ECLI:NL:RBOBR:2025:2276

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
10720671
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over gebreken bij beëindiging huurovereenkomst en terugbetaling waarborgsom

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, is er een geschil ontstaan tussen de eisers en gedaagden over de beëindiging van een huurovereenkomst en de terugbetaling van de waarborgsom. De eisers, vertegenwoordigd door gemachtigde V.A. Valjavec, hebben de huurovereenkomst opgezegd en vorderen de terugbetaling van de waarborgsom van € 2.990,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagden, vertegenwoordigd door mr. A.J. Peerboom, betwisten de terugbetaling en vorderen in reconventie schadevergoeding voor herstelkosten van gebreken die bij de eindoplevering van het gehuurde zijn geconstateerd.

De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 20 januari 2025, waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisers het gehuurde niet in dezelfde staat hebben opgeleverd als bij aanvang van de huurovereenkomst. De kantonrechter oordeelt dat de eisers aansprakelijk zijn voor de herstelkosten, die in totaal € 2.623,60 bedragen, en dat de gedaagden recht hebben op deze vergoeding. De kantonrechter heeft de vordering van de eisers tot terugbetaling van de waarborgsom gedeeltelijk toegewezen, waarbij rekening is gehouden met de verschuldigde herstelkosten.

De kantonrechter heeft in zijn vonnis geoordeeld dat de eisers in conventie grotendeels in het ongelijk zijn gesteld en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten. In reconventie zijn de gedaagden ook in het gelijk gesteld, en de eisers zijn veroordeeld tot betaling van de herstelkosten en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 10720671 \ CV EXPL 23-5797
Vonnis van 10 april 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [plaats] ,
2.
[eiser 2],
te [plaats] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: V.A. Valjavec,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [plaats] ,
2.
[gedaagde 2],
te [plaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
gemachtigde: mr. A.J. Peerboom.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de aanvullende producties van [gedaagden] (productie 4, 17 en 18);
- de mondelinge behandeling van 20 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waarbij namens [eisers] spreekaantekeningen zijn voorgedragen.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot een woonruimte aan de [adres] in [plaats] (hierna: het gehuurde). [eisers] heeft de huurovereenkomst opgezegd en heeft tot 30 juni 2023 in het gehuurde gewoond.
2.2.
Huurinc Housing B.V. heeft als beheerder van het gehuurde opgetreden.
2.3.
[eisers] heeft bij het aangaan van de huurovereenkomst een waarborgsom van € 2.990,00 aan [gedaagden] betaald. Bij het einde van de huurovereenkomst heeft [gedaagden] de waarborgsom niet terugbetaald.
2.4.
[gedaagden] heeft bij het einde van de huurovereenkomst een eindafrekening voor een bedrag van € 3.901,10 aan [eisers] gestuurd. Deze factuur is niet door [eisers] betaald.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eisers] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagden] te veroordelen tot betaling van € 2.990,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2023 tot aan de dag van voldoening;
[gedaagden] te veroordelen tot betaling van € 513,04 aan buitengerechtelijke incassokosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2023 tot aan de dag van voldoening;
[gedaagden] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[eisers] legt hier, samengevat, het volgende aan ten grondslag. Bij aanvang van de huurovereenkomst heeft geen voorinspectie plaatsgevonden. Bij het einde van de huurovereenkomst is slechts een summiere beschrijving opgemaakt van het gehuurde. Er wordt schade op de beschrijving vermeld die al aanwezig was bij aanvang van de huurovereenkomst. [eisers] betwist dat hij de door [gedaagden] gepresenteerde schade veroorzaakt heeft. Het gehuurde is opgeleverd in de staat waarin het was bij aanvang van de huurovereenkomst. Daarbij heeft [eisers] alleen getekend voor het inleveren van de sleutels. [gedaagden] heeft [eisers] ook geen mogelijkheid geboden om de vermeende schade te herstellen. Op grond van de huurovereenkomst dient [gedaagden] de waarborgsom binnen één maand na beëindiging van de huurovereenkomst, dus uiterlijk 31 juli 2023, terug te betalen. Omdat [gedaagden] de waarborgsom niet terugbetaald heeft, is hij in verzuim. [gedaagden] is tevens buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd en wettelijke rente.
3.3.
