ECLI:NL:RBOBR:2025:2203

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
01/028737-23 en 01/076000-25
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere overtredingen van de Opiumwet met betrekking tot cocaïnehandel

Op 11 april 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die meerdere keren de Opiumwet heeft overtreden. De verdachte, geboren in 1988 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het verkopen en in bezit hebben van cocaïne. De tenlastelegging omvatte twee parketnummers: 01.028737.23 en 01.076000.25. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig waren en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. Tijdens de zitting op 28 maart 2025 heeft de verdachte zijn betrokkenheid bij de feiten erkend. De rechtbank heeft de bewezenverklaring gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte en diverse proces-verbaal van bevindingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet door cocaïne te verkopen en in bezit te hebben. De opgelegde straf was een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zijn er verbeurdverklaringen en onttrekkingen aan het verkeer van in beslag genomen goederen uitgesproken. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure, wat in strafmatigende zin is verdisconteerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 01.028737.23 en 01.076000.25 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 11 april 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaken tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1988] ,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 maart 2025.
Op deze zitting heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 19 februari 2025 (01.028737.23) en 17 maart 2025 (01.076000.25).
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01.028737.23 tenlastegelegd dat:
t.a.v. feit 1:
hij meermalen, althans eenmaal, op of omstreeks 18 oktober 2022 te Eindhoven en/of te Geldrop en/of te Heeze, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
t.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 18 oktober 2022 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo opzettelijk aanwezig heeft gehad (in de woning [adres 2] ) ongeveer 117,5 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01.076000.25 tenlastegelegd dat:
t.a.v. feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 16 september 2024 tot en met 10 maart 2025 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
t.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 10 maart 2025 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 38,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Op 25 mei en 23 juni 2022 werden via Meld Misdaad Anoniem twee meldingen gedaan. In deze meldingen werd gesteld dat verdachte zou