ECLI:NL:RBOBR:2025:2522

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
01.323126.24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid tot het opzettelijk teweegbrengen van een explosie met gemeen gevaar voor goederen

Op 25 april 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan het opzettelijk teweegbrengen van een explosie. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 12 mei 2024, waarbij een vuurwerkbom werd gegooid bij de voordeur van een woning in Geffen. De verdachte heeft als tussenpersoon gefungeerd door contact te leggen tussen medeverdachten, die daadwerkelijk de explosie hebben uitgevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk inlichtingen heeft verschaft en behulpzaam is geweest bij de uitvoering van de ontploffing. De rechtbank oordeelde dat er gemeen gevaar voor goederen was, maar dat er geen levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor derden was te duchten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van 2.500 euro aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.323126.24
Datum uitspraak: 25 april 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [1998] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] ,
thans gedetineerd te: PI Vught.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 januari 2025 en 11 april 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 december 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 mei 2024 te Geffen, gemeente Oss, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en/of opzettelijk brand heeft gesticht in/aan/nabij een woning gelegen aan de [adres 2] te Geffen door opzettelijk
- een of meerdere cobra(‘s), althans een explosief voorwerp, aan/op een of meer butaangasfles(sen) te tapen/vast te plakken/te bevestigen en/of die butaangasfles(sen) met daarop/daaraan een of meerdere cobra(‘s), althans een explosief voorwerp, voor de voordeur, althans in de directe nabijheid, van de woning aan de [adres 2] te plaatsen en/of
- (vervolgens) die cobra(‘s), althans een explosief voorwerp, met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of tot ontbranding/ontploffing te brengen
terwijl daarvan gemeen gevaar voor aangrenzende en/of omliggende woning(en) en/of aldaar geparkeerde auto(‘s) in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was
en/of levensgevaar althans gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in voornoemde woning bevindende personen, te weten onder andere [slachtoffer] en/of haar zoon, en/of anderen zich in aangrenzende/omliggende woningen bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte 1] op of omstreeks 12 mei 2024 te Geffen, in elk geval in Nederland, opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht en/of opzettelijk brand heeft gesticht in/aan/nabij een woning gelegen aan de [adres 2] te Geffen door opzettelijk een of meerdere cobra(‘s), althans een explosief voorwerp, aan/op een of meer butaangasfles(sen) te tapen/vast te plakken/te bevestigen en/of die butaangasfles(sen) met daarop/daaraan een of meerdere cobra(‘s), althans een explosief voorwerp, voor de voordeur, althans in de directe nabijheid, van de woning aan de [adres 2] te plaatsen en/of
(vervolgens) die cobra(‘s), althans een explosief voorwerp, met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of tot ontbranding/ontploffing te brengen terwijl daarvan gemeen gevaar voor aangrenzende en/of omliggende woning(en) en/of aldaar geparkeerde auto(‘s) in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was en/of levensgevaar althans gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in voornoemde woning bevindende personen, te weten onder andere [slachtoffer] en/of haar zoon, en/of anderen zich in aangrenzende/omliggende woningen bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was
welk hiervoor omschreven feit verdachte, op of omstreeks 12 mei 2024 te Geffen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft/hebben uitgelokt door giften en/of beloften en/of misbruik van gezag en/of geweld en/of bedreiging en/of misleiding en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen, immers heeft hij en/of zijn mededader(s):
- op 12 mei 2024 omstreeks 22:44 uur via Whatsapp tegen die [medeverdachte 1] gezegd: “Bro, iemand gaat je bellen, komt van mij. Kijken of je fit bent. Beginnen klein”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [medeverdachte 1] een locatie van een adres gestuurd (te weten het adres van [medeverdachte 2] ) en/of (vervolgens) aan die [medeverdachte 1] gevraagd naar die woning toe te gaan en/of
- dreigend tegen die [medeverdachte 1] gezegd: “gooi die twee cobra’s tegen het huis van die vrouw” en/of “als je dat niet doet, krijg je problemen met mij” en/of “als jij dit tegen iemand zegt, worden de problemen heel groot” en/of “ik heb een pistool”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- de hoogte van de beloning afgesproken met die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 1] betaald voor het uitvoeren van voornoemde brandstichting en/of ontploffing en/of
- met die [medeverdachte 1] afspraken gemaakt over de locatie van voornoemde brandstichting en/of ontploffing en/of
- met die [medeverdachte 1] afspraken gemaakt over de wijze waarop voornoemde