[gedaagden] voert samengevat het volgende verweer. Op 30 juni 2023 heeft de eindinspectie plaatsgevonden. Er is een rapport van opgemaakt inclusief foto’s dat door [eisers] voor akkoord is ondertekend. [eisers] heeft de geconstateerde gebreken aan het gehuurde niet hersteld waardoor [gedaagden] deze gebreken zelf hersteld heeft of heeft laten herstellen. Bij het aangaan van de huurovereenkomst waren de geconstateerde gebreken niet aanwezig, dit is ook vastgelegd in een rapportage. Het gehuurde moest door [eisers] in dezelfde staat opgeleverd worden als bij aanvang van de huurovereenkomst. De vermelde gebreken veroorzaakt door [eisers] kwalificeren als een niet-nakoming van de huurovereenkomst bij de eindoplevering (artikel 7:224 BW, artikel 6:74 BW, artikel 6:81 BW, en artikel 6:83, sub a, BW). [eisers] is direct bij of na de eindoplevering in verzuim komen te verkeren en schadeplichtig. Ook is [eisers] aansprakelijk voor de gebreken die na de eindoplevering zijn ontdekt. Deze gebreken aan de oven en de vaatwasser maar ook de sifons en vloerbedekking zijn voor [gedaagden]
verborgen gebreken en ontstaan tijdens de huur door [eisers] Het herstel van de gebreken kost in totaal € 4.139,66. [eisers] heeft dus geen recht op terugbetaling van de waarborgsom. De vordering van [eisers] moet daarom afgewezen worden.
in reconventie
3.4.
[gedaagden] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
  • te verklaren voor recht dat [eisers] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst door het gehuurde bij de eindoplevering met gebreken terug op te leveren aan [gedaagden] ;
  • [gedaagden] te veroordelen tot vergoeding van:
o de herstelkosten van € 3.901,10 inclusief de gemaakte schoonmaakkosten dan wel subsidiair de contractuele schoonmaakkosten van € 250,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2022;
o de aanvullende herstelkosten van € 238,56 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2022;
o vergoeding van de contractuele boete van € 1.550,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2022;
o vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten van € 797,87 te vermeerderen met de wettelijke rente;
o de proceskosten en nakosten.
3.5.
[gedaagden] legt hier, samengevat, het volgende aan ten grondslag. Het herstellen van de gebreken die aanwezig waren bij de oplevering van de woning kost € 3.901,10. Hierin zit ook een bedrag aan huurderving van € 750,00 omdat [gedaagden] het gehuurde niet meteen opnieuw heeft kunnen verhuren. Primair wordt € 750,00 aan schoonmaakkosten gevorderd. Indien dit niet kan worden toegewezen wordt subsidiair € 250,00 gevorderd op grond van art. 18 van de huurovereenkomst. Ook de aanvullende reparatiekosten, die pas later zijn ontdekt, van € 183,81 (oven) en € 54,95 (vaatwasser) komen voor rekening van [eisers] Omdat [eisers] het gehuurde niet in de oorspronkelijke staat heeft opgeleverd is [eisers] op grond van art. 11 van de huurovereenkomst een boete van
€ 50,00 per dag verschuldigd tot 1 augustus 2023 zijnde een bedrag van € 1.550,00. [eisers] is ook de buitengerechtelijke incassokosten van € 797,87 verschuldigd.
3.6.
[eisers] heeft tijdens de zitting verweer gevoerd.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
Gelet op de samenhang zullen de vorderingen in conventie en in reconventie gezamenlijk behandeld worden.
Eindoplevering gehuurde
4.2.
Partijen twisten over de vraag of het gehuurde door [eisers] met gebreken is opgeleverd en of de kosten voor het herstel van deze gebreken voor zijn rekening moeten komen. Het standpunt van [eisers] komt er kortgezegd op neer dat het gehuurde bij aanvang al in een slechte staat verkeerde en dat hij het gehuurde in dezelfde staat heeft opgeleverd als bij aanvang van de huurovereenkomst. [gedaagden] heeft dit gemotiveerd betwist en aangevoerd dat het gehuurde bij aanvang in een goede staat verkeerde en aan het einde van de huurovereenkomst niet.
4.3.
Op grond van art. 7:224 lid 2 BW moet de huurder in het geval er een beschrijving van het gehuurde is gemaakt het gehuurde in dezelfde staat opleveren waarin dit volgens de beschrijving is aanvaard, met uitzondering van geoorloofde veranderingen en toevoegingen en hetgeen door ouderdom teniet is gegaan of beschadigd. Indien geen beschrijving is gemaakt wordt de huurder, behoudens tegenbewijs, verondersteld het gehuurde in de staat te hebben ontvangen zoals deze is bij het einde van de huurovereenkomst.
