of sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen horloges en/of sieraden onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, en/of inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke verschrijvingen voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 09.030898.22 is aangebracht bij vordering van 30 september 2024. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag. Een kopie van de vordering is in het dossier gevoegd.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijswaardering.

Inleiding.
In de vroege ochtend van 15 februari 2024 vond een inbraak plaats bij [slachtoffer] te Gemert. Van de inbraak zijn camerabeelden beschikbaar, waarop vier personen zijn te zien. Eén van die personen droeg een clownsmasker. Op de plaats delict zijn diverse goederen aangetroffen en sporen veiliggesteld.
De melder van de inbraak zag een donkerkleurige Audi zonder kentekenplaat aan de voorzijde van de auto. Diezelfde dag vond de politie een groene Audi zonder kentekenplaat aan de voorzijde in Elsendorp. In en rond de auto lagen diverse goederen, waaronder sieraden, een clownsmasker, handschoenen en een koevoet. Die zijn in beslag genomen. Ook zijn er bloedsporen aangetroffen en veiliggesteld.
Vervolgens zijn diverse goederen en sporen bemonsterd en aan DNA-onderzoek onderworpen. De uitkomst van dat onderzoek leidde tot de aanhouding van drie verdachten, te weten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en verdachte. De identiteit van de vierde verdachte is onbekend gebleven.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft de inbraak bekend. Hij heeft ook verklaard dat de aangetroffen Audi als vluchtauto bij de inbraak is gebruikt. Op de binnenzijde van het clownsmasker is een DNA-mengprofiel van minimaal drie donoren gevonden, waarbij één DNA-hoofdprofiel is afgeleid met een matchkans van kleiner dan één op één miljard. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met dit DNA-profiel uit de bemonstering. Verdachte ontkent dat hij betrokken is bij de inbraak.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Ongeveer 15 kilometer van de inbraak verwijderd is een Audi stationwagen aangetroffen met daarin een clownsmasker dat is gedragen bij de inbraak. Op de binnenzijde van het clownsmasker is in een DNA mengprofiel het hoofdprofiel van verdachte vastgesteld. De verklaringen die verdachte daartegenover stelt, zijn niet consistent en daarmee ook niet betrouwbaar. Dat het clownsmasker een verplaatsbaar object is, maakt volgens de officier van justitie niet dat de DNA-match geen bewijswaarde heeft.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, omdat er geen sprake is van wettig en overtuigend bewijs. Daartoe heeft hij aangevoerd dat behalve het aangetroffen DNA-spoor geen aanwijzingen zijn dat verdachte betrokken was bij de inbraak. Uit de omstandigheid dat sprake is van een DNA-mengprofiel van minimaal 3 personen, kan bovendien worden vastgesteld dat ook anderen dat masker op enig moment op hebben gehad. Verdachte heeft een verklaring gegeven voor het aantreffen van zijn DNA op het masker, namelijk dat hij dit masker in oktober of november 2023 met Halloween heeft gedragen. Dat is volgens de verdediging een aannemelijke verklaring voor de aanwezigheid van zijn DNA in het masker, dat bovendien een verplaatsbaar goed is. Het enkel aantreffen van het DNA van verdachte rechtvaardigt niet de conclusie dat hij betrokken was bij de inbraak.
Het oordeel van de rechtbank.
A. De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn opgenomen in het procesdossier van de politie Eenheid Oost-Brabant met de onderzoeksnaam FALKE, gesloten op 13 september 2024, met 303 doorgenummerde pagina’s.

1. Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer PL2100-2024034252-4 (pagina 16), inhoudende de bevindingen van de verbalisant(en), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:

Op 15 februari 2024, om 03.42 uur, stonden wij, verbalisanten, op [adres 2] in Gemert. Wij waren doende met een staande houding van een persoon. Tijdens de staande houding zagen wij een personenauto met opvallend felle witte voorlichten rijden, komende vanaf [adres 3] . Ik, [verbalisant 1] , zag dat het ging om de voorlampen van een ouder model Audi. Ik zag dat het ging om een hatchback of een station model personenauto.
Op donderdag 15 februari 2024, om 04.51 uur, kregen wij een melding van een heterdaad inbraak bij [slachtoffer] , gelegen aan [adres 4] in Gemert. De melder zou drie personen hebben gezien die in een oude donkerkleurige Audi station wegreden.
Omstreeks 04.55 uur, kwamen wij ter plaatse bij [slachtoffer] . Wij zagen dat de roldeur van het pand middels een krik open was gemaakt. Wij zagen dat er binnen en buiten het pand glasscherven lagen. Wij zagen geen personen in of rondom het pand. (…) Wij zagen dat er een rode krik de roldeur deels omhoog hield. Wij zagen dat er nabij de deels geopende roldeur aan de binnen en buitenzijde bloedsporen te zien waren. Wij zagen dat er een zwart hoofdlampje op de grond lag in het pand nabij de geopende roldeur. Wij zagen dat er een vitrine vol met barsten zat. Wij zagen dat er bij meerdere vitrines de ruit wel geheel kapot was. Wij zagen diverse horloges in de winkel, op de grond, tussen het glas liggen.

2. Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer 240215-38-915 (pagina 25), inhoudende de verklaring van [aangever] d.d. 15-02-2024, voor zover inhoudende– zakelijk weergegeven –:

Ik ben samen met mijn vrouw eigenaar van [slachtoffer] , deze is gevestigd aan de [adres 4] in Gemert.
Vandaag, 15 februari 2024 omstreeks 05.05 uur werd mijn vrouw gebeld door de politie dat er ingebroken was bij onze zaak in Gemert en of wij ter plaatse konden komen.
Toen wij ter plaatse kwamen, zagen wij dat het rolluik voor onze zaak gedeeltelijk omhoog gehouden werd door een krik. (…) Ik keek naar binnen en zag dat er veel schade was veroorzaakt, de voordeur van onze zaak is volledig vernield, deze bestaat volledig uit glas. Bij het pantserglas in de portiek is een poging gedaan om het glas in te slaan, echter dit is niet gelukt, maar hierdoor is wel veel schade ontstaan. In onze juwelierszaak (…) zag ik al dat er diverse vitrineruiten kapot waren en dat er horloges op de grond lagen.

3. Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer 10 (pagina 52), inhoudende de bevindingen van de verbalisant(en), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:

