Uitspraak
RECHTBANK Oost-Brabant
[bedrijfsnaam gedaagde] ,
1.De procedure
- de conclusie van antwoord van [gedaagde] van 13 maart 2023 met producties,
2.De feiten
blijkt dat de materialen een totaalprijs met € 5.845,00 per Shelter gestegen is; in totaal voor 31 Shelters dus een stijging van € 181.195,00 met een gemiddelde stijging van 15% Al met al komen we hier dus ruim boven de 5% grens uit, en gezien de huidige gang van zaken verwachten we een nog grotere stijging voor de volgende jaren. Hoe gaan we hier mee verder, heb je hier genoeg informatie aan of heb je nog iets meer van me nodig? (…)
3.Het geschil
primairop de nakoming van de overeengekomen ALIB-voorwaarden,
subsidiairop artikel 7:753 van het burgerlijk wetboek (BW) en
meer subsidiairop de overeengekomen ‘risicoregeling’. Ter zitting heeft [eiseres] de volgorde van haar eis gewijzigd, in die zin dat de subsidiaire en meer subsidiaire vordering in de omgekeerde volgorde dienen te worden beoordeeld (randnummer 11 van de spreekaantekeningen). De rechtbank staat deze eiswijziging toe, maar zal omwille van de leesbaarheid van de gedingstukken niettemin de oorspronkelijke aanduidingen aanhouden.
4.De beoordeling
a) deze voorwaarden daar uitdrukkelijk in voorzien en onder de voorwaarde dat de vertraging en/of kosten hun oorzaak vinden in een omstandigheid die niet aan de technisch aannemer kan worden toegerekend, of
kostenverhogingen;
onvoorziene of niet toerekenbare omstandighedendie;
causaal verbandstaan met de kostenverhogingen en
redelijk is om die kosten op de andere partij af te wentelen.
kostenverhoging. [eiseres] heeft drie voorbeeldfacturen overgelegd met een totaal beloop van € 1.521,62 (productie 25 van [eiseres] ). Daaruit valt niet alleen af te leiden dat een daarmee corresponderende “brutoprijs per gebruikseenheid” is doorbelast (productie 24 van [eiseres] ) maar ook dat aan [eiseres] aanzienlijke kortingen zijn verleend die tot een te betalen nettoprijs hebben geleid. Zoals zijdens [eiseres] ter zitting is verklaard heeft zij een vergelijking gemaakt tussen bruto prijzen zonder inzicht te geven in de daadwerkelijk door haar betaalde netto prijzen. [eiseres] heeft daarmee de door haar gestelde kostenverhogingen tot het gevorderde bedrag van € 98.003,73 onvoldoende onderbouwd. Dit staat aan toewijzing van haar vordering in de weg.
X/ZLTO)). Dit komt neer op de volgende begroting.