ECLI:NL:RBOBR:2025:2384

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
01/188350-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel en veroordeling voor artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994

Op 22 april 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 29 juni 2023 in de gemeente Gemert-Bakel. De verdachte, als bestuurder van een Volvo, reed op de Ripseweg en kwam op de verkeerde rijbaan terecht, waar hij in botsing kwam met een tegemoetkomende vrachtwagen en vervolgens met een Audi. Door deze aanrijding heeft de bestuurder van de Audi, de heer [slachtoffer 1], zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waaronder een gebroken pols. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat heeft geleid tot het ongeval. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werk als installateur van zonnepanelen, en heeft besloten af te wijken van de oriëntatiepunten voor strafoplegging. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de onderbouwing en bewijstukken ontbraken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.188350.24
Datum uitspraak: 22 april 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboortejaar] 1993,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 31 maart 2025 en 14 april 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 februari 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1 primair:
hij op of omstreeks 29 juni 2023 in de gemeente Gemert-Bakel
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Ripseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, zijn aandacht niet voldoende bij de weg en/of het overige verkeer op de weg te houden en/of niet voldoende rechts te houden en/of deels op de rijbaan voor het hem tegemoetkomende verkeer te rijden en/of tegen de zijkant van een hem tegemoetkomende vrachtwagen aan te rijden en/of tegen een hem tegemoetkomende personenauto (Audi) aan te rijden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken linker pols en/of een gekneusde rechter pols, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
T.a.v. feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 29 juni 2023 in de gemeente Gemert-Bakelals bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Ripseweg,zijn aandacht niet voldoende bij de weg en/of het overige verkeer op de weg heeft gehouden en/of niet voldoende rechts heeft gehouden en/of deels op de rijbaan voor het hem tegemoetkomende verkeer heeft gereden en/of tegen de zijkant van een hem tegemoetkomende vrachtwagen aan is gereden en/of tegen een hem tegemoetkomende personenauto (Audi) aan is gereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijswaardering.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat op grond van het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden bewezen kan worden dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Er is geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsmiddelen.De rechtbank gaat op grond van wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit
. [1]
1.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 31 maart 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik reed op 29 juni 2023 over de Ripseweg te Gemert-Bakel. In tegenovergestelde richting reed er een vrachtwagen. Ik ben tegen de Audi geklapt.
2.
Een proces-verbaal aanrijding misdrijf, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], opgemaakt en ondertekend op 29 juni 2023, p. 2-7 van het dossier, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Locatie ongevalDatum: 29 juni 2023
Omstreeks: 14:08 uur
Adres: Ripseweg
Plaats: Elsendorp
Gemeente: Gemert-Bakel
Soort weg: een weg, zijnde een voor het openbaar verkeer openstaande weg
Bebouwde kom: buiten
Lichtgesteldheid: daglicht
Weergesteldheid: droog
Toestand van het wegdek: droog
Wegsituatie: rechte weg
Maximum snelheid: 80 km per uur
OngevalVrachtwagen Ktn. [kentekennnummer 1] reed over de Ripseweg, komende uit de richting de Rips en
rijdende in de richting van Elsendorp. Achter deze vrachtwagen reed de Audi Ktn.
[kentekennnummer 2] in dezelfde richting. Achter deze Audi reed de VW Polo Ktn [kentekennummer].
In tegenovergestelde richting reed de Volvo S60 Ktn [kentekennnummer 3]. Deze kwam uit de
richting Elsendorp en rijdende in de richting van de Rips.
Door onbekende oorzaak kwam de Volvo op de linkerweghelft terecht en reed tegen de
linkerflank aan van de vrachtwagen hierna kwam de Volvo S60 frontaal in botsing met
de Audi.
VerdachteAchternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
[verdachte] was bestuurder van de Volvo, kenteken [kentekennnummer 3].
Bestuurder van de personenauto [kentekennnummer 2]
Achternaam: [slachtoffer 1]
Voornamen: [slachtoffer 1]
Rol in relatie tot aanrijding: bestuurder van personenauto [kentekennnummer 2]
[de rechtbank begrijpt: de Audi]
3. De eigen waarneming van de leden van de meervoudige kamer van de rechtbank ter terechtzitting van 31 maart 2025:
De rechtbank ziet op de foto’s op de pagina’s 37, 39 en 41 van het procesdossier, die na het ongeval zijn gemaakt (zo blijkt uit het proces-verbaal op pagina 2), dat de N-weg bestaat uit twee rijbanen voor elkaar tegemoetkomend verkeer. Deze rijbanen zijn niet fysiek, maar wel door middel van een doorgetrokken streep van elkaar gescheiden.
