In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 14 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de voornaam van verzoekster. Verzoekster, die op 2 juli 2024 een verzoekschrift indiende, heeft aangegeven dat zij zich nooit heeft kunnen identificeren met haar huidige voornaam, die haar in het verleden heeft blootgesteld aan pesterijen. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 februari 2025 heeft verzoekster verklaard dat de naam haar een gevoel van schaamte en spanning bezorgt, vooral in sociale situaties waar zij haar voornaam moet onthullen. Verzoekster heeft de naam [gewenste voornaam] aangenomen in haar sociale kringen en voelt dat deze naam haar identiteit beter weerspiegelt.
De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar artikel 1:4 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek, dat wijziging van voornamen mogelijk maakt op verzoek van de betrokken persoon, mits er een voldoende zwaarwegend belang is. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster een dergelijk belang heeft, dat zwaarder weegt dan het algemeen belang bij naamconsistentie. De rechtbank heeft geen bezwaren gezien tegen de door verzoekster gewenste voornaam en heeft het verzoek toegewezen. De beslissing houdt in dat de wijziging van de voornaam van verzoekster van [voornaam] naar [gewenste voornaam] wordt gelast. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch, onder bepaalde voorwaarden.