Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 mei 2025 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
Samenvatting
Procesverloop
Beoordeling door de rechtbank
Eiser ontvangt vanwege het thans vastgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage (82,92%) een uitkering in de klasse 80-100%. Partijen zijn uitsluitend nog verdeeld over de vraag of de urenbeperking op de juiste omvang is vastgesteld. Zelfs indien eiser in zijn standpunt zou worden gevolgd en, na heronderzoek door het UWV, een hoger arbeidsongeschiktheidspercentage zou worden vastgesteld, dan kan eiser materieel niet in een betere positie komen, omdat hij al het maximale resultaat heeft bereikt. Bij deze stand van zaken ontbreekt daarom een belang om te beoordelen of de urenbeperking op de juiste omvang is vastgesteld en in het verlengde daarvan of het vastgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage moet worden bijgesteld. [2] Daarom zal de rechtbank het beroep niet ontvankelijk verklaren. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser aangevoerd dat de thans vastgestelde urenbeperking een ijkpunt is voor de toekomst en dat bij een nieuwe herbeoordeling, die reeds door de ex-werkgever is verzocht, hierop wordt teruggegrepen. Bij een lichte verbetering kan dat ertoe leiden dat een verzekeringsarts vindt dat eiser 8 uur kan werken en daarom heeft eiser procesbelang. De rechtbank volgt eiser niet. Iedere (her)beoordeling staat op zich, waarbij het aan de verzekeringsarts is om alle relevante medische informatie te betrekken. Voor zover de huidige medische rapporten bij een herbeoordeling een rol spelen, kan eiser eveneens het rapport van medisch adviseur Van der Eijk aan de betreffende verzekeringsarts overleggen met het verzoek dat in de medische beoordeling te betrekken. Dit leidt daarom niet tot een ander oordeel.