Op donderdag 18 juli 2024 heb ik de camerabeelden bekeken en heb daarbij het volgende
bevonden:
Camera 1
04:46:10 uur, zie ik door de glazen toegangsdeur een persoon staan. Hij heeft een donkere broek aan en donkere schoenen. Ik zie dat hij, met een lang slagvoorwerp, 13 maal inslaat op een glazen vitrine die zich in het portaal bevindt. Hij heft daarbij het slagvoorwerp rechts van zijn lichaam naar boven en slaat met volle kracht, te zien aan de krachtoverbrenging via zijn voorste been, tegen de glazen vitrine. Ik zie dat deze glasruit wel versplintert maar niet kapot gaat. Later is te zien dat het voorwerp waarmee hij 13x inslaat op de vitrine een moker/hamer betreft. De persoon die 13x met de moker op de vitrine slaat, draagt een, wat later te zien is, clownsmasker deels licht/wit van kleur. Op de foto is links van het hoofd de "oor-opening" van het masker zichtbaar.
04:46:28 uur zie ik een tweede persoon achter de persoon met de moker staat. Deze heeft een tas in zijn hand waarop de letters AC te lezen zijn. Blijkt later een ACTION Bigshopper te zijn.
04:46:30 staakt de persoon met de moker zijn acties op de glazen vitrine en de persoon die achter hem stond met de ACTION bigshopper pakt de moker over/af.
04:46:31 uur. Ik zie dat de glazen toegangsdeur met een klap geheel wordt versplinterd en de houten handgreep op de grond terecht komt.
04:46:34 uur Ik zie een persoon (NOOT: verder persoon 1 genoemd) gekleed in tweekleurige donkere kleding als eerste de winkelruimte instappen. Hij draagt een capuchon en "iets" voor zijn mond of mogelijk een bivakmuts. Hij heeft zwarte schoenen aan en handschoenen. Hij heeft een moker in zijn handen. De houten handgreep van de deur ligt op de grond.
04:46:34 uur. De persoon met het clownsmasker (persoon 2) raapt de lichtkleurige Action-tas van de grond en loopt achter de persoon met de moker de winkel in.
04:46:37 Achter de persoon met het clownsmasker loopt en derde persoon (persoon 3) de winkel in. Ook hij draagt donkere kleding. Heeft een hoofdlampje op zijn "muts" staan waarvan het licht niet is ontstoken. Hij heeft een tas bij zich die hij uitvouwt. Op deze tas is een grote letter A te zien. Hij draagt ook nog "iets" voor zijn gelaat.
De persoon met het clownsmasker loopt naar een vitrine recht tegenover de toegangsdeur. De persoon die hem volgde loopt in beeld naar links onder, kennelijk naar een volgende vitrine.
04:46:41. Een vierde persoon (persoon 4) komt de winkel ingelopen. Eveneens donker gekleed. Hij heeft een donkerkleurige tas in zijn rechterhand. Hij draagt een donkere jas en heeft de capuchon over zijn hoofd. Hij heeft een mondkapje voor zijn gelaat. Hij houdt zijn linkerhand ter hoogte van zijn hoofd. Mogelijk om herkenning te voorkomen dan wel om een door hem gedragen hoofdlampje te ontsteken.
Hij loopt naar de vitrine, vanuit de camera gezin, links van de persoon met het clownsmasker. Deze laatste is dan nog als enige in beeld.
04:46:47 De persoon met het clownsmasker heeft "zijn" vitrine kennelijk geleegd en draait zich rechtsom (verder de winkel in) en vertrekt uit beeld.
04:47: 13 Terwijl persoon 2 de winkel verlaat, loopt persoon 1 nog een keer naar "de eerste vitrine". Pakt daar "iets" uit wat kennelijk niet meer van waarde is omdat hij dat bij het verlaten van het pand, uit zijn linkerhand laat vallen.
Camera 2
Te zien is dat de glazen toegangsdeur van buitenaf wordt vernield. De glazen toegangsdeur bevindt zich achter de draaibare vitrine links van de pilaar. Glassplinters en grotere delen vallen op de grond. De (vermoedelijk) houten handgreep valt op de grond. Persoon 1 betreedt de winkel door de versplinterde glazen deur. Ik zie dat hij een moker in zijn hand heeft en rechtdoor loopt naar de tegenover de toegangsdeur gelegen vitrines. Ik zie dat hij met de moker tweemaal tegen elke glasruit van de vitrines slaat, eenmaal onder en eenmaal boven. Hij begint met de meest linker vitrine vanuit de toegangsdeur gezien en loopt de vitrines naar rechts af. Op het moment dat persoon 1 bij de tweede vitrine is, komen persoon 2 (clownsmasker) en Action bigshopper en vervolgens persoon 3 en 4 de winkel binnen.
De overige drie personen lopen achter persoon 1 aan en grissen vanuit de vitrines de daarin
liggende sieraden mee en stoppen deze in de meegebrachte tassen. Als persoon 4 binnenkomt, is persoon 1 al bij de laatste vitrine. Hij laat daar de moker achter en loopt dan terug om vervolgens ook goederen uit een vitrine te halen. Deze stopt hij in de tas van
persoon 4, die het licht van zijn hoofdlampje heeft aangezet, kort nadat hij binnenkomt en bij de vitrines aankomt.
Persoon 1 loopt vervolgens naar links. Hij neemt nog "iets" van een plateau wat op de balie ligt en loopt dan verder naar een vitrine die daar kennelijk bevind. Als persoon 1 ter hoogte van de tafel is, ziet persoon 4 (met het lampje, kennelijk ook "iets" staan van belang want hij wijst. Persoon 3 staat ter hoogte van de "balie". Persoon 2 staat nog bij de vitrines rechts. Persoon 1 haalt "iets" uit bedoelde vitrine, die zich rechts van de tafel bevindt. Hij stopt dit vervolgens in de tas van persoon 2.
Persoon 1 loopt dan weg bij die vitrine die vervolgens "geleegd wordt" door persoon 4 en vervolgens persoon 3. Terwijl persoon 1, die zo het lijkt de leiding heeft, nog een keer een rondje loopt of alles van waarde wel is meegenomen, zijn de anderen bezig om nog goederen weg te nemen uit de laatste vitrine. Persoon 1 "stuurt" persoon 2 naar persoon 3 en 4 omdat persoon 2 kennelijk nog plaats heeft in zijn tas, waar vervolgens nog goederen in worden geladen. Persoon 1 neemt dan de tas over van persoon 3 en controleert nog een vitrine op waardevolle goederen.

4. Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer 40 (pagina 73), inhoudende de bevindingen van de verbalisant(en), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:

Bij het bekijken van de filmbeelden, gemaakt van zogenaamde "beveiligingscamera's" in het pand, zag ik verbalisant dat één van de vier personen een opvallend masker droeg.
(…) Onder andere is op het filmpje te zien dat het masker aan de zijkant is voorzien van opvallende "oorgaten".
Verder is te zien, hoewel het een zwart/wit filmpje betreft dat het masker duidelijk meerdere kleuren, althans op de foto kleurtinten heeft. Zo is te zien dat het een masker betreft wat geheel over het hoofd heen gedragen wordt, waarbij de "oorgaten" aan de zijkant ter hoogte van de oren wordt gedragen.
Verder is te zien dat de bovenzijde van het masker duidelijk donkerder van kleur is dan de kleur onder de grote opvallende donkere wenkbrauwen Ook is te zien dat de kleur van de neus van het masker donkerder is, evenals twee "strepen", zichtbaar onder de ogen (openingen) Ook is te zien dat de mond een soort van driehoek vormt nog donkerder van kleur dan de neus en de strepen onder de ogen. Het lijkt of het een lachende mond betreft, waarbij tanden zichtbaar zijn.
Kort na de gekwalificeerde diefstal werd in Elsendorp de vluchtauto aangetroffen, gebruikt bij de genoemde diefstal in Gemert. In de auto werd een Technisch sporenonderzoek uitgevoerd door het team Forensische Opsporing van de politie, eenheid Oost Brabant. Bij dit onderzoek werd op de achterbank van de vluchtauto, zijnde een groene Audi A6, een clownsmasker aangetroffen.
Uit hetgeen ik op de filmbeelden heb gezien en de door de Forensische Opsporing vastgelegde beeld, is het zeer waarschijnlijk dat het masker, te zien op de filmbeelden van de beveiligingscamera's, hetzelfde masker betreft, wat in de vluchtauto in Elsendorp is aangetroffen.

5. Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer PL2100-2024034252 (pagina 83), inhoudende de bevindingen van de verbalisant(en), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:

Forensisch Dossier

Op donderdag 24 februari omstreeks 11.15 uur werd er door ons, [verbalisant 2]
en [inspecteur] , een forensisch onderzoek aan het voertuig, dat werd
aangetroffen op [adres 5] te Elsendorp, uitgevoerd op de locatie [adres 6]
te Cuijk.
Op de achterbank zagen wij (...) een clownsmasker (AAPR9677NL).
6. Een geschrift als bedoeld in art. 344, eerste lid, aanhef en onder 4° Sv, te weten een deskundigenrapportage van de TMFI eurofins (pagina 157), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:

Onderzoeksmateriaal

SIN
Omschrijving
AAPR9677NL
Bemonstering clownsmasker

Interpretatie DNA-resultaten

Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van DNA
clownsmasker
AAPR9677NL
DNA-mengprofiel afkomstig van minimaal drie donoren, van wie zeker één man.
Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man waarvan de frequentie van voorkomen kleiner is dan één op één (DNA-hoofdprofiel)
miljard.
De additionele DNA-kenmerken van de minder prominent aanwezige donoren zijn niet geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek.
[verdachte]
(DNA-hoofdprofiel)

7. Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer PL2100-2024034252-41 (ongenummerde bijlage), inhoudende de verklaring van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 4 november 2024, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:

V: Met hoeveel voertuigen zijn jullie naar Noord-Brabant komen rijden?
A: Met 1 voertuig. Dat was die auto die jullie hebben gevonden, die groene Audi.
V: In welke auto zat jij en waar zat jij?
A: Wij waren met 4 jongens. Ik zat achterin. Dus met mij erbij waren wij met 4
jongens.
V: Wat voor kleding had jij aan ten tijde van de diefstal?
A: Ik had kleding van hun gekregen. Dat was gewoon zwarte kleding. Ik droeg boven
mijn eigen kleding zwart. Dat was een joggingsbroek. Ik had een mondkapje op mijn
hoofd en een capuchon van mijn vestje. Ik had ook een hoofdlampje op.
V: Hoe zijn jullie aan deze groene Audi gekomen?
A: Die was al gekocht. Ik heb daar verder geen informatie over. Ik heb te horen
gekregen dat die auto gewoon gekocht was en dat dat allemaal al was geregeld.
V: Hoe zijn jullie terug gereden naar Den Haag?
A: Met een andere auto.
V: Met welk voertuig en hoe zijn jullie daaraan gekomen?
A: Die andere auto stond daar klaar.

8. Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer OB3R024041-20 (pagina 77), inhoudende de bevindingen van de verbalisant(en), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:

Ik heb de mij ter beschikking staande politiesystemen bekeken om duidelijk te krijgen dat deze verdachten elkaar kennen en al eerder contacten met elkaar hebben gehad. Ik heb hierbij gekeken naar vastgelegde gegevens waarbij de personen gezamenlijk zijn gecontroleerd dan wel gezamenlijk betrokken zijn geweest bij dezelfde casus.
[verdachte] en [medeverdachte 1] kennen elkaar al lange tijd. De eerste (oudste) vastlegging is van 25 april 2021. Betreft een brandstichting waarbij drie jongeren betrokken zouden zijn waaronder genoemde 2. [medeverdachte 1] was toen net (8 dagen) 13 jaar oud.
De volgende vastlegging waar deze twee bij betrokken zijn betreft een mishandeling van een dakloze man door meerdere jongeren, gepleegd op 01 mei 2021. Hierbij zou het gebit van de man uit zijn mond geslagen zijn. En had hij een bebloed gezicht en een wond boven zijn rechteroog. De volgende is van 24 juli 2021, waarbij een vrouw op de grond werd aangetroffen, bespuugd en geslagen door meerdere jongeren, waaronder [medeverdachte 1] en [verdachte] .
Deze twee hebben gezamenlijk 27 registraties in de Basis Voorziening Handhaving (BVH) Dit betreffen naast "controle hangjongeren" en "overlastmeldingen" meerdere geweldsdelicten zoals bovengenoemd, maar ook "beroving met geweld" waarbij het slachtoffer samen met twee vrienden zou zijn beroofd door vijf jongeren, waarbij een vuurwapen zou zijn gebruikt.
De laatste vastlegging, buitende vastlegging in Summ-IT aangaande de gekwalificeerde diefstal in Gemert (onderzoek FALKE), is van 17 juli 2024. Dit betrof controle van een bekende hanggroep. De combinatie [verdachte] en [medeverdachte 2] is meerdere malen vastgelegd. Naast de onderstaande vastleggingen van 26 juni 2023 en 19 maart 2024 zijn dat een "verdachte situatie" op 11 december 2023, waarbij drie mannen zich zouden ophouden in een (openbare) garage. Bij hen stond een scooter, waarin een koevoet zou liggen. Op het moment dat de politie daar arriveert, rennen genoemde twee personen weg en worden kort daarop onder dreiging van de taser alsnog staande gehouden. Verder een controle van beide personen naar aanleiding van een straatroof die zou hebben plaats gevonden op 02 mei 2024.
De combinatie [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] is ook diverse opgenomen in BVH. Eerste betreft 17 juni 2023, waarbij beiden werden gecontroleerd (samen met drie anderen) in verband met een vernieling. De tweede vastlegging is van 26 juni 2023 als onder genoemd. Ook de 3° is onder vernoemd (19 maart 2024). Volgende is van 22 mei 2024, controle n.a.v. "overlast jeugd", waarbij jongeren al blowend met een auto aan het racen zouden zijn. Als vooralsnog laatste nog een controle op 12 juli 2024
Mogelijk hebben [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] (aangetrouwde) familiebanden (gehad) omdat de zus van [medeverdachte 2] een partnerschap had met een man genaamd [betrokkene] geboren op [1993] . Ik heb echter niet de familieband kunnen "ontdekken" tussen [betrokkene] en [medeverdachte 1] .
De combinatie [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , komt naast vastleggingen aangaande onderzoek FALKE slechts tweemaal voor. De eerste is van 26 juni 2023, waarbij de drie werden aangetroffen op een parkeerterrein naar aanleiding van een melding van "drugsdealende jeugd".