brandstichting en/of ontploffing moest plaatsvinden en/of die [medeverdachte 1] een of meerdere gasfles(sen) met daaraan vast getaped/vastgepakt een of meerdere cobra(‘s), althans een explosief voorwerp, gegeven;

meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] op of omstreeks 12 mei 2024 te Geffen, in elk geval in Nederland, opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht en/of opzettelijk brand heeft gesticht in/aan/nabij een woning gelegen aan de [adres 2] te Geffen door opzettelijk
- een of meerdere cobra(‘s), althans een explosief voorwerp, aan/op een of meer butaangasfles(sen) te tapen/vast te plakken/te bevestigen en/of die butaangasfles(sen) met daarop/daaraan een of meerdere cobra(‘s), althans een explosief voorwerp, voor de voordeur, althans in de directe nabijheid, van de woning aan de [adres 2] te plaatsen en/of
- (vervolgens) die cobra(‘s), althans een explosief voorwerp, met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of tot ontbranding/ontploffing te brengen
terwijl daarvan gemeen gevaar voor aangrenzende en/of omliggende woning(en) en/of aldaar geparkeerde auto(‘s) in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was
en/of
levensgevaar althans gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in voornoemde woning bevindende personen, te weten onder andere [slachtoffer] en/of haar zoon, en/of anderen zich in aangrenzende/omliggende woningen bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was
welk hiervoor omschreven feit [medeverdachte 2] , op of omstreeks 12 mei 2024 te Geffen, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft uitgelokt door giften en/of beloften en/of misbruik van gezag en/of geweld en/of bedreiging en/of misleiding en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen, immers heeft hij:
- dreigend tegen die [medeverdachte 1] gezegd: “gooi die twee cobra’s tegen het huis van die vrouw” en/of “als je dat niet doet, krijg je problemen met mij” en/of “als jij dit tegen iemand zegt, worden de problemen heel groot” en/of “ik heb een pistool”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [medeverdachte 1] betaald voor het uitvoeren van voornoemde brandstichting en/of ontploffing en/of
- met die [medeverdachte 1] afspraken gemaakt over de locatie van voornoemde brandstichting en/of ontploffing en/of
- met die [medeverdachte 1] afspraken gemaakt over de wijze waarop voornoemde

brandstichting en/of ontploffing moest plaatsvinden en/of die [medeverdachte 1] een of meerdere gasfles(sen) met daaraan vast getaped/vastgepakt een of meerdere cobra(‘s), althans een explosief voorwerp, gegeven,

tot het plegen van dit misdrijf, hij, verdachte, op of omstreeks 12 mei 2024 te Geffen, gemeente Oss, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door voor de uitvoering van die brandstichting en/of ontploffing [medeverdachte 1] te benaderen en/of naar de woning van [medeverdachte 2] te sturen ten behoeve van de uitvoering van de voorgenomen brandstichting en/of ontploffing.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich – onder verwijzing naar haar schriftelijke requisitoir – op het standpunt gesteld dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft op de in de pleitnota genoemde gronden integrale vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Verder heeft de raadsman verzocht om de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] van het bewijs uit te sluiten, omdat tijdens de verhoren van [medeverdachte 1] in strijd is gehandeld met het pressieverbod. Hierdoor is sprake van een ernstig en onherstelbaar vormverzuim dat dient te leiden tot bewijsuitsluiting.
Het oordeel van de rechtbank. [1]

De bewijsmiddelen.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meer subsidiair ten laste gelegde. Dat volgt uit de feiten en omstandigheden, zoals die blijken uit de hieronder uitgewerkte bewijsmiddelen. Na de weergave van de bewijsmiddelen zal de rechtbank nog enkele bijzondere overwegingen wijden aan het bewijs.
1. Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 13 mei 2024, p. 246, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Pleegdatum/tijd: op 12 mei 2024 om 23:58 uur.
Ik doe aangifte van vernieling. De deur is kapot en alle ramen zijn eruit geblazen. Ik zat met [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] op de bank bij mij thuis aan de [adres 2] te Geffen. Rond 00.00 uur hoorden wij een hele harde knal. Ik zag in de hal kapot glas.
2) Een proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ( [adres 2] Geffen) van 20 juni 2024, p. 275, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 13 mei 2024 omstreeks 01:45 uur kwamen wij, naar aanleiding van een melding van een explosie, voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 2] te Geffen.
Bevindingen
De voordeur was voorzien van vier ruiten onder elkaar. Wij zagen dat de onderste ruit van deze vier ruiten beschadigd was. De ruit betrof dubbel glas, waarvan beide ruiten beschadigd waren. Wij zagen dat er een gat was in beide ruiten en de glas in de sponning gebarsten was. In het hout van de deur, onder de onderste ruit, zagen wij tevens op verschillende plaatsen beschadigingen. Wij zagen ter hoogte van de deurgreep tevens een beschadiging, in de vorm van een barst, waarin zich ogenschijnlijk kartonrest bevond.