4.4.
[eisers] heeft tijdens de mondelinge behandeling, onder verwijzing naar een uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (ECLI:NL:GSHE:2022:1855) aangevoerd dat voorbij gegaan moet worden aan de inspectie die bij de aanvang van het gehuurde is opgemaakt (productie 3 dagvaarding). Volgens hem is de opgemaakte beschrijving te algemeen en kan daaruit niet afgeleid worden in welke staat het gehuurde bij de aanvang van de huurovereenkomst was. Het ging volgens [eisers] om een oude woning die in een slechte staat verkeerde. [gedaagden] heeft dit weersproken en betoogd dat uit het rapport voldoende blijkt hoe de situatie bij aanvang van de huur was. De kantonrechter is van oordeel dat in dit geval het rapport bij aanvang van de huur voldoende duidelijk is over de staat van het gehuurde bij aanvang van de huur. Hoewel er met de tekst op het formulier summier is aangegeven dat er geen gebreken waren wordt de staat van het gehuurde verder vastgelegd door de foto’s die bij het rapport gevoegd zijn. Naar het oordeel van de kantonrechter kan daaruit een voldoende beschrijving van het gehuurde afgeleid worden en geeft dit een reëel beeld van de staat van het gehuurde bij aanvang van de huurovereenkomst. [gedaagden] heeft overigens tijdens de mondelinge behandeling onweersproken aangevoerd dat het gehuurde in 1998 is gebouwd en dat van een oude woning dus geen sprake is. Verder acht de kantonrechter het ook van belang dat [eisers] het rapport voor akkoord van de inspectie bij aanvang van de huur ondertekend heeft. Als het gehuurde bij aanvang in een dermate oude en vervallen staat verkeerde, zoals hij stelt, dan had het op zijn weg gelegen om hier opmerkingen over te maken bij de inspectie en niet het formulier zonder opmerkingen voor akkoord te ondertekenen.
4.5.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat wat betreft de staat van het gehuurde bij aanvang van de huurovereenkomst uitgegaan kan worden van het rapport dat opgemaakt is bij de aanvang van de huurovereenkomst (productie 3 dagvaarding). Vaststaat dat op 20 juni 2023 een rapport van de eindinspectie van het gehuurde is opgemaakt dat is ondertekend door zowel [eisers] als [gedaagden] (productie 4 dagvaarding). Dat [eiser 2] niet wist waarvoor hij tekende omdat hij geen Nederlands spreekt zoals hij heeft aangevoerd, is een omstandigheid die voor zijn eigen rekening komt. Vaststaat dat zijn partner, die wel Nederlands spreekt, in de auto zat ten tijde van de eindinspectie. Indien voor hem zaken niet duidelijk waren had hij haar om hulp kunnen vragen en in ieder geval dit aan [gedaagden] kenbaar moeten maken. Daarnaast is door [gedaagden] onbetwist aangevoerd dat in het Engels aan hem uitgelegd is waarvoor hij tekende. Er is door [eisers] verder ook geen voorbehoud gemaakt bij de ondertekening en de sleutels zijn meteen ingeleverd. De kantonrechter is van oordeel dat als het rapport van de eindinspectie vergeleken wordt met het inspectierapport dat opgemaakt is bij aanvang van de huurovereenkomst vastgesteld kan worden dat [eisers] het gehuurde niet in dezelfde staat heeft opgeleverd. Op de foto’s is te zien dat de koelkast, de gordijnen, de luxaflex, de buitendeur en de keukenkastjes niet beschadigd waren bij aanvang van de huurovereenkomst en bij het einde van de huurovereenkomst wel. Ook blijkt duidelijk uit de foto’s dat bij het einde van huurovereenkomst sprake is van schimmelvorming in de badkamer en dat de muren vol vlekken zaten die er bij aanvang van de huurovereenkomst niet op zaten. Wat betreft de tuin is op de foto’s bij aanvang en bij einde van de huurovereenkomst ook duidelijk een verschil te zien in de mate van onderhoud. Het voorgaande brengt met zich dat [eisers] niet voldaan heeft aan zijn verplichting uit art. 7:224 lid 2 BW.
4.6.
