ECLI:NL:RBOBR:2025:296

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
01.304127.24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor meerdere diefstallen met geweld

Op 23 januari 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die meerdere diefstallen met geweld heeft gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De zaak betreft drie overvallen op tankstations, waarbij de verdachte de medewerkers met een mes heeft bedreigd en geweld heeft gebruikt. De feiten vonden plaats tussen 16 en 22 september 2024 in de gemeenten Maashorst en Bernheze. De verdachte heeft de tenlastelegging erkend en de rechtbank heeft geoordeeld dat de feiten wettig en overtuigend bewezen zijn. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor de verdachte. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de inbeslaggenomen goederen verbeurd verklaard en onttrokken aan het verkeer, waaronder een mes en verdovende middelen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.304127.24
Datum uitspraak: 23 januari 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1988] ,
thans gedetineerd te 7207BJ Zutphen, Verlengde Ooyerhoekseweg 21 (P.I. Achterhoek).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 januari 2025.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 november 2024. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 22 september 2024 te Schaijk, gemeente Maashorst,
een geldbedrag van ongeveer 925 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een mes ter hand te nemen en/of die [slachtoffer 2] met kracht vast te pakken bij zijn shirt en/of die [slachtoffer 2] hard tegen de balie te trekken en/of dat mes naar het gezicht en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] te bewegen;
T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 18 september 2024 te Heeswijk-Dinther, gemeente Bernheze,
een geldbedrag van ongeveer 360 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 3] bij haar blouse vast te pakken en/of die [slachtoffer 3] een mes te tonen en/of dat mes in haar richting te bewegen;
T.a.v. feit 3:
hij op of omstreeks 16 september 2024 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch,
een geldbedrag van ongeveer 455 euro en/of een verpakking sigaretten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 4] bij zijn shirt vast te pakken en/of die [slachtoffer 4] een mes te tonen en/of dat mes naar de keel, althans het lichaam, van die [slachtoffer 4] te richten en/of te bewegen;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

De tenlastegelegde feiten zijn door verdachte bekend. De feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
De rechtbank zal een opgave doen van de wettige bewijsmiddelen, houdende de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan nu verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit.
Opgave bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zijn opgenomen in het procesdossier van de politie Eenheid Oost-Brabant met de onderzoeksnaam FYNN, gesloten op 26 september 2024, met 192 doorgenummerde pagina’s.
T.a.v. feit 1:
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 09-01-2025;
Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer PL2100-2024209486-2 (pagina 35), inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 2] d.d. 22-09-2024.
T.a.v. feit 2:
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 09-01-2025;
Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer PL2100-2024206229-2 (pagina 57), inhoudende de verklaring van aangeefster [slachtoffer 3] d.d. 18-09-2024.
T.a.v. feit 3:
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 09-01-2025;
Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer PL2100-2024204534-2 (pagina 101), inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 4] d.d. 16-09-2024.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebezigd voor het bewijs van het feit, waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
Wanneer hiervoor is verwezen naar een proces-verbaal van politie is - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
B.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs

De bewezenverklaring.

Op grond van de inhoud van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
T.a.v. feit 1:
hij op 22 september 2024 te Schaijk, gemeente Maashorst,
een geldbedrag van ongeveer 925 euro, dat aan [slachtoffer 1] toebehoorde,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een mes ter hand te nemen en die [slachtoffer 2] met kracht vast te pakken bij zijn shirt en die [slachtoffer 2] hard tegen de balie te trekken en dat mes naar het gezicht en het lichaam van die [slachtoffer 2] te bewegen;
T.a.v. feit 2:
hij op 18 september 2024 te Heeswijk-Dinther, gemeente Bernheze,
een geldbedrag van ongeveer 360 euro, dat aan [bedrijf 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 3] bij haar blouse vast te pakken en die [slachtoffer 3] een mes te tonen en dat mes in haar richting te bewegen;
T.a.v. feit 3:
hij op 16 september 2024 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch,
een geldbedrag van ongeveer 455 euro en een verpakking sigaretten, die aan [bedrijf 2] toebehoorden,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 4] bij zijn shirt vast te pakken en die [slachtoffer 4] een mes te tonen en dat mes naar de keel van die [slachtoffer 4] te richten en te bewegen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf geëist voor de duur van 48 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren. Daarbij heeft de officier van justitie de oplegging van de bijzondere voorwaarden geëist, zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 23 december 2024, met uitzondering van het contact- en locatieverbod. De officier van justitie heeft gevraagd om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft betoogd dat een gevangenisstraf voor de duur van
36 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 12 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren passend is. De verdediging verzet zich niet tegen de oplegging van bijzondere voorwaarden.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden, waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in kort tijd drie overvallen gepleegd op tankstations. Daarbij heeft hij de desbetreffende medewerkers van het tankstation, die daar op dat moment alleen aan het werk waren, vastgepakt en een groot mes dicht naar hun lichaam en in twee gevallen zelfs hun gezicht en keel bewogen. De overvallen zijn – gelet op het vastpakken, het grote mes en de dreiging die daarvan uitgaat – zeer traumatisch voor de slachtoffers en brengen gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij teweeg. Dat de gedragingen van verdachte zijn slachtoffers daadwerkelijk hebben getraumatiseerd, blijkt wel uit de toelichting op de ingediende vorderingen van de benadeelde partijen. Verdachte heeft dit voor lief genomen en hij heeft zich enkel bekommerd om zijn eigen belangen. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij deze overvallen heeft gepleegd als een roep om hulp voor zijn problematiek, maar hij heeft ter terechtzitting niet kunnen toelichten waarom hij na de eerste overval niet is gestopt en waarom hij zich niet zelf bij de politie heeft gemeld, ook niet nadat hij ervan op de hoogte was dat hij werd gezocht. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie van 26 november 2024, waaruit blijkt dat verdachte de afgelopen vijf jaren niet is veroordeeld voor soortgelijke feiten. In 2016 is verdachte veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren voor twee bewezenverklaarde overvallen op winkels.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op een rapportage van de reclassering van 23 december 2024. De reclassering adviseert – kort weergegeven – om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden, zoals in het rapport uiteengezet.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. Deze oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Voor een overval van een tankstation met licht geweld of bedreiging geldt als oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren per feit.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf en acht uit een oogpunt van bestraffing en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van langere duur op zijn plaats. Hoewel de rechtbank van oordeel is dat vanwege de ernst van de feiten een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is, zal zij deze gevangenisstraf beperken en voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om aan die voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden te kunnen koppelen. Dit om verdachte het hulpkader te bieden dat hij nodig heeft. Vanwege de ernst van de gepleegde feiten en de persoonlijke problematiek van verdachte zal de rechtbank hieraan een proeftijd van drie jaren koppelen. Gelet op de langdurige gevangenisstraf die de rechtbank verdachte zal opleggen, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan verdachte een contact- en locatieverbod op te leggen. Om diezelfde reden zal de rechtbank de op te leggen bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht niet dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Alles overwegende acht de rechtbank de op te leggen straf passend en geboden.