4.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, inhoudende de verklaring van [getuige], afgelegd op 29 juni 2023, p. 15-18 van het dossier, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik reed zojuist in mijn Volkswagen Polo, voorzien van het NL kenteken [kentekennummer] over de Ripseweg de Elsendorp N277. Ik reed in de richting van Elsendorp en kwam uit de richting van de Rips.
Voor mij reed een Audi, welke in dezelfde richting reed. Ik zag dat voor deze
Audi een vrachtwagen reed. Ook deze reed in dezelfde richting.
Ik zag vanuit tegenovergestelde richting een Volvo aan komen rijden. Deze
Volvo kwam uit de richting Elsendorp en reed in de richting van de Rips.
Ik zag dat deze Volvo op de andere weghelft terechtkwam. Dus de weghelft voor het
tegemoetkomende verkeer. Ik zag dat deze Volvo hierdoor de vrachtwagen raakte. Dit
betrof de vrachtwagen welke voor mij reed. Ik zag dat de vrachtwagen hiervoor uit
probeerde te wijken. Ik zag dat de Volvo vervolgens frontaal op de Audi botste.
Ik heb dit allemaal voor mij zien gebeuren.
5.
Een proces-verbaal van verhoor slachtoffer, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2], afgelegd op 29 juni 2023, p. 19-23 van het dossier, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik reed in mijn vrachtwagen, trekker [kentekennnummer 1], over de N277, de Ripseweg te Elsendorp. Ik kwam uit de richting van de Rips en reed in de richting van Elsendorp.
Ik zag in tegenovergestelde richting een Volvo aan komen rijden. Deze Volvo
reed in de richting van de Rips. Ik zag dat deze Volvo op mijn weghelft terechtkwam,
weer naar rechts reed en uiteindelijk weer naar links reed en hierdoor weer op mijn
weghelft terecht kwam en tegen de linkerzijde van mijn vrachtwagen aan reed. Ik
probeerde nog uit te wijken door naar rechts te sturen.
Toen ik stilstond zag ik dat deze Volvo tegen een andere auto aan was gebotst.
6.
Een geschrift, inhoudende een geneeskundige verklaring, opgemaakt en ondertekend door L.C.F. Nes (chirurg) op 30 november 2023, p. 26 van het dossier, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Medische informatie betreffende: [slachtoffer 1].
- gebroken pols links
Datum onderzoek: 29-6-2023
Geschatte duur van de genezing: 6 maanden
7.
Een proces-verbaal van verhoor slachtoffer, inhoudende de verklaring [slachtoffer 1], afgelegd op 28 september 2024 (aanvullend), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Kunt u mij vertellen wat er op 29 juni 2023 is gebeurd?
A: Ik reed in de richting van Elsendorp. Voor mij reed een vrachtwagen, ook in de
richting van Elsendorp. De vrachtwagen reed een stuk voor mij. Ik schat de afstand
ongeveer 100 meter, misschien wel meer. Opeens zag ik een Volvo opzij tegen de oplegger.
aanrijden. Ik zag de buitenspiegel van de Volvo eraf vliegen. Ik zag de Volvo op mij afkomen. Hij reed recht op mij af. Hij reed op mijn weghelft.
V: Wat heeft u gezien voor u werd aangereden?
A: Hij knalde opzij tegen de vrachtwagen en toen kwam hij stuurloos op mij af. Hij reed hierbij op mijn weghelft. Nadat hij de vrachtwagen had geraakt kwam hij op mijn weghelft waarna er een aanrijding ontstond tussen de Volvo en mij.
V: Kunt een inschatting maken van de snelheden?
A: Mijn snelheid was rond de 80 km/u.
V: Wat was uw letsel?
A: Mijn linkerpols was gebroken.
V: Is er een medische ingreep noodzakelijk geweest voor uw letsel?
A: Ja, ik ben geopereerd. Ik heb een ijzerplaat in mijn pols welke vast zit met 3
schroeven. Ik heb gips om mijn pols gehad tot 11 juli ‘23 en toen ben ik geopereerd. Hierna kreeg ik oefeningen maar kon nog steeds niet alles wat ik voorheen ook kon. V: Hoe lang heeft dat dan ongeveer geduurd?