De tweede betreft een controle jeugd naar aanleiding van een melding van een grote groep overlastgevende jeugd op 19 maart 2024.
Genoemde verdachten staan ook in de Basis Voorziening Informatie- Integrale bevraging (BVI-IB) aangemerkt als "medeverdachten" van elkaar.
----------------------
Wanneer hiervoor is verwezen naar een proces-verbaal van politie is - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
B.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de in Elsendorp aangetroffen Audi, gebruikt is bij de inbraak bij [slachtoffer] . In die auto lag een clownsmasker. Dat clownsmasker vertoont sterke gelijkenissen met het clownsmasker dat op de camerabeelden van de inbraak is te zien, zodat de rechtbank er vanuit gaat dat dit masker bij de inbraak is gebruikt. In het masker is een DNA-spoor van verdachte aangetroffen. De rechtbank komt mede op basis van dit DNA-spoor tot de conclusie dat verdachte deelgenomen heeft aan de inbraak bij de juwelier. Ter toelichting geldt het volgende.
Uit de bemonstering van het clownsmasker is een DNA-mengprofiel van minimaal drie donoren verkregen, waaruit een enkelvoudig DNA-hoofdprofiel kon worden afgeleid met een matchkans van kleiner dan één op één miljard. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met dit profiel. De rechtbank concludeert, met inachtneming van de rest van het dossier, dat verdachte donor is van een relatief groot deel van het aangetroffen celmateriaal op het clownsmasker.
De rechtbank beschouwt het aangetroffen DNA-materiaal van verdachte op het clownsmasker als een daderspoor. Het bij de inbraak gebruikte clownsmasker is een niet alledaags voorwerp. Eén van de daders heeft het tijdens de inbraak opgehad en het DNA-materiaal is aangetroffen aan de binnenzijde van dat clownsmasker. Het clownsmasker is bovendien kort na de inbraak aangetroffen in het voertuig dat is gebruikt bij de vlucht na die inbraak.
Het aantreffen van een dergelijk spoor aan de binnenzijde van dit specifieke bij de inbraak gebruikte clownsmasker schreeuwt om een uitleg van verdachte. Wanneer verdachte een alternatief scenario schetst voor de aanwezigheid van zijn DNA-materiaal in het clownsmasker, moet dit scenario voldoende concreet, verifieerbaar en niet hoogst onwaarschijnlijk zijn. De door verdachte gegeven verklaring dat hij het masker enkele maanden geleden met Halloween heeft gedragen, is dat naar het oordeel van de rechtbank niet. De verklaring is te vaag en te algemeen van aard. Verdachte heeft hier noch bij de politie, noch ter zitting, details over kunnen geven, bijvoorbeeld over van wie het masker was, waar hij het masker gedragen zou hebben en wie dit zou kunnen bevestigen. De verklaring van verdachte is zodoende onvoldoende concreet en niet verifieerbaar. Daardoor is niet aannemelijk geworden dat het clownsmasker, dat bij de inbraak is gedragen, gedragen is door een ander dan verdachte.
De rechtbank wordt tot slot gesterkt in haar overtuiging dat verdachte de drager was van het clownsmasker en daarmee een van de vier inbrekers, door de omstandigheid dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bekenden van elkaar zijn uit Den Haag, dat [medeverdachte 2] zijn betrokkenheid bij de inbraak heeft bekend en heeft verklaard dat men na de inbraak terug naar Den Haag is gereden.
Gelet op dit alles kan het feit naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.