De vorderingen van de benadeelde partijen.

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
  • [slachtoffer 2] , voor een bedrag van € 585,00 aan materiële schade en een bedrag van € 2.250,00 aan immateriële schade;
  • [slachtoffer 1] , voor een bedrag van € 1.834,54 aan materiële schade en een bedrag van € 1.430,00 aan proceskosten;
  • [slachtoffer 3] , voor een bedrag van € 474,54 aan materiële schade en een bedrag van € 2.250,00 aan immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] kunnen worden toegewezen. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie aangevoerd dat de gevorderde materiële schade kan worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de verdediging betoogd dat de gevorderde loonkosten van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] op 22 september 2024 dienen te worden afgewezen, omdat dit geen daadwerkelijk geleden schade betreft. Hetzelfde geldt voor de reis- en loonkosten van [betrokkene 1] om bij de terechtzitting aanwezig te zijn. Nu de benadeelde partij wordt bijgestaan door een advocaat van DAS rechtsbijstand is het vaste rechtspraak dat de eigen kosten van de benadeelde partij om bij de terechtzitting aanwezig te zijn niet voor toewijzing in aanmerking komen. De materiële schade van [slachtoffer 1] kan dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 1.427,47. Voor het overige dient de vordering te worden afgewezen of dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard. De gevorderde proceskosten dienen te worden afgewezen, omdat de vordering is
opgesteld door een advocaat van de rechtsbijstandverzekering. De kosten zijn dus gedekt door de verzekering.
De beoordeling.
[slachtoffer 2] .
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 585,00 aan materiële schade gevorderd, zijnde het ‘eigen risico 2025’. Uit de (toelichting op de) vordering blijkt dat deze vordering betrekking heeft op toekomstige schade. De rechtbank begrijpt dat na de terechtzitting zal worden besloten of verdere (psychische) behandeling van [slachtoffer 2] nodig is. Mocht verdere behandeling noodzakelijk blijken, dan zullen de kosten hiervan naar verwachting het volledige eigen risico van 2025 bedragen ter hoogte van € 585,00. Dit bedrag wordt daarom gevorderd.
De rechtbank stelt voorop dat het mogelijk is toekomstige schade, schade die nog niet geleden is, te vorderen, zolang die schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde strafbare feit. Daarvoor is echter wel vereist dat het vaststaat dat deze toekomstige schade ook daadwerkelijk zal worden geleden. Daarvan is in deze vordering geen sprake. Het is immers nog niet duidelijk of [slachtoffer 2] verder behandeling nodig heeft. De rechtbank kan deze vordering daarom op dit moment niet toewijzen. De rechtbank zal in plaats daarvan de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering, De benadeelde partij kan deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank acht wel toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade, de gevorderde immateriële schade voor een bedrag van € 2.250,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 september 2024 tot de dag der algehele voldoening. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
[slachtoffer 1] .
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde loonkosten van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] van 22 september 2024 niet voor toewijzing in aanmerking komen, omdat niet is gebleken dat dit rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade betreft. Ook de gevorderde reis- en loonkosten van [betrokkene 1] om bij de terechtzitting aanwezig te zijn, komen niet voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van deze onderdelen van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade, de gevorderde materiële schade voor een bedrag van € 1.427,47, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 september 2024 tot de dag der algehele voldoening. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Proceskosten [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft ook proceskosten gevorderd. Deze worden in beginsel conform het liquidatietarief toegewezen. Of de kosten nu wel of niet door de rechtsbijstandsverzekeraar bij de benadeelde partij in rekening worden gebracht is daarbij irrelevant (vgl. ECLI:NL:PHR:2001:AB1819). De rechtbank zal dit bedrag van € 1.430,00 toewijzen.
[slachtoffer 3] .
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade, de gevorderde materiële schade voor een bedrag van € 474,54 en de gevorderde immateriële schade voor een bedrag van € 2.250,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 september 2024 tot de dag der algehele voldoening. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor de toegewezen bedragen tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Beslag.

