ECLI:NL:RBOBR:2025:2382

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
01/283745-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbraak bij Duthmann Juweliers met geweld en schade

Op 22 april 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met mededaders een inbraak heeft gepleegd bij Duthmann Juweliers in Gemert. De inbraak vond plaats op 15 februari 2024 en werd gekenmerkt door grof geweld, waarbij de toegangsdeur met een moker werd vernield. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, geboren in 2004 en thans gedetineerd, zich schuldig had gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen. De rechtbank achtte een gevangenisstraf van 12 maanden passend, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De verdachte had eerder al een veroordeling voor vermogensdelicten en de rechtbank weegt dit mee in de strafoplegging. De rechtbank besloot geen toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht, omdat hiervoor onvoldoende aanknopingspunten waren. De uitspraak volgde na een onderzoek ter terechtzitting op 31 maart en 14 april 2025, waarbij de verdachte zijn betrokkenheid bij de inbraak had bekend. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het gepleegd is, in haar overwegingen meegenomen, evenals de impact op de slachtoffers en de maatschappij.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.283745.24
Parketnummer vordering: 09.102970.21
Datum uitspraak: 22 april 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren [geboortejaar] 2004,
wonende te [adres 1],
thans gedetineerd te: Justitieel Complex Zeist.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 31 maart 2025 en 14 april 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde (hierna: verdachte) naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 oktober 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 februari 2024 te Gemert, gemeente Gemert-Bakel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een grote hoeveelheid horloges en/of sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen horloges en/of sieraden onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, en/of inklimming.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 09.102970.21 is aangebracht bij vordering van 30 september 2024. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Den Haag van 4 juli 2022.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijswaardering.

Inleiding.
In de vroege ochtend van 15 februari 2024 vond een inbraak plaats bij [slachtoffer 1] te
Gemert. Van de inbraak zijn camerabeelden beschikbaar, waarop vier personen zijn te zien.
Eén van die personen droeg een clownsmasker. Op de plaats delict zijn diverse goederen
aangetroffen en sporen veiliggesteld.
De melder van de inbraak zag een donkerkleurige Audi zonder kentekenplaat aan de
voorzijde van de auto. Diezelfde dag vond de politie in Elsendorp een groene Audi zonder kentekenplaat aan de voorzijde. In en rond de auto lagen diverse goederen, waaronder
sieraden, een clownsmasker, handschoenen en een koevoet. Die zijn in beslag genomen.
Ook zijn er bloedsporen aangetroffen en veiliggesteld.
Vervolgens zijn diverse goederen en sporen bemonsterd en aan DNA-onderzoek
onderworpen. De uitkomst van dat onderzoek leidde tot de aanhouding van drie verdachten,
te weten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en verdachte. De identiteit van de vierde verdachte is
onbekend gebleven.
Op twee vitrines in de juwelierszaak zijn – kort gezegd – bloedsporen aangetroffen waarvan het DNA-profiel in de bemonsteringen met een kans van kleiner dan één op één miljard matcht met het DNA-profiel van verdachte.
Verdachte heeft de inbraak bekend.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft het feit bekend. Door de raadsman van verdachte is geen bewijsverweer gevoerd. Het feit kan volgens hem bewezen worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Verdachte heeft duidelijk en ondubbelzinnig bekend een van de vier personen te zijn die op 15 februari 2024 een inbraak hebben gepleegd bij [slachtoffer 1] te Gemert. Verdachte heeft met een moker de toegangsdeur kapot geslagen en is als eerste naar binnen gegaan. Gelet op de bekennende verklaring, volstaat de rechtbank ten aanzien van het bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
  • De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 31 maart 2025;
  • De verklaring van aangever [slachtoffer 2] namens [slachtoffer 1], afgelegd op 15 februari 2024, p. 25-47 (incl. bijlagen) van het einddossier;
  • Het relaas van verbalisant [verbalisant], opgemaakt en ondertekend op 18 juli 2024, p. 52-61 van het einddossier.
  • Een proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ([adres 2]), opgemaakt en ondertekend op 18 maart 2024, p. 92-98 van het einddossier.
  • Een rapport Forensisch DNA-onderzoek van The Maastricht Forensic Institute (TMFI) van 20 maart 2024, p. 152-155 van het einddossier.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven opgesomde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 15 februari 2024 te Gemert, gemeente Gemert-Bakel,
tezamen en in vereniging met anderen,
horloges en sieraden, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen horloges en sieraden onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft aansluiting gezocht bij de richtlijnen voor een ramkraak en heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van voorarrest en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft verzocht toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht en aan verdachte een vrijheidsstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan voorarrest zodat er een groter gedeelte aan voorwaardelijke vrijheidsstraf overblijft, met daaraan gekoppeld alle bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een inbraak bij
[slachtoffer 1]. Deze inbraak heeft in de nachtelijke uren plaatsgevonden en heeft iets
meer dan een minuut geduurd. De inbraak typeert zich door het georganiseerde, planmatige
en gewelddadige karakter. Ieder van de betrokkenen heeft hierin een belangrijk aandeel
gehad. Alle verdachten droegen gezichtsbedekkende kleding en sommigen hadden
hoofdlampjes bij zich. Verder hadden ze tassen bij zich om de buit in te stoppen en materiaal om deuren, ramen en vitrines mee kapot te slaan. Op de camerabeelden is te zien dat het rolluik van de winkel omhooggehouden wordt met een krik, waarna de glazen toegangsdeur van de juwelierszaak van buitenaf met een moker aan gruzelementen wordt geslagen. Alle verdachten gaan vervolgens de winkel binnen. Verdachte slaat vervolgens één voor één alle vitrines stuk met de moker. Daarna pakken alle verdachten de sieraden en horloges uit de vitrines en doen deze in de meegebrachte tassen. Als ze alle vitrines langs zijn gegaan, verlaten de verdachten de winkel.
Verdachte en zijn mededaders hebben een enorme ravage in het winkelpand aangericht. Het
is voor winkeliers vrijwel onmogelijk om zich tegen deze agressieve vorm van criminaliteit
te beveiligen. In de maatschappij wekken dit soort brutale inbraken gevoelens op van onrust
en onveiligheid. Met zijn handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen enkel
respect te hebben voor de eigendommen en gevoelens van een ander en enkel uit te zijn op
financieel gewin.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie van 4 oktober 2024, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten. Sterker
nog, het onderhavige feit is gepleegd terwijl verdachte in een proeftijd liep voor een
veroordeling voor (o.a.) een diefstal met bedreiging met geweld. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en de strafmaat gekeken naar
straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. Gelet op de aard en de ernst van het
feit is naar het oordeel van de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. De
omstandigheid dat de inbraak in samenwerking met anderen is gepleegd en dat daarbij met
grof geweld forse schade is toegebracht, rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank een
gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De reclassering heeft de rechtbank in haar rapport van 25 februari 2025 geadviseerd om verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, zodat daaraan bijzondere voorwaarden kunnen worden verbonden. Het is volgens de reclassering wenselijk dat verdachte meewerkt aan psychologisch onderzoek. Zo kan meer inzicht worden verkregen in de persoon van verdachte en kan worden bepaald of behandeling kan bijdragen aan het voorkomen van recidive.
De rechtbank ziet in het rapport van de reclassering aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen en daaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden. De rechtbank heeft ter terechtzitting van 31 maart 2025 ook de indruk gekregen dat verdachte open staat voor hulp en reclasseringstoezicht.
De rechtbank weegt in dit verband ook mee dat verdachte verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn aandeel in het feit.
De strafoplegging
Alles afwegend, acht de rechtbank voor het bewezen verklaarde feit een gevangenisstraf
voor de duur van 12 maanden passend en geboden. Zij heeft hierbij aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten die te gelden hebben voor een ramkraak, gelet op de grote omvang van de schade en het buitgemaakte bedrag en de bijzondere professionaliteit in de planning en de uitvoering.
De rechtbank zal van deze straf een gedeelte van vier maanden voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van het locatieverbod voor Gemert omdat de rechtbank daarin geen meerwaarde ziet.
Adolescentenstrafrecht
Anders dan door de raadsman van verdachte is verzocht, zal de rechtbank geen toepassing geven aan het jeugdstrafrecht. Evenals de reclassering ziet de rechtbank daarvoor onvoldoende aanknopingspunten.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank bepaalt dat het bevel tot voorlopige hechtenis dient te worden opgeheven op het moment dat het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf gelijk is aan de duur van het voorarrest.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 09.102970.21.