[eisers] heeft nog aangevoerd dat er geen voorinspectie heeft plaatsgevonden waardoor hem de kans ontnomen is om zelf de gebreken te herstellen. Geoordeeld wordt dat het niet aan [gedaagden] tegengeworpen kan worden dat er geen voorinspectie heeft plaatsgevonden. Tijdens de mondelinge behandeling is door [gedaagden] verklaard dat [eisers] gebeld is om een voorinspectie in te plannen maar dat er toen door [eisers] is aangegeven dat hij wilde dat zijn privacy gerespecteerd zou worden en dat hij geen voorinspectie wilde. Dit wordt ondersteund door de e-mail van [eisers] van 29 mei 2023 (productie 5 conclusie van antwoord) waarin hij aan [gedaagden] mededeeld dat hij wil dat zijn privacy gerespecteerd wordt. De kantonrechter acht de verklaring van [gedaagden] op zitting voldoende overtuigend en [eisers] heeft daar onvoldoende tegenin gebracht waaruit het tegendeel blijkt. Daarbij heeft [eisers] op het inspectierapport bij einde van de huurovereenkomst zonder voorbehoud ervoor getekend dat de kosten van herstel bij hem in rekening gebracht mogen worden. [eisers] is daarom gehouden de herstelkosten te vergoeden. De kantonrechter zal hierna afzonderlijk ingaan op de diverse door [gedaagden] gevorderde schadeposten.
4.7.
Het voorgaande brengt met zich dat de door [gedaagden] in reconventie gevorderde verklaring voor recht dat [eisers] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst door het gehuurde bij de eindoplevering met gebreken terug op te leveren aan [gedaagden] zal worden toegewezen.
De herstelkosten
4.8.
[gedaagden] heeft in totaal een bedrag van € 3.901,10 bij [eisers] in rekening gebracht (productie 10 conclusie van antwoord). De kantonrechter zal de posten op deze factuur hierna afzonderlijk bespreken.
16.3
uur [A] Hovenier
4.9.
Hiervoor is al geoordeeld dat uit de overgelegde foto’s blijkt dat de tuin niet goed onderhouden is en niet in dezelfde staat is opgeleverd als bij aanvang van de huurovereenkomst. [eisers] heeft tijdens de mondelinge behandeling vraagtekens geplaatst bij deze factuur maar [gedaagden] heeft tijdens de mondelinge behandeling een duidelijke uitleg bij de factuur gegeven die door [eisers] verder niet is weersproken. Het verschil in omschrijving op de twee facturen is ontstaan omdat [gedaagden] aan de hovenier gevraagd heeft om een duidelijkere omschrijving op te nemen op de factuur zodat duidelijk was dat deze op het gehuurde zag en niet op de woning van [gedaagden] die naast het gehuurde ligt. De kantonrechter is daarom van oordeel dat het bedrag van € 798,60 toegewezen kan worden.
16.3
uur [B] tuin werk poort repareren
4.10.
De kantonrechter is van oordeel dat niet gebleken is dat de poort hersteld moest worden. Dit volgt niet uit het rapport van de eindinspectie en ook niet uit de bij het rapport gevoegde foto’s. Ook is niet duidelijk welke andere werkzaamheden nog aan de tuin verricht moesten worden naast de werkzaamheden die door de hovenier zijn uitgevoerd. Deze post wordt daarom afgewezen.
Koelkast repareren
4.11.
[eisers] heeft aangevoerd dat de koelkast oud was en door slijtage kapot gegaan is. [gedaagden] heeft dit weersproken. De kantonrechter is van oordeel dat uit de overgelegde foto’s blijkt dat in de achterwand van de koelkast scheuren zitten, die er bij aanvang van de huurovereenkomst niet in zaten. Niet valt in te zien hoe deze scheuren door ouderdom veroorzaakt kunnen zijn. Het standpunt van [eisers] wordt daarom niet gevolgd. Het gevorderde bedrag (€ 120,00) zal worden toegewezen.
Gordijnen repareren
4.12.
Uit de overgelegde foto’s blijkt dat de vitrages kapot waren bij het einde van de huurovereenkomst. Het is echter niet duidelijk hoe [gedaagden] dit gebrek hersteld heeft. Op de factuur wordt gesproken over reparatie van de gordijnen en in de conclusie van antwoord wordt gesteld dat de vernielde vitrages zijn vervangen door luxaflex voor de drie ramen in de woonkamer (punt 25 conclusie van antwoord). [gedaagden] vordert vervolgens een bedrag van € 200,00. De kantonrechter stelt vast dat dit bedrag op geen enkele wijze onderbouwd is door [gedaagden] en onduidelijk is wat er precies gedaan is voor dit bedrag. Het bedrag wordt daarom afgewezen.
