Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
BewijsInleiding.
snowsealbij de vermeende afnemer niet bemonsterd op dacty en DNA van de verdachte. Ten aanzien van feit 2 moet eveneens vrijspraak volgen, aangezien de aangetroffen stoffen niet door het Nederlands Forensisch Instituut zijn getest waardoor niet met zekerheid vastgesteld kan worden dat deze stoffen cocaïne betreffen en dat verdachte niet woonachtig is in de woning waar deze stoffen zijn aangetroffen.
4 januari 2022 met zijn dealer zien. Dat telefoonnummer is in gebruik bij verdachte en de profielnaam [gebruikersnaam] komt eveneens overeen met de gegevens die op de telefoon van verdachte zijn aangetroffen.
ziplockbagsmet gevulde
snow seals. De 94 aangetroffen
snow sealshadden in totaal een nettogewicht van 32 gram. Uit de indicatieve testen is gebleken dat sprake was van de aanwezigheid van cocaïne.
[betrokkene] in welke vorm dan ook (iets) te maken heeft gehad met het verhandelen van de verdovende middelen. Er zijn geen afnemers die hebben verklaard dat zij van [betrokkene] verdovende middelen hebben gekocht of dat zij op een andere wijze een aandeel had in de feiten.
De bewezenverklaring.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf.
4 januari 2022. Voor de strafbepaling heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte ook eerder en aan meer mensen cocaïne heeft verkocht. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs, eenmaal in handen van gebruikers, ernstige gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren.
artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Als uitgangspunt heeft te gelden dat bij een niet-gedetineerde verdachte de behandeling van de zaak in eerste aanleg dient te zijn afgerond binnen 24 maanden vanaf het tijdstip waarop verdachte in alle redelijkheid de verwachting heeft kunnen ontlenen dat strafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank stelt vast dat op de datum dat het vonnis in deze zaak wordt gewezen de redelijke termijn, gemeten vanaf het tijdstip van het eerste verhoor, met ruim 1 jaar is overschreden.
Toepasselijke wetsartikelen.
- 14a, 14b, 14c, 57 van het Wetboek van Strafrecht; en
- 2, 10 van de Opiumwet.