In de hal van de woning zagen wij dat de vloer bezaaid was met glas. Wij zagen dat de glassplinters zich voornamelijk aan de binnenzijde van de woning bevonden. Dit past in het beeld dat er krachtsinwerking vanaf de buitenzijde had plaatsgevonden. Op de stoep, ter hoogte van de scheiding tussen de voortuinen van huisnummer [huisnummer] en [huisnummer] , zagen wij twee metalen fragmenten. Wij zagen dat een fragment was voorzien van een etiket waaruit wij opmaakten dat het afkomstig was van een butaan gasfles. Wij zagen dat aan het fragment een cirkelvormig onderdeel zat, wat vermoedelijk de bodem van een gasfles was geweest. Wij zagen dat het andere fragment een spuitdop betrof. Ter hoogte van huisnummer [huisnummer] , op de openbare weg, zagen wij eenzelfde fragment met etiket van een butaan gasfles. Dit fragment bevond zich op circa 17 meter afstand van de voordeur van de woning met huisnummer [huisnummer] . In de nabije omgeving werden door ons meerdere, kleinere, fragmenten, vermoedelijk afkomstig van een butaan gasfles, aangetroffen. Wij troffen twee spuitdoppen aan. Vermoedelijk is gebruik gemaakt van ten minste twee butaan gasflessen.
De fragmenten werden door ons veiliggesteld en voorzien van Spoor Identificatie Nummer (SIN) AARD1277NL.
In de betegelde voortuin van de woning met huisnummer [huisnummer] zagen wij een blauwkleurig afdekdopje. In de voortuin van huisnummer [huisnummer] zagen wij, in een bosschage, een tweede blauwkleurig afdekdopje (zie foto 17 en 18). Beide doppen herkenden wij aan het formaat en kleur als zijnde mogelijk van een cobra 6 (2G). In het intacte dopje zagen wij de (fabrieksmatig aangebrachte) inscriptie "26".
Wij zagen dat zich in de nabije omgeving van de plaats van impact, meerdere restanten van een explosief bevonden. Wij zagen dat dit karton betrof, deels voorzien van etiket. Deze restanten werden door ons verzameld en bekeken. Wij zagen op enkele fragmenten herkenbare onderdelen van het etiket van het vuurwerk cobra
Gezien de aangetroffen restanten tape, karton (explosief etiket) en fragmenten van ten minste twee butaan gasflessen, is het mogelijk dat een zelfgemaakt explosief was gefabriceerd waarbij vuurwerk (Cobra) aan twee flessen met butaangas was bevestigd. Butaangas is bij kamertemperatuur gasvormig, waardoor dit niet direct een ontbrandbare vloeistof betrof, maar vermoedelijk is toegevoegd voor de vergroting van de drukgolf. Dit tezamen betrof een Improvised Explosive Device (IED).
Gemeen gevaar
De explosie had plaatsgevonden aan de voordeur van de woning [adres 2] . Tijdens dit incident was gemeen gevaar voor goederen te duchten.
3) Een proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] van
26 augustus 2024, p. 157, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Vertel maar wat je aan de politie wilt vertellen.
A: Ik had die dag een belletje gekregen van een mattie van mij. Die mattie zei dat ik naar een adres moest gaan. Ik ga naar dat adres waar dat ding is gebeurd. Toen deed daar een meneer de deur open. Binnen vertelde de meneer dat ik van hem een stuk vuurwerk moest afsteken bij de deur van een vrouw.
A: Hij liep toen weg en ik dacht hij gaat iets pakken voor mijn mattie [verdachte] . Hij kwam terug met die Cobra's.
V: Met hoeveel Cobra's
A: Twee.
A: Ik moest die twee Cobra's tegen het huis van die vrouw aangooien
V: Wanneer ben jij naar de woning van die vrouw gegaan?
A: Gelijk. Ik was bij die meneer thuis en ging daarna direct naar het huis van de vrouw en gooide het.
A: Ik loop naar het huis van de vrouw, sta voor deur, gooi dat ding en ren gewoon weg.
V: Je zei: Ik ben naar dat huis gegaan en heb die Cobra's aangestoken. Hoe ging dat?
A: Hij had die Cobra's aan elkaar getapet.
V: Wat herinner je nog van de klap?
A: Een harde knal van de Cobra.
4) Een proces-verbaal van bevindingen van 7 september 2024, p. 470, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In zijn eerste verhoor verklaart de verdachte [medeverdachte 1] dat hij werd benaderd door een persoon genaamd ' [verdachte] '.
Uit het onderzoeksrapport bleek echter dat hij op 12 mei 2024 contact had met ' [verdachte] . [telefoonnummer 1] @s.whatsapp.net'.
Het telefoonnummer [telefoonnummer 1] komt in de politiesystemen naar voren als zijnde in gebruik bij [verdachte] , geboren [1998] te Oss.
Ik zag van 23-03-2024 tot en met 26-05-2024 het volgende 'WhatsApp' contact tussen ' [alias medeverdachte] @9 (device owner) [telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net' en ' [verdachte] .
[telefoonnummer 1] @s.whatsapp.net'.
Ik zag dat hierin de verdachte [medeverdachte 1] op 23-03-2024 vraagt naar 'info van die osso', osso betekent huis in straattaal.
Ik zag dat verdachte [medeverdachte 1] op 12-05-2024 wordt benaderd door [verdachte] . met het bericht dat 'iemand hem gaat bellen' en dat ze gaan 'kijken of hij fit is, en ze klein beginnen'. De verdachte [medeverdachte 1] reageert op 13-05-2024 dat het gelukt is en [verdachte] . noemt hem 'soldaat’, soldaat betekent 'iemand die zijn best doet/altijd klaarstaat in straattaal.
5) Een proces-verbaal van bevindingen van 28 september 2024, p. 510, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In onderzoek LAMIA is van [verdachte] Heidendal geboren [1998] een mobiele telefoon in beslag genomen, betreffende een Apple iPhone 11. Onderzoek LAMIA betreft een onderzoek van de afdeling zeden. Met toestemming van de Officier van Justitie, is de telefoon met behulp van forensische software uitgelezen waarna ik onderzoek heb gedaan binnen de hieruit vrijgekomen data. Door mij is gezocht naar alle gegevens welke op enige wijze betrekking kunnen hebben op de explosie bij de woning op 12 mei 2024 omstreeks 23.58 uur.
[telefoonnummer 2] @s_wyhatsapp.net ' [alias medeverdachte] '
[telefoonnummer 1] @s.whatsapp.net ' [verdachte] ' (owner)
12-05-2024 20.44.59 (UTC+O)
[verdachte] : Bro
Iemandgaatje bellen
Komt van mij
Kijken ofje fit bent. Beginnen klijn ?
12-05-2024 22. 12.46 (UTC+O)
' [alias medeverdachte] ': sticker
12-05-2024 22. 12.58 (UTC+O)
[verdachte] : Gelukt g ?
' [alias medeverdachte] ': Ja man
[verdachte] : Soldaat !
Wollah
6) Een proces-verbaal van bevindingen van 2 juni 2024, p. 368, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In onderzoek DIEGO-OB1R024068 is van verdachte [medeverdachte 2] , geboren op [1990] te [geboorteplaats 2] een mobiele telefoon in beslag genomen, betreffende een IPhone 14 pro.
Tijdens het onderzoek naar de vrijgekomen data kwam ik ook gegevens tegen die op enige wijze betrekking kunnen hebben op onderzoek NANOUK-O81 R024065, een onderzoek naar het opzettelijk ter ontploffing brengen van een explosief aan de woning [adres 2] te Geffen op 12-05-2024 omstreeks 23.58 uur.
Ik zag dat er in de periode rondom het incident op 12 mei 2024 het volgende belcontact was geweest:
Ik zag dat het volgende telefoonnummer voorkwam in de politiesystemen:
[telefoonnummer 1] - geregistreerd als telefoonnummer in gebruik zijnde bij:
[verdachte] , geboren [1998] te [geboorteplaats 1] .
7) Een proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] van
27 augustus 2024, p. 166, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Leg dat Tikkie eens uit voor mij? Hoe gaat dat?
A:ik stuur naar hem een tikkie. Ik had voor de grap tegen [verdachte] gezegd. Doe maar 200 euro. En dat heeft hij toen betaald. Ik keek op mijn bankrekening en zag dat hij dat stuurde.
V: Van wie heb jij die 200 euro gekregen?
A: Van die meneer. Hij heeft dat direct naar mij gestuurd. Hij had mijn telefoonnummer van [verdachte] gekregen en zo heeft hij die 200 euro gestuurd.
V: De politie heeft in het onderzoek gekeken in bankrekeningen van de bank. Hierin heeft de politie gezien dat jij op 13 mei 2024, om 00:39 uur, dus 40 minuten na de ontploffing geld hebt gekregen van iemand. De politie heeft gezien dat jij 200 euro heeft gekregen van [medeverdachte 2] en dat hij hier de tekst 'Bedankt [medeverdachte 1] ' bij heeft geschreven. Vertel eens wie is [medeverdachte 2] ?
A: Juist, dat is dan die meneer zijn naam.
V: Zaten er nog andere dingen aan die cobra's?
A: Je hebt gelijk er zaten twee flesjes bij. Maar hij heeft dat toen aan elkaar vastgemaakt.
8) Een proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] van
4 oktober 2024, p. 182, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: De politie heeft namelijk jouw telefoon Apple I Phone 11 bekeken. De politie zag dat jij namelijk op 12 mei 2024 contact had gehad met [verdachte] met telefoonnummer [telefoonnummer 1] . De politie heeft onderzoek gedaan en zag dat het telefoonnummer op naam stond van [verdachte] . Is [verdachte] degene die jij " [verdachte] " noemt?
A: Ja
V: Zou jij zijn gezicht herkennen als wij zijn gezicht laten zien?
A: Ja.
V: Wij willen jou een foto laten zien van een man. Wie is deze man?
A: Dat is [verdachte] .
V: Wie is dat?
A: Dat is die [verdachte] .
V: Even voor onze duidelijkheid. Dat is dan de jongen die jij in jouw telefoon schreef als [verdachte] omdat jij zijn naam niet wist?
A: Ja.
Opmerking verbalisanten:
Aan verdachte wordt er een foto getoond van [verdachte] , geb.datum [1998] . Foto is afkomstig van BVl-IB, foto is gemaakt op 2 juni 2024. Foto wordt als bijlage 1 bij dit proces-verbaal gevoegd.
V: Even voor de duidelijkheid; Is [verdachte] nu dan ook degene die jou in contact had gebracht met die meneer, [medeverdachte 2] ?
A: Ja.
V: Wat is de reden dat [verdachte] jou trouwens 'soldaat noemt, nadat jij hem op 13 mei laat weten dat het gelukt is?
A: Ja, ik was bij [medeverdachte 2] geweest toch en toen ze ik gewoon ja.
V: Op 13 mei heb jij aan [verdachte] laten weten...
A: Hij heeft mij een bericht gestuurd. Om te vragen of het gelukt was.
V: Even voor onze duidelijkheid. Wat was er gelukt.
A: Ja het vuurwerk.
9) Een proces-verbaal van verhoor bij het kabinet rechter-commissaris van medeverdachte [medeverdachte 1] van 10 maart 2025 [2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op vragen van de raadsman van de verdachte [verdachte] :
Had jij ooit van de naam [verdachte] gehoord voordat de politie dit aan jou vertelde?
Nee. Alleen de naam [verdachte] . Toen ik hem ontmoette op het terras stelde hij zich voor met de naam [verdachte] . Toen hebben we afgesproken hoe ik hem zou noemen en ik zei dat ik hem [verdachte] ging noemen.
U zegt mij dat ik bij de politie de naam [verdachte] verder niet heb genoemd. Hoe kan dat?
Ik heb van de politie gehoord dat hij [verdachte] heet. De politie heeft aan mij een foto laten zien en vroeg of dat [verdachte] was en toen zei ik ja. Zij zeiden dat het [verdachte] was en ik herkende de naam. Ik ben zeker van die foto, dat [verdachte] het was.
Waarom heb je het verhaal over [verdachte] tegen de politie verteld?
Zo is het gegaan. Ik heb de waarheid verteld. Dat deed ik uit mezelf.
Heb jij gezegd dat het [verdachte] was omdat je wilde dat het klaar was?
Nee. Wat ik heb gezegd over [verdachte] is waar. Ik heb ook voor hem gestaan.
Op vragen van de raadsman van de verdachte [verdachte]
Kan jij herinneren of jij gebeld hebt met [verdachte] of met de Turkse meneer van de woning?
Ik kreeg een bericht van [verdachte] dat iemand mij ging bellen. Dat was het. Toen werd ik gebeld door [medeverdachte 2] .
Kan je vertellen hoe dat daarbinnen ging?
Ik liep naar binnen. Ik moest het vuurwerk voor de deur gooien van een mevrouw.
10) De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 11 april 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb altijd al contact gehad met [medeverdachte 2] .

De bewijsoverwegingen.

Inleiding
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt.
In de nacht van 12 op 13 mei 2024 is er een vuurwerkbom aangestoken en vervolgens gegooid bij de voordeur van de woning aan de [adres 2] te Geffen. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie en later ook bij de rechter-commissaris verklaard dat hij degene was die deze bom heeft gegooid. Op dat moment waren onder andere aangeefster [slachtoffer] en haar zoon in de woning aanwezig. Zij hoorden rond 00:00 uur een harde knal. Door de ontploffing was de voordeur zwaar beschadigd en lag er glas in de hal van de woning.
Bewijsverweer: bewijsuitsluiting na een vormverzuim (pressieverbod)
Het verweer van de raadsman, inhoudende dat bewijsuitsluiting moet volgen in verband met een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het wetboek van Strafvordering, wordt door de rechtbank verworpen. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Artikel 29, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat in alle gevallen waarin iemand als verdachte wordt gehoord, een rechter of ambtenaar zich dient te onthouden van alles wat de strekking heeft een verklaring te verkrijgen waarvan niet gezegd kan worden dat zij in vrijheid is afgelegd.
[medeverdachte 1] is driemaal door de politie verhoord, telkens in het bijzijn van zijn raadsman. Dat betekent dat de raadsman de belangen van [medeverdachte 1] bewaakte, meer in het bijzonder ook de wijze van verhoor en de verdere vormgeving ervan. Bij die raadsman ligt de primaire taak (en bevoegdheid) te waken voor eventuele schendingen van het pressieverbod. Van opmerkingen op dit punt van deze raadsman is de rechtbank niet gebleken. Bovendien is het verhoor van
4 oktober 2024 mede uitgevoerd door een gecertificeerd Verhoorder Kwetsbare Verdachte (VKV).
Daarnaast is [medeverdachte 1] op 10 maart 2025 in de zaak van verdachte als getuige gehoord bij en door de rechter-commissaris. Ook dit verhoor heeft plaatsgevonden in het bijzijn van zijn eigen raadsman ter bescherming van zijn belangen, waaronder het belang om niet in strijd met het pressieverbod verhoor te worden. De raadsman van verdachte was hier ook bij en heeft alle gelegenheid gehad vragen te stellen aan [medeverdachte 1] . Uit het proces-verbaal van dit verhoor maakt de rechtbank ook op dat dit een uitgebreid verhoor is geweest.
Dat de verhoren bij de politie door medeverdachte [medeverdachte 1] als vervelend en belastend werden ervaren, acht de rechtbank voorstelbaar. Maar dat geldt voor nagenoeg iedere verdachte die wordt onderworpen aan een verhoor. Hieruit kan niet worden afgeleid dat hij een verklaring heeft afgelegd in strijd met het pressieverbod. Bovendien heeft medeverdachte [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris ook aangegeven het verhoor aldaar als vervelend en belastend te ervaren.
Van groter belang is de omstandigheid dat [medeverdachte 1] in zijn verhoor bij de rechter-commissaris niet teruggekomen is op zijn eerdere verklaringen bij de politie. Integendeel, hij heeft uitdrukkelijk verklaard dat hij bij de politie de waarheid heeft verteld, óók over de betrokkenheid van verdachte Heidendal.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een schending van het pressieverbod niet aannemelijk is geworden. Van een onherstelbaar vormverzuim is dus geen sprake, en voor bewijsuitsluiting bestaat dan ook geen aanleiding.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1]
Anders dan de verdediging heeft bepleit, heeft de rechtbank geen redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] . De rechtbank zal deze verklaringen dan ook gebruiken voor het bewijs.
De rechtbank verwijst hiertoe allereerst naar het voorgaande: een overtreding van het pressieverbod is niet aannemelijk geworden. Maar minstens zo belangrijk op dit punt is de omstandigheid dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] op wezenlijke onderdelen consistent zijn en op die punten in afdoende mate worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Gebruiker telefoon met nummer [telefoonnummer 1]
De bedoelde communicatie heeft plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] en de gebruiker van de telefoon met nummer [telefoonnummer 1] . De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte [verdachte] de gebruiker van deze telefoon is geweest. Deze vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend.
Uit het dossier blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in de politiesystemen naar voren komt als zijnde in gebruik bij verdachte [verdachte] . Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat dit nummer wel bij zijn telefoon hoorde.
Wat betreft het steunbewijs, heeft de rechtbank met name acht geslagen op de chatgesprekken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] . Uit deze gesprekken komt naar voren dat [medeverdachte 1] op 12 mei 2024 omstreeks 22:45 uur, kort vóór de ontploffing, door verdachte werd benaderd waarbij verdachte aangaf dat iemand hem ging bellen en dat dit van hem komt. Op 13 mei 2024 omstreeks 00:12 uur vroeg verdachte aan [medeverdachte 1] of het gelukt was, waarop [medeverdachte 1] een bevestiging gaf. Vervolgens reageerde verdachte met
‘’Soldaat !’’.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] betrouwbaar en daarmee – voor zover redengevend – bruikbaar voor bewijs.
De rechtbank acht het geschetste alternatieve scenario, dat er op neerkomt dat andere personen zijn telefoon gebruikten en dat daarom iemand anders deze berichten naar medeverdachte [medeverdachte 1] moet hebben verstuurd, niet geloofwaardig. Uit telefoononderzoek blijkt dat er kort na het incident belcontact is geweest tussen de telefoon van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] . Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij altijd al contact met [medeverdachte 2] heeft gehad. Naar het oordeel van de rechtbank is het dan ook niet aannemelijk dat andere personen dan verdachte telefonisch contact zouden hebben gehad met [medeverdachte 2] , zowel voorafgaand aan de feiten als daarna.
Het vorenoverwogene leidt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte zowel vóór als na de ontploffing de gebruiker was van het nummer [telefoonnummer 1] . Dat betekent dat tevens vaststaat dat verdachte eerdergenoemde chatberichten naar medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verstuurd.
Medeplegen, uitlokken of medeplichtigheid?
De rechtbank stelt voorop dat het dossier geen aanknopingspunten bevat voor het oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen dan wel het uitlokken van het opzettelijk teweegbrengen van de ontploffing. Voor dit deel van de tenlastelegging zal verdachte dus worden vrijgesproken.
Wel acht de rechtbank bewezen dat verdachte medeplichtig is doordat hij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] behulpzaam is geweest bij het uitvoeren van ontploffing.
De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van zijn rol volgt dat verdachte bij zijn handelingen opzet heeft gehad op de ontploffing. Verdachte heeft daartoe opzettelijk inlichtingen verschaft waardoor [medeverdachte 2] een persoon had die het strafbare feit fysiek uit wilde voeren. Immers, uit voornoemde feiten en omstandigheden blijkt dat verdachte contact heeft gelegd tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Vóór het incident heeft verdachte aan [medeverdachte 1] laten weten dat hij zou worden gebeld door iemand en dat dit van hem komt. Meteen daarna is [medeverdachte 1] gebeld door [medeverdachte 2] , en is [medeverdachte 1] naar de woning in Geffen gegaan waar [medeverdachte 2] op dat moment verbleef. Ná het incident heeft verdachte vervolgens bij [medeverdachte 1] gecontroleerd of het is gelukt. Zoals eerder overwogen, ziet deze communicatie op de ontploffing. De combinatie van deze feitelijke en ondersteunende handelingen maakt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte als tussenpersoon heeft gefungeerd en daarmee opzettelijk inlichtingen heeft verschaft ten behoeve van de uitvoering van de ontploffing.
Levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander
De rechtbank stelt voorop dat voldoende uit het dossier blijkt dat er door de ontploffing gemeen gevaar voor goederen is ontstaan. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of er daarnaast levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel is veroorzaakt door de ontploffing .
Om levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te kunnen aannemen, is vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dergelijk gevaar te duchten was. Dit betekent dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest.
Vaststaat dat er een zware ontploffing heeft plaatsgevonden die heeft geleid tot aanzienlijke schade aan - voornamelijk - de voordeur van de woning van [slachtoffer] . Uit het dossier blijkt dat de bom bij de voordeur van de woning is gegooid en de ontploffing rond middernacht heeft plaatsgevonden. In de voordeur en in de directe omgeving hiervan was weliswaar glaswerk aanwezig, maar de rechtbank is van oordeel dat onder deze concrete feiten en omstandigheden, namelijk de tijd, plaats en wijze van uitvoering van de ontploffing, niet kan worden gesteld dat voor verdachte en medeverdachte in redelijkheid voorzienbaar was dat deze ontploffing zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar teweeg zou brengen voor derden, onder wie de personen die in de woning aanwezig waren op dat moment. Verdachte zal daarom ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Conclusie
Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid tot het opzettelijk teweegbrengen van een explosie, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat
Ten aanzien van meer subsidiair:
[medeverdachte 1] op 12 mei 2024 te Geffen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht nabij een woning gelegen aan de [adres 2] te Geffen door opzettelijk
- cobra‘s aan butaangasflessen te tapen en
- die butaangasflessen met daaraan cobra‘s, voor de voordeur van de woning aan de [adres 2] te plaatsen en
- (vervolgens) die cobra‘s aan te steken en tot ontploffing te brengen,
tot het plegen van dit misdrijf, hij, verdachte, op 12 mei 2024 te Geffen, gemeente Oss, in elk geval in Nederland, opzettelijk inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door voor de uitvoering van die ontploffing [medeverdachte 1] te benaderen ten behoeve van de uitvoering van de voorgenomen ontploffing.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot:
  • een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van het voorarrest;
  • een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr, voor de duur van vijf jaren, met 30 dagen vervangende hechtenis bij iedere overtreding en een maximum van zes maanden.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht om, mocht de rechtbank tot een veroordeling komen, aansluiting te zoeken bij uitspraken in soortgelijke zaken, namelijk een gevangenisstraf van tussen 12 en 24 maanden. Verder heeft de raadsman verzocht rekening te houden met het feit dat het hier gaat om één ontploffing.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden, waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid tot het teweeg brengen van een ontploffing. Door medeverdachte [medeverdachte 1] is een vuurwerkbom bij de woning van aangeefster [slachtoffer] gegooid. Verdachte heeft hierbij als tussenpersoon gefungeerd door contact te leggen tussen medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . De ontploffing had een harde knal en flinke materiële schade tot gevolg.