A: 5 maanden.
Bewijsoverwegingen.
Het ongeval
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast. Verdachte reed op 29 juni 2023 in zijn Volvo op de Ripseweg, een N-weg waar maximaal 80 kilometer per uur mag worden gereden en waarbij de (twee) rijbanen voor elkaar tegemoetkomend verkeer niet fysiek, maar wel door middel van een doorgetrokken streep van elkaar zijn gescheiden. Het (wegdek) was die dag droog en het zicht was goed; het ongeval vond plaats in de middag.
Getuige [slachtoffer 2] reed verdachte op 29 juni 2023 in zijn vrachtwagen tegemoet. Achter de vrachtwagen reed een Audi, en achter de Audi reed een Volkswagen Polo. Verdachte kwam op de rijbaan voor het hem tegemoetkomende verkeer terecht, reed vervolgens weer naar zijn eigen rijbaan, om kort daarop opnieuw op de verkeerde rijbaan terecht te komen en tegen de zijkant van de vrachtwagen van [slachtoffer 2] aan te rijden. Na de aanrijding met de vrachtwagen kwam de verdachte geheel op de verkeerde rijbaan terecht. Hij kwam frontaal in botsing met de Audi, die achter de vrachtwagen reed.
Verdachte heeft verklaard dat niet hij, maar de vrachtwagen (deels) op de verkeerde rijbaan reed, waardoor hij met zijn Volvo tegen de vrachtwagen aankwam. Deze verklaring wordt naar het oordeel van de rechtbank weerlegd door de bewijsmiddelen.
Vrachtwagenchauffeur [slachtoffer 2] heeft immers verklaard dat de Volvo tot tweemaal toe op zijn weghelft terechtkwam en tegen de zijkant van zijn oplegger aan reed. Zijn verklaring vindt steun in de verklaringen van [slachtoffer 1] en [getuige], die in hun Audi en Volkswagen achter de vrachtwagen reden en zagen dat het de Volvo was die op de rijbaan voor tegenliggend verkeer tegen de vrachtwagen aanreed.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte een verkeersovertreding heeft begaan door de dubbele doorgetrokken streep te overschrijden en op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer te rijden, ten gevolge waarvan een verkeersongeval heeft plaatsgevonden.
Aannemelijkheid verklaring verdachte (klapband)
Verdachte heeft ter terechtzitting van 31 maart 2025 verklaard dat hij wellicht een klapband heeft gehad, waardoor hij de controle over het voertuig verloor en in aanrijding kwam met de vrachtwagen en Audi.
De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring niet aannemelijk is geworden. Het procesdossier biedt hiervoor geen aanknopingspunten en verdachte heeft pas op de zitting –bijna twee jaar na de aanrijding – voor het eerst over een mogelijke klapband verklaard. De verdediging is in oktober 2024 bovendien nog in de gelegenheid gesteld om onderzoekswensen in te dienen, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt, ook niet om te laten onderzoeken of de Volvo wellicht een klapband heeft gehad.
Juridisch kader
Om tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit te komen, is vereist dat het ongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Bij beantwoording van de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat in het algemeen niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van genoemde bepaling. Ook uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer gedragsregels in het verkeer, kan op zichzelf niet worden afgeleid dat sprake is van dergelijke schuld.
Uit deze rechtspraak kan echter niet als algemene regel worden afgeleid dat schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 in geen geval kan worden bewezenverklaard als de gedraging van de verdachte die heeft geleid tot het ongeval, haar aanleiding vindt in uitsluitend een enkel moment van onoplettendheid. De omstandigheden van het geval – waartoe ook de aard van de verkeerssituatie kan worden gerekend – kunnen immers zodanige aandacht vergen dat ook een kort moment van onoplettendheid als zeer onvoorzichtig kan worden aangemerkt. Het komt er dus vooral op aan of de verdachte tekortschoot in vergelijking met een gemiddelde andere persoon in vergelijkbare omstandigheden en met een vergelijkbare hoedanigheid.
Toepassing toetsingskader
De rechtbank is van oordeel dat provinciale wegen en zeker die waarbij de rijstroken voor het elkaar tegemoetkomende verkeer niet fysiek van elkaar zijn gescheiden, zoals op de N277 op de plaats van het ongeval het geval is, wegen zijn die vanuit verkeerstechnisch oogpunt bijzondere oplettendheid en voorzichtigheid van weggebruikers vragen.