Verbeurdverklaring.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat – zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn die aan verdachte toebehoorden en die hij bij het plegen van de bewezenverklaarde strafbare feiten heeft gebruikt (het mes) en die door middel van de strafbare feiten zijn verkregen (de Oppo telefoon).
Onttrekking aan het verkeer.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen (verdovende middelen) dienen te worden onttrokken aan het verkeer, omdat – zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn die van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 312 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
diefstal, voorafgegaan/vergezeld/gevolgd van geweld/bedreiging met geweld
tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden/die
diefstal gemakkelijk te maken/bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere
deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren.
T.a.v. feit 2:
diefstal, voorafgegaan/vergezeld/gevolgd van geweld/bedreiging met geweld
tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden/die
diefstal gemakkelijk te maken/bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere
deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren.
T.a.v. feit 3:
diefstal, voorafgegaan/vergezeld/gevolgd van geweld/bedreiging met geweld
tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden/die
diefstal gemakkelijk te maken/bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere
deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren.
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:
Een gevangenisstrafvoor de duur van 48 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 12 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden:
Betrokkene meldt zich bij Tactus Reclassering. Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
Betrokkene laat zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering in overleg met de behandelaren nodig vinden. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
Betrokkene laat zich behandelen door de forensische poli JusTact of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na afronding van de klinische opname. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal betrokkene zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
Betrokkene verblijft in bij een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na afronding van de klinische opname. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
Betrokkene gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
Betrokkene gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
Betrokkene spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
Betrokkene werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Betrokkene geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
T.a.v. feit 1:
[slachtoffer 2] :
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van 2.250,00 euro, bestaande uit immateriële schade. De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van 2.250,00 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 32 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade. De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
[slachtoffer 1] :
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van 1.427,47 euro, bestaande uit materiële schade. De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op 1.430,00 euro, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van[slachtoffer 1], van een bedrag van 1.427,47 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 24 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade. De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
T.a.v. feit 2:
[slachtoffer 3] :
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 3] , van een bedrag van 2.724,54 euro, bestaande uit 474,54 euro materiële schade en 2.250,00 euro immateriële schade. De vergoeding van materiële en immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 3] , van een bedrag van 2.724,54 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 37 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit 474,54 euro materiële schade en 2.250,00 euro immateriële schade. De vergoeding van materiële en immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
T.a.v. het beslag:
verklaart
verbeurdde inbeslaggenomen goederen, te weten:
-1 STK GSM (omschrijving: PL2100-2024209486-2253695, telefoon, Oppo);
-1 STK Mes (omschrijving: PL2100-2024209486-2253787, Vleesmes, zwart handvat met 3
zilveren rondjes erop, zilverkleurig lemmet, zwart);
-1 STK Telefoontoestel (omschrijving: PL2100-2024209486-2253842, zwart, merk: Oppo).
beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de inbeslaggenomen goederen, te weten:
-1 STK Verdovende Middelen (omschrijving: PL2100-2024209486-2253759, GHB, doorzichtig flesje halfvol, sealbagnummer R3946413);
-59 STK Verdovende Middelen (omschrijving: PL2100-2024209486-2253765, 59 pillen in verschillende afmetingen, kleur roze en oranje, sealbagnummer R3946412);
-5 STK Verdovende Middelen (omschrijving: PL2100-2024209486-2253767, met wit
poeder, vermoedelijk MDMA sealbagnummer R3946411);
-1 STK Verdovende Middelen (omschrijving: PL2100-2024209486-2253768 Amfetamine, crystal vormige inhoud, sealbagnummer R3946410);
-1 STK Verdovende Middelen (omschrijving: PL2100-2024209486-2253774, 1 bloke
vermoedelijk hashish, sealbagnummer R3946409);
-1 STK Verdovende Middelen (omschrijving: PL2100-2024209486-2253775, Hennep 1 zakje, sealbagnummer R3946408).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H. Slaar, voorzitter,
mr. S.A.E.M. Rampaart en mr. L.J. Verborg, leden,
in tegenwoordigheid van mr. G. van de Luijtgaarden, griffier,
en is uitgesproken op 23 januari 2025.