Aan verdachte is bij vonnis van 4 juli 2022 een jeugddetentie opgelegd voor de duur van 130 dagen, waarvan 83 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft nu gevorderd dat de voorwaardelijke jeugddetentie van 83 dagen ten uitvoer wordt gelegd, in de vorm van een gevangenisstraf van iets kortere duur (vanwege het zwaardere regime in volwassenendetentie ten opzichte het regime in jeugddetentie), bijvoorbeeld 75 dagen, omdat verdachte het onderhavige feit binnen de hierboven genoemde proeftijd heeft begaan. De raadsman bepleit afwijzing van de vordering dan wel gedeeltelijke tenuitvoerlegging.
De vordering van de officier van justitie voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is ook gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig.
De rechtbank ziet daarom aanleiding om, zoals de officier van justitie heeft gevorderd, de tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf te gelasten.
De rechtbank zal de jeugddetentie – anders dan door de officier van justitie gevorderd – echter omzetten in een taakstraf als hierna te melden. De reden dat de rechtbank hiertoe overgaat is gelegen in het volgende: Aan veroordeelde wordt (bij dit vonnis) een reclasseringstoezicht opgelegd en de rechtbank acht het wenselijk dat dit toezicht op korte termijn aanvangt. Een aansluitende, extra detentie zou dit doorkruisen.
De rechtbank zal het aantal uren taakstraf bepalen op 166 uren.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen: 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende misdrijf oplevert:

diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

- verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrekovereenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
waarvan 4 maanden voorwaardelijken een
proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden:
 veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Bezuidenhoutseweg 179 Den Haag. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 veroordeelde werkt mee aan psychodiagnostiek door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Indien een behandeling geïndiceerd blijkt werkt hij hier aan mee. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
 veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
- geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Hierbij gelden als voorwaarden dat de veroordeelde:
1) meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
2) meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling
- beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer te Den Haag van 04 juli 2022, gewezen onder parketnummer 09-102970-21, te weten:
een jeugddetentie van 83 dagen, en zet deze om in een taakstraf voor de duur van 166 uren subsidiair 83 dagen hechtenis.
Voorlopige hechtenis
- heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.M. Hettinga, voorzitter,
mr. E.M.J. Raeijmaekers en mr. P.M. Lindeman, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.J.S. Doornbosch, griffier,
en is uitgesproken op 22 april 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal einddossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, District Recherche Helmond, onderzoek FALKE, zaaknummer OB3R024041, proces-verbaalnummers PL2100-2024034252 en PL2100-2024034650, gesloten op 13 september 2024, aantal doorgenummerde pagina’s: 303.