Dat de wegsituatie om grote voorzichtigheid vraagt, wordt benadrukt door de aanwezigheid van de dubbele doorgetrokken streep op het midden van de weg die een absoluut inhaalverbod aanduidt.
Door op deze weg, zonder duidelijke aanleiding, als bestuurder niet zoveel mogelijk rechts te houden, maar zo veel naar links te sturen dat hij op de voor het hem tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook terecht is gekomen, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank zich dermate aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend gedragen dat het verkeersongeval aan zijn schuld is te wijten, als bedoeld in artikel 6 WVW 1994. Gelet op de afstand die de verdachte moet hebben afgelegd voordat hij geheel op de verkeerde rijstrook reed en de tijd die daarmee gemoeid moet zijn geweest, is de verdachte gedurende meer dan enkel een kort moment onoplettend geweest.
Van enige omstandigheid die maakt dat niet van schuld in vorenbedoelde zin kan worden gesproken is niet gebleken.
Letsel
Het letsel dat de bestuurder van de Audi, de heer [slachtoffer 1], door het ongeval heeft opgelopen kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte schuld heeft aan het ongeval, in de zin van aanmerkelijke onoplettendheid en/of onvoorzichtigheid, als hierna bewezen zal worden verklaard.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen en hetgeen daarover is overwogen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
(primair)
op 29 juni 2023 in de gemeente Gemert-Bakel
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Ripseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend, zijn aandacht niet voldoende bij de weg en het overige verkeer op de weg te houden en niet voldoende rechts te houden en deels op de rijbaan voor het hem tegemoetkomende verkeer te rijden en tegen de zijkant van een hem tegemoetkomende vrachtwagen aan te rijden en tegen een hem tegemoetkomende personenauto (Audi) aan te rijden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken linkerpols werd toegebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaar.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en aan verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde feit een geldboete op te leggen die hij in termijnen kan betalen in verband met de recente aankoop van een huis.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit, betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft als bestuurder van een auto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt. Verdachte heeft zijn aandacht niet voortdurend op de weg en niet op het besturen van zijn auto gehad. Hierdoor is hij op een rechte tweebaansweg over de dubbele doorgetrokken streep naar links uitgeweken en op de rijstrook bestemd voor het tegemoetkomende verkeer terecht gekomen, waarna hij tegen de tegemoetkomende vrachtwagen van de heer [slachtoffer 2] is gereden en vervolgens op de tegemoetkomende auto van het slachtoffer de heer [slachtoffer 1] is gebotst. Verdachte heeft zich daarmee aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gedragen in het verkeer. [slachtoffer 1] heeft als gevolg van het ongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen in de vorm van een gebroken pols waaraan hij is geopereerd.
Strafblad
Verdachte is niet eerder voor het begaan van een strafbaar feit in het verkeer veroordeeld.
De rechtbank weegt mee dat verdachte ook zelf gewond is geraakt en nadelige gevolgen heeft ondervonden van het ongeval.
LOVS
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten voor strafoplegging ontwikkeld. Voor een verkeersongeval waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld is het vertrekpunt een taakstraf voor de duur van 120 uren en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van zes maanden.
Conclusie
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden aanleiding om in het voordeel van verdachte van deze oriëntatiepunten af te wijken. Verdachte kan zijn werk als installateur van zonnepanelen niet verrichten zonder gebruik te maken van zijn auto. De rechtbank zal hem daarom een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen. De rechtbank acht, alles afwegende, een taakstraf voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, en als bijkomende straf een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.
De rechtbank zal dezelfde straf opleggen als de door de officier van justitie gevorderde straf.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf in overeenstemming is met de ernst van het bewezen verklaarde.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij in haar geheel niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering bij gebrek aan onderbouwing.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Niet eenvoudig is vast te stellen of en in hoeverre deze kosten zijn gemaakt in directe relatie tot het bewezen verklaarde feit, onder meer aangezien de onderbouwing en bewijstukken thans ontbreken. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen: 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende misdrijf oplevert:

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

- verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot:
  • Een
  • Een
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Benadeelde partij
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]:
- bepaalt dat de benadeelde partij
niet-ontvankelijkis in de vordering tot schadevergoeding.
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.M. Hettinga, voorzitter,
mr. E.M.J. Raeijmaekers en mr. P.M. Lindeman, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.J.S. Doornbosch, griffier,
en is uitgesproken op 22 april 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, genummerd PL2100-2023142276.