De bewezenverklaring.

Op grond van de inhoud van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien en op grond van de inhoud van het vorenoverwogene, is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 15 februari 2024 te Gemert, gemeente Gemert-Bakel,
tezamen en in vereniging met anderen,
een hoeveelheid horloges en sieraden, die aan [slachtoffer] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen horloges en sieraden onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en verbreking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf geëist voor de duur van 10 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie is van oordeel dat de inbraak veel weg heeft van een ramkraak en heeft de eis hierop gebaseerd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft betoogd dat bij een bewezenverklaring van het tenlastegelegde hooguit sprake is van een zwaardere vorm van diefstal met braak en dat het niet gaat richting een ramkraak, zoals de officier van justitie heeft aangevoerd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden, waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een inbraak bij [slachtoffer] . Deze inbraak heeft in de nachtelijke uren plaatsgevonden en heeft iets meer dan een minuut geduurd. De inbraak typeert zich door het georganiseerde, planmatige en gewelddadige karakter. Ieder van de betrokkenen heeft hierin een belangrijk aandeel gehad. Alle verdachten droegen gezichtsbedekkende kleding en sommigen hadden hoofdlampjes bij zich. Verder hadden ze tassen bij zich om de buit in te stopen en materiaal om deuren, ramen en vitrines mee kapot te slaan. Op de camerabeelden is te zien dat het rolluik van de winkel omhooggehouden wordt met een krik, waarna de glazen toegangsdeur van de juwelierszaak van buitenaf met een moker aan gruzelementen wordt geslagen. Alle verdachten gaan vervolgens de winkel binnen. [medeverdachte 2] slaat vervolgens één voor één alle vitrines stuk met de moker. Daarna pakken alle verdachten de sieraden en horloges uit de vitrines en doen deze in de meegebrachte tassen. Als ze alle vitrines bij langs zijn gegaan, verlaten de verdachten de winkel. Met een vluchtauto weten ze de plek van de inbraak te verlaten. Deze auto was niet voorzien van de juiste kentekenplaten en wordt vervolgens enkele kilometers verderop achtergelaten en naar alle waarschijnlijkheid met benzine overgoten. Volgens medeverdachte [medeverdachte 2] stond daar een andere auto klaar, waarmee alle verdachten terug naar Den Haag zijn gereden. Doordat de vluchtauto niet in brand is gestoken, zijn belangrijke sporen, zoals het clownsmasker bewaard gebleven.
Verdachte en zijn mededaders hebben een enorme ravage in het winkelpand aangericht. Het is voor winkeliers vrijwel onmogelijk om zich tegen deze agressieve vorm van criminaliteit te beveiligen. In de maatschappij wekken dit soort brutale inbraken gevoelens op van onrust en onveiligheid. Met zijn handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de eigendommen en gevoelens van een ander en enkel uit te zijn op financieel gewin.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie van 5 september 2024, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten. Sterker nog, het onderhavige feit is gepleegd terwijl verdachte in een proeftijd liep voor een veroordeling voor twee diefstallen in vereniging met geweld en bedreiging met geweld en een diefstal in vereniging. De rechtbank weegt dit in strafverwazerende zin mee.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en de strafmaat gekeken naar straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. Gelet op de aard en de ernst van het feit is naar het oordeel van de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. De omstandigheid dat de inbraak in samenwerking met anderen is gepleegd en dat daarbij met grof geweld forse schade is toegebracht, rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen en daaraan bijzondere voorwaarden te verbinden, zoals de reclassering in haar rapport van 30 oktober 2024 adviseert. De rechtbank heeft ter terechtzitting van 9 januari 2025 niet de indruk gekregen dat verdachte open staat voor hulp en reclasseringstoezicht. De rechtbank weegt in dit verband ook mee dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn aandeel in het feit en dat verdachte al in een proeftijd liep voor soortgelijke feiten.
Alles afwegend, acht de rechtbank voor het bewezenverklaarde feit een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden passend en geboden.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 09.030898.22.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan, zijn niet aanwezig.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de gevorderde tenuitvoerlegging van 68 dagen jeugddetentie reeds ten uitvoer is gelegd, zodat 40 dagen jeugddetentie resteren.
De rechtbank ziet aanleiding om, zoals de officier van justitie heeft gevorderd, te gelasten dat de 40 dagen jeugddetentie ten uitvoer worden gelegd. De rechtbank beslist dat de jeugddetentie omgezet wordt in een reguliere gevangenisstraf. De rechtbank beslist hiertoe omdat de veroordeelde voor het nieuwe feit waaraan hij zich schuldig heeft gemaakt, conform het advies van de reclassering met toepassing van het volwassenstrafrecht een gevangenisstraf opgelegd krijgt. De veroordeelde zit in het kader van dat nieuwe feit ook volgens het volwassenenregime gedetineerd. De rechtbank acht het onwenselijk dat veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van zijn eerder opgelegde straf, overgeplaatst moet worden naar een jeugdgevangenis. De rechtbank neemt daarbij voorts in aanmerking dat de reclassering heeft aangegeven dat de in die eerdere zaak betrokken toezichthouder verwacht dat de jeugdbeschermingsmaatregel afloopt of wordt overgedragen naar de volwassenenreclassering, zodra de veroordeelde schuldig verklaard wordt. Omdat het detentieregime in de gevangenis zwaarder moet worden geacht dan het regime in een jeugdgevangenis, zal de rechtbank het aantal dagen dat ten uitvoer zal worden gelegd matigen tot 35 dagen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
47, 311 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
medeplegen van diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
en
waarbij de schuldige het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf.
Een gevangenisstrafvoor de duur van 10 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
beveelt dat de niet ten uitvoer gelegde straf, te weten een jeugddetentie van 40 dagen, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Den Haag d.d. 26 augustus 2024 gewezen onder parketnummer 09-030898-22, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd in de vorm van een
gevangenisstrafvan 35 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.A.E.M. Rampaart, voorzitter,
mr. H. Slaar en mr. L.J. Verborg, leden,
in tegenwoordigheid van mr. G. van de Luijtgaarden, griffier,
en is uitgesproken op 23 januari 2025.