Poetswerk 15.00 uur poetshulp vriendin en [C] poetsen
4.13.
[gedaagden] vordert in totaal een bedrag van € 750,00 voor het schoonmaken van het gehuurde. Subsidiair worden de contractuele schoonmaakkosten van € 250,00 gevorderd.
4.14.
Op grond van punt 18 van de bijzondere bepalingen in de huurovereenkomst kan [gedaagden] aanspraak maken op € 250,00 vanwege een verplichte eindschoonmaak indien het gehuurde niet schoon en leeg is opgeleverd. Aan de hand van de overgelegde foto’s staat vast dat het gehuurde niet schoon was ten tijde van de oplevering. [eisers] moet daarom op grond van de huurovereenkomst € 250,00 aan schoonmaakkosten betalen. [gedaagden] heeft onvoldoende gesteld om aanspraak te kunnen maken op een hoger bedrag. Voor het schoonmaken van het gehuurde zal daarom een bedrag van € 250,00 worden toewezen.
Schilderen + verf achterdeur
4.15.
[gedaagden] vordert € 325,00 voor de verf en het schilderen van de achterdeur. Op basis van de overgelegde foto’s staat vast dat de achterdeur bij oplevering beschadigd was en opnieuw geschilderd moest worden. [eisers] heeft de hoogte van de herstelkosten onvoldoende betwist zodat een bedrag van € 325,00 wordt toegewezen.
Muren texen die vuil waren + tex
4.16.
[gedaagden] vordert € 350,00 voor latex en het verven van de muren. Op basis van de overgelegde foto’s staat vast dat de muren in het gehuurde vies en beschadigd waren bij oplevering. [eisers] heeft de hoogte van de herstelkosten onvoldoende betwist zodat een bedrag van € 350,00 wordt toegewezen. Gelet op de staat van de muren komt het bedrag de kantonrechter ook niet onredelijk voor.
Keuken opknappen en bijpunten
[gedaagden] vordert € 30,00 voor het bijpunten van het schilderwerk op de keukenkastjes. Op basis van de overgelegde foto’s staat vast het schilderwerk in de keuken beschadigd was. [eisers] heeft de hoogte van de herstelkosten onvoldoende betwist zodat een bedrag van € 30,00 wordt toegewezen.
Halve maand juli huur
4.17.
[gedaagden] maakt aanspraak op een bedrag van € 750,00 omdat hij het gehuurde niet meteen heeft kunnen verhuren omdat eerst de gebreken hersteld moesten worden. [eisers] heeft dit niet gemotiveerd weersproken en heeft op het opleverrapport ook getekend voor het in rekening brengen van een halve maand huur. Daarbij acht de kantonrechter het aannemelijk dat [gedaagden] enige tijd nodig heeft gehad om de gebreken aan het gehuurde te herstellen. Een halve maand huur wordt ook redelijk geacht. Het gevorderde bedrag wordt daarom toegewezen.
Totale kosten voor herstel gebreken
4.18.
Op grond van het voorgaande wordt in totaal een bedrag van € 2.623,60 toegewezen voor het herstellen van de gebreken. De gevorderde rente, waartegen geen verweer gevoerd is, wordt toegewezen wordt toegewezen vanaf 30 juni 2023 (datum einde huurovereenkomst).
Aanvullende herstelkosten
4.19.
[gedaagden] maakt aanspraak op een bedrag van € 238,56 aanvullende herstelkosten in verband met onder andere gebreken aan de oven en vaatwasser. Deze gebreken zijn na oplevering aan het licht gekomen en komen ook voor rekening van [eisers] , aldus [gedaagden] [eisers] heeft deze gebreken betwist.
4.20.
De kantonrechter stelt voorop [gedaagden] [eisers] in alle redelijkheid alleen aansprakelijk kan houden voor het herstel van de opleverpunten die zijn vermeld in de rapportage van de eindinspectie. Dit zou anders kunnen liggen als het gaat om gebreken of beschadigingen ten aanzien waarvan [gedaagden] aannemelijk maakt dat de bij de eindinspectie niet of nauwelijks vast te stellen waren of dat [eisers] het had moeten mededelen. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagden] onvoldoende heeft aangevoerd om aan te kunnen nemen dat deze gebreken tijdens de eindinspectie niet of nauwelijks vast te stellen waren. Het gevorderde bedrag wordt daarom afgewezen.
Boete
4.21.
Op grond van art. 11.1 onder c van de huurovereenkomst maakt [gedaagden] aanspraak op een boete van € 50,00 per dag dat [eisers] in gebreke is geweest met een correcte oplevering van het gehuurde. Het gaat om een bedrag van € 1.550,00, zijnde 31 dagen gerekend tot 1 augustus 2023 omdat de woning toen opnieuw in de verhuur ging. Het meest verstrekkende verweer van [eisers] is dat de algemene bepalingen niet van toepassing zijn omdat hij er nooit voor getekend heeft. Verder heeft hij aangevoerd dat het een oneerlijk beding is en niet in verhouding met de schade staat.
4.22.
De kantonrechter is van oordeel dat in het midden kan blijven of de algemene voorwaarden van toepassing zijn omdat [gedaagden] hoe dan ook geen aanspraak kan maken op deze boete. [eisers] heeft namelijk op de eindinspectie ervoor getekend dat er gebreken aan het gehuurde zijn en heeft ermee ingestemd dat de gebreken door [gedaagden] hersteld worden. Ook heeft hij getekend voor het in rekening brengen van een halve maand huur in verband met de tijd die gemoeid is voor het herstellen van de gebreken en heeft hij de sleutels ingeleverd. [eisers] kon de gebreken na de oplevering ook niet meer zelf herstellen omdat hij geen toegang tot het gehuurde meer had. De kantonrechter is daarom van oordeel dat er geen boete gevorderd kan worden omdat [eisers] nog altijd in gebreke zou met het in goede staat opleveren van het gehuurde. [eisers] heeft afgezien van het zelf herstellen en in goede staat opleveren van de woning. En daarbij is een halve maand huurderving toegewezen, het zou dubbelop zijn als daarboven op ook nog een boete verschuldigd zou zijn. De gevorderde boete wordt daarom afgewezen.
Conclusie
4.23.
Gelet op het voorgaande is [eisers] aan [gedaagden] een bedrag van € 2.623,60 te vermeerderen met de wettelijke rente verschuldigd voor het herstellen van de gebreken. [eisers] heeft een bedrag van € 2.990,00 aan waarborgsom, te vermeerderen met de wettelijke rente, teruggevorderd. Gelet op het bedrag dat [eisers] verschuldigd is aan [gedaagden] zal een gedeelte van de waarborgsom nog aan hem terugbetaald moeten worden, zijnde een bedrag van € 366,40 (€ 2.990,00 - € 2.623,60) waarbij over en weer rekening gehouden moet worden met de wettelijke rente. Over en weer is er geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de gevorderde wettelijk rente. Geen van partijen heeft een beroep op verrekening gedaan. De kantonrechter zal daarom in conventie [gedaagden] veroordelen tot terugbetaling van de waarborgsom te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 366,40 omdat dit het bedrag van de waarborgsom is waarop [eisers] nog aanspraak kan maken. In reconventie zal [eisers] veroordeeld worden tot betaling van de herstelkosten te vermeerderen met de wettelijke rente. De kantonrechter gaat er van uit dat partijen zelf de vorderingen onderling met elkaar zullen verrekenen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.24.
Zowel [eisers] als [gedaagden] maken aanspraak op de buitengerechtelijke incassokosten. Zowel in conventie als in reconventie zullen de buitengerechtelijke incassokosten afgewezen worden, nu niet is gebleken dat een aanmaning conform de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW heeft plaatsgevonden.
Proceskosten
4.25.
[eisers] is in conventie grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagden] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
595,00
4.26.
[eisers] is reconventie grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [gedaagden] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
339,00
(2 punten × factor 0,5 × € 339,00)
Totaal
339,00

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagden] om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 2.990,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 366,40, met ingang van 13 augustus 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten van € 595,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5.
verklaart voor recht dat [eisers] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst door het gehuurde bij de eindoplevering met gebreken terug op te leveren aan [gedaagden] ,
5.6.
veroordeelt [eisers] om aan [gedaagden] te betalen een bedrag van € 2.623,60, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 30 juni 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.7.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten van € 339,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.8.
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in conventie en in reconventie
5.10.
veroordeelt [eisers] tot betaling van de kosten van betekening als [eisers] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. van den Berk en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2025.