Dit soort explosies zorgt niet alleen bij de aanwezigen in die woning, en de overige bewoners in de straat en de betreffende woonwijk, maar ook ver daarbuiten voor grote gevoelens van onveiligheid. Verdachte heeft hier door zijn handelen aan bijgedragen.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft in de justitiële documentatie van verdachte gezien dat verdachte niet recent is veroordeeld voor soortgelijke misdrijven.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het reclasseringsrapport van 25 maart 2025. Uit dit rapport volgt dat verdachte in de drie maanden voorafgaand aan zijn huidige detentie actie had ondernomen om (weer) uit het criminele milieu te stappen. Hij vond werk, was bezig om zijn financiële problemen aan te pakken en kreeg een nieuwe partner, die thans zwanger is van hun eerste kind. Het aanstaande vaderschap lijkt voor hem een drijfveer te zijn om verder delictgedrag achter zich te laten. Verdachte toont zich tegenover rapporteur gemotiveerd voor een toezicht door de reclassering. In het reclasserinsgstoezicht binnen een eerder v.i.-traject toonde hij zich eveneens gemotiveerd en liet hij een positieve ontwikkeling zien. Bij dit alles ziet de reclassering een gemiddeld risico op (gewelds)recidive en enkele delictgerelateerde factoren. Bij het thans bewezen feit lijkt de aanwezigheid van een pro-crimineel netwerk en de keuze van verdachte om deze contacten aan te gaan en te onderhouden op de voorgrond te staan. Verdachte erkent dat hij graag anderen wil helpen en tevreden wil stellen. Dit wordt ook erkend door de gesproken referenten.
Verdachte wordt in staat geacht om werk te vinden en een legaal inkomen te vergaren, maar het behouden hiervan en het creëren van structuur, regelmaat en een stabiele basis zal de grootste uitdaging zijn. Een dergelijke basis kan wel bijdragen aan het vergroten van de afstand tot het negatieve netwerk en het maken van de juiste keuzes.
De reclassering ziet om die reden meerwaarde in een reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen en hier vier bijzondere voorwaarden aan te koppelen, te weten een meldplicht bij de reclassering, dagbesteding, inzicht geven in het sociaal netwerk en een contactverbod met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
De op te leggen straf
Alles afwegende acht de rechtbank uit een oogpunt van vergelding en ter bescherming van de maatschappij en in verband met een juiste normhandhaving, een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, passend en geboden. Ter voorkoming van herhaling van strafbare feiten en ter bevordering van stabiliteit in het leven van verdachte, zullen aan het voorwaardelijke strafdeel de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank uitgaat van een andere bewezenverklaring. De rechtbank is van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Ten aanzien van het contactverbod overweegt de rechtbank nog dat zij zal afwijken van het
reclasseringsadvies in die zin dat de rechtbank geen contactverbod met medeverdachte [medeverdachte 2] zal opleggen. Hiervoor biedt het dossier immers geen aanknopingspunten.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schade voldoende is onderbouwd en geheel moet worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.De raadsman heeft verzocht de vordering in haar geheel niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite vrijspraak.
Beoordeling.
De rechtbank is van oordeel dat, gezien het strafdossier en gelet op de onderbouwing van de vordering, vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde immateriële schade heeft geleden. Bij het bepalen van de hoogte van deze schade heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in haar eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van 2.500 euro billijk. Verdere bespreking en beoordeling van de vordering zou uitgebreide nadere standpuntwisseling vragen, en voor dat gedeelte levert de vordering een onevenredige belasting op van het strafgeding.
De rechtbank zal daarom de vordering tot een bedrag van 2.500 euro toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 mei 2024 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank thans zal toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in het restant van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog wel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

Motivering van de hoofdelijkheid.

Omdat verdachte de onrechtmatige daad ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met twee anderen heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat verdachte, voor zover de twee anderen ( [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] ) een bedrag aan de benadeelde partij hebben betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2024 tot de dag der algehele voldoening.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 36f, 48, 157 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Ten aanzien van meer subsidiair:
medeplichtigheid tot het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf
T.a.v. meer subsidiair:
Een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 4 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank stelt daarbij de volgende voorwaarden.
Als algemene voorwaarden gelden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
1. zich binnen vijf werkdagen na het onherroepelijk zijn van het vonnis telefonisch meldt tussen 09:00 en 12:00 uur bij Reclassering Nederland via telefoonnummer 088-8041504 (Eekbrouwersweg 6 te ’s-Hertogenbosch). Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
3. de reclassering inzicht geeft in zijn sociale contacten om zo meer zicht te krijgen op zijn netwerk en het maken van keuzes hierin;
4. op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt contact met
[medeverdachte 1] (geboren op [2005] ), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
De rechtbank geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
T.a.v. meer subsidiair:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot hoofdelijke betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van 2.500,00 euro, bestaande uit immateriële schade.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
T.a.v. meer subsidiair:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot hoofdelijke betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van 2.500,00 euro.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 35 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag door zijn medeveroordeelden ( [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] ) is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. W. Heijninck en mr. E.L. Traag, leden,
in tegenwoordigheid van mr. S. Durmuş, griffier,
en is uitgesproken op 25 april 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, districtsrecherche 's-Hertogenbosch, met onderzoeksnummer OB1R204065 en OB1R024068, onderzoeksnaam NANOUK - DIEGO, BVH nummer 2024111531, afgesloten op 24 oktober 2024, pag. 1 tot en met pag. 684.
2.Dit betreft een apart opgemaakt proces-verbaal (p. 1-12)