ECLI:NL:RBOBR:2025:2739

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
24/1778
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning en aanpassing van objectkenmerken door de heffingsambtenaar

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 14 mei 2025, wordt het beroep van eiser tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde voor het kalenderjaar 2023 vastgesteld op € 433.000, na een taxatie die op 28 februari 2023 was uitgevoerd. Eiser, eigenaar van een twee-onder-een-kapwoning, betwistte deze waarde en stelde dat de garage niet de opgegeven afmetingen had, omdat een deel ervan in 2006 was verbouwd tot een terras. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. Eiser was niet verschenen op de zitting, maar de rechtbank concludeert dat de uitnodiging voor de zitting hem tijdig heeft bereikt. De rechtbank bevestigt dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning correct heeft onderbouwd en dat de aanpassing van de garageafmetingen geen invloed heeft op de vastgestelde waarde. Het beroep wordt ongegrond verklaard, maar de heffingsambtenaar wordt opgedragen het griffierecht van € 51 aan eiser te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 24/1778

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Nuenen

(gemachtigde: A. El Azouti).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem vastgestelde WOZ [1] -waarde van de woning aan de [adres] in [woonplaats] (de woning) niet te hoog is.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft de waarde van de woning met de beschikking van 28 februari 2023 vastgesteld voor het kalenderjaar 2023 op € 433.000. De WOZ-beschikking is opgenomen in het aanslagbiljet van dezelfde datum waarbij ook de aanslag onroerendezaakbelastingen (OZB) is bekendgemaakt.
1.2.
Met de uitspraak op bezwaar van 24 februari 2024 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar de vastgestelde waarde gehandhaafd.
1.3.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar.
1.4.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 10 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de heffingsambtenaar deelgenomen. Eiser is niet verschenen.

Feiten

2. Eiser is eigenaar van de woning. Dit is een twee-onder-een-kapwoning met bouwjaar 1970. De woning bestaat uit een hoofdbouw van 96 m², een aanbouw van 18 m², een dakkapel, een overkapping van 12 m², en een garage van 26 m². De grond bij de woning heeft een oppervlakte van 341 m².

Beoordeling door de rechtbank

Niet verschenen op zitting
3. Eiser is zonder voorafgaande kennisgeving daarvan, niet verschenen op de zitting. Daarom heeft de rechtbank onderzocht of de uitnodiging voor de zitting eiser heeft bereikt. Eiser procedeert digitaal. Uit het digitale dossier blijkt dat de uitnodiging voor de zitting op 12 maart 2025 in het dossier is geplaatst en dat eiser op dezelfde datum toegang heeft gekregen tot dit stuk. Hiervan is een notificatiebericht (e-mail) aan het door eiser zelf opgegeven e-mailadres verzonden. Gelet op artikel 36c, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), geldt dat de uitnodiging eiser heeft bereikt.
De WOZ-waarde
4. In beroep is het aan de heffingsambtenaar om aannemelijk te maken dat hij de waarde van de woning niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Bij de beoordeling of de heffingsambtenaar in die bewijslast is geslaagd, betrekt de rechtbank ook wat eiser hierover heeft aangevoerd.
4.1.
De heffingsambtenaar verwijst ter onderbouwing van de vastgestelde waarde naar de getaxeerde waarde van € 504.000, zoals opgenomen in het door hem overgelegde taxatierapport dat op 12 maart 2025 is opgesteld door [naam] (waardedeskundige) en J. Merks (taxateur). Daarin is de vergelijkingsmethode toegepast. Dat betekent in dit geval dat de woning is vergeleken met vier andere woningen, te weten [adres] , [adres] , [adres] en [adres] , alle in [woonplaats] . Deze woningen worden de vergelijkingsobjecten genoemd. In het taxatierapport heeft de heffingsambtenaar de uit de transactiecijfers van de vergelijkingsobjecten afgeleide m²-prijzen gecorrigeerd voor de door hem benoemde waarderelevante verschillen. De rechtbank is van oordeel dat de waardebepaling van de heffingsambtenaar in zoverre niet op onjuiste uitgangspunten berust.
4.2.
Eiser heeft aangevoerd dat zijn garage niet 40 m2 groot is, zoals stond weergegeven in het taxatieverslag van de heffingsambtenaar in de bezwaarfase. In 2006 is 12 m2 van de garage verbouwd tot een terras met overkapping. Deze 12 m2 kan daarom niet als garage worden gewaardeerd. Dit leidt tot een lagere WOZ-waarde.
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar eisers standpunt in beroep heeft gevolgd en dat er bij de waardering van de woning rekening is gehouden met een garage van 26 m2 en een overkapping van 12 m2. Dit is terug te zien in het door de heffingsambtenaar overgelegde taxatierapport. Uit dit taxatierapport volgt dat de aanpassing van de afmetingen van deze onderdelen van de woning niet leidt tot een lagere waarde. De vastgestelde waarde wordt nog steeds onderbouwd. Het staat de heffingsambtenaar op grond van vaste rechtspraak vrij om in iedere fase van het geding, zoals de beroepsfase, de WOZ-waarde anders of meer precies te onderbouwen. Eisers standpunt zaait bij de rechtbank dus geen twijfel over de hoogte van de vastgestelde waarde. Deze beroepsgrond slaagt niet.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning aannemelijk heeft gemaakt en dat de WOZ-waarde van € 433.000 niet te hoog is.
4.5.
De heffingsambtenaar heeft op de zitting laten weten dat hij begrijpt waarom eiser beroep heeft ingesteld. In het in de bezwaarfase verstrekte taxatieverslag stonden inderdaad andere afmetingen. Daarom heeft de heffingsambtenaar toegezegd het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt in zijn standpunt dat de waarde te hoog is vastgesteld. Eiser krijgt daarom geen vergoeding van zijn proceskosten. Wel is er voor de rechtbank, gelet op punt 4.5. van deze uitspraak, aanleiding om te bepalen dat de heffingsambtenaar het door eiser betaalde griffierecht moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 51 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Cune, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Wintjes, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2025.
De griffier is verhinderd
rechter
te tekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘sHertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘sHertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ‘sHertogenbosch.

Voetnoten

1.Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ).