ECLI:NL:RBOBR:2025:222

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
C/01/407656 / HA ZA 24-539
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident en hoofdzaak betreffende voorlopige voorziening kinderalimentatie en verdeling van gemeenschap

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant op 22 januari 2025, is een incident aan de orde dat betrekking heeft op een voorlopige voorziening tot betaling van kinderalimentatie. De vrouw, hierna aangeduid als 'de vrouw', heeft verzocht om een bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw een bedrag van € 145,00 per kind per maand vordert, met ingang van 1 september 2024, en dat deze bijdrage jaarlijks geïndexeerd zal worden. De man heeft verweer gevoerd tegen deze vordering, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoekschriftprocedure gevolgd moet worden voor zaken met betrekking tot levensonderhoud, zoals kinderalimentatie. Daarom heeft de rechtbank de zaak verwezen naar het Team Familie- en Jeugdrecht van de rechtbank voor verdere behandeling.

In de hoofdzaak heeft de vrouw in reconventie vorderingen ingesteld die onder andere betrekking hebben op de verdeling van de gemeenschap van de woning en de zorgregeling voor de kinderen. De vrouw heeft verzocht om een verdeling van de woning en heeft een zorgregeling voorgesteld. De man heeft ook hier verweer tegen gevoerd. De rechtbank heeft in haar beoordeling bevestigd dat de verzoekschriftprocedure ook voor deze vorderingen dwingend voorgeschreven is. De rechtbank heeft de zaak voor het overige verwezen naar de rol van 19 februari 2025 voor een antwoordakte van de man op de gewijzigde eis in reconventie. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. E.J.C. Adang.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/407656 / HA ZA 24-539
Vonnis in incident en in de hoofdzaak van 22 januari 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
eisende partij in conventie in de hoofdzaak,
verwerende partij in reconventie in de hoofdzaak,
verwerende partij in het incident,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. W.H.A. de Koning,
tegen
[gedaagde],
te ' [plaats] ,
gedaagde partij in conventie in de hoofdzaak,
eisende partij in reconventie in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. L.G.F. Gootzen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie en de incidentele vordering ex artikel 223 Rv (van de vrouw)
  • de incidentele conclusie van antwoord (van de man)
  • de akte verandering van eis in reconventie en in het incident en uitlaten producties (van de vrouw)
  • de conclusie van antwoord in reconventie (van de man)
  • de antwoordakte verandering van eis in reconventie en de akte verandering van eis in conventie (van de man)
  • de antwoordakte verandering van eis in conventie en akte verandering van eis in reconventie (van de vrouw).
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident en in de hoofdzaak.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
De vrouw vordert, na wijziging van eis, in incident dat de rechtbank bij wege van een voorlopige voorziening bepaalt dat de man zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen met een bedrag van € 145,00 per kind per maand met ingang van de datum dat de vrouw kindgebonden budget ontvangt aldus per 1 september 2024, jaarlijks te indexeren voor het eerst op 1 januari 2025, althans een met ingang van een datum in goede justitie te bepalen onderhoudsbijdrage.
2.2.
De man voert verweer.
2.3.
De rechtbank overweegt als volgt. In alle zaken met betrekking tot levensonderhoud, verschuldigd krachtens Boek 1 BW (waaronder kinderalimentatie), moet het volgen van de verzoekschriftprocedure als dwingend voorgeschreven worden beschouwd. Dat wordt ook door de man als verweer aangevoerd. De vrouw heeft haar incidentele vordering ingeleid met een dagvaarding in plaats van met een verzoekschrift. De rechtbank zal daarom de zaak verwijzen naar het Team Familie- en Jeugdrecht van deze rechtbank en bevelen dat de procedure in de stand waarin deze zich bevindt wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure. Daar heeft de vrouw ook om verzocht voor het geval de rechtbank van oordeel zou zijn dat het verzoek met een verzoekschrift zou moeten worden ingeleid.

3.De beoordeling in de hoofdzaak

3.1.
De vrouw vordert in reconventie, na wijziging van eis in de akte van 16 oktober 2024, dat de rechtbank:
verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap van de woning aan de [adres] te [plaats] vaststelt in die zin dat deze wordt toebedeeld aan de vrouw tegen een waarde van primair € 595.000,00, subsidiair € 605.000,00, meer subsidiair € 625.000,00, onder bepaling dat aan de man toekomt de helft van de overwaarde minus de investering van de man van € 13.631,85;
bepaalt dat de minderjarige kinderen hoofdverblijfplaats bij moeder zullen hebben
een zorgregeling bepaalt, inhoudende:
a. In de oneven weken verblijven de kinderen op maandagochtend, woensdag vanaf 07.30 uur en donderdag (de hele dag) en vanaf vrijdag 17.00/17.30 uur tot zondagavond 17.00 uur bij moeder. Op maandagmiddag en dinsdagmiddag gaan de kinderen naar de opvang. Op woensdag brengt vader de kinderen om 07.30 uur naar moeder.
b. In de even weken verblijven de kinderen op dinsdagavond vanaf 17.30 uur, woensdag en donderdag overdag tot 18.00/18.30 uur en vanaf zondag 17.00 uur bij moeder waarbij zij op maandag en dinsdag naar de opvang gaan. Vader haalt de kinderen bij moeder op.
4. bepaalt dat de vakanties en feestdagen bij helfte worden verdeeld conform de uiteenzetting in punt 54 van de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie
5. bepaalt dat de man zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen met een bedrag van € 145,00 per kind per maand met ingang van de datum dat de vrouw kindgebonden budget ontvangt aldus per 1 september 2024, jaarlijks te indexeren voor het eerst op 1 januari 2025, althans een en met ingang van een datum in goede justitie te bepalen onderhoudsbijdrage
6. de kosten van deze procedure compenseert, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
3.2.
De man voert verweer.
3.3.
De vrouw heeft bij akte van 4 december 2024 haar eis in reconventie (weer) gewijzigd. De man heeft nog niet de mogelijkheid gekregen om daarop te reageren. Deze eiswijziging zal daarom bij deze beoordeling niet worden meegenomen.
3.4.
De rechtbank overweegt als volgt. De incidentele vordering van de vrouw, is door de vrouw ook als vordering in reconventie ingesteld, hierboven onder 5. Zoals hiervoor is overwogen moet in alle zaken met betrekking tot levensonderhoud, verschuldigd krachtens Boek 1 BW (waaronder kinderalimentatie), het volgen van de verzoekschriftprocedure als dwingend voorgeschreven worden beschouwd. De rechtbank zal daarom deze vordering in reconventie verwijzen naar het Team Familie- en Jeugdrecht van deze rechtbank en bevelen dat de procedure in de stand waarin deze zich bevindt wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure.
3.5.
In zaken met betrekking tot het hoofdverblijf van minderjarige kinderen en de omgangsregeling, eveneens geregeld in Boek 1 BW, moet het volgen van de verzoekschriftprocedure ook als dwingend voorgeschreven worden beschouwd. Daarop zien de vorderingen in reconventie hierboven onder 2, 3 en 4. Ook ten aanzien van deze vorderingen wordt hier een beroep op gedaan door de man en verzoekt de vrouw voor het geval de rechtbank van oordeel zou zijn dat het verzoek met een verzoekschrift zou moeten worden ingeleid, deze vorderingen door te verwijzen. De rechtbank zal daarom deze vorderingen in reconventie ook verwijzen naar het Team Familie- en Jeugdrecht van deze rechtbank en bevelen dat de procedure in de stand waarin deze zich bevindt wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure.
3.6.
De rechtbank zal de hoofdzaak voor het overige verwijzen naar de rol van 19 februari 2025 voor antwoord akte wijziging van eis in reconventie aan de zijde van de man.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
verwijst de zaak in de stand waarin zij zich bevindt, naar de rechtbank Oost-Brabant, team Familie- en Jeugdrecht, locatie ’s-Hertogenbosch, en beveelt dat de procedure in de stand waarin deze zich bevindt wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure.
in de hoofdzaak
4.2.
verwijst de zaak, voor zover deze betrekking heeft op de reconventionele vorderingen hierboven onder 2, 3, 4 en 5, in de stand waarin zij zich bevindt, naar de rechtbank Oost-Brabant, team Familie- en Jeugdrecht, locatie ’s-Hertogenbosch, en beveelt dat de procedure in de stand waarin deze zich bevindt wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure,
4.3.
bepaalt dat de zaak voor het overige weer op de rol zal komen van
19 februari 2025voor antwoord akte wijziging van eis in reconventie aan de zijde van de man.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op
22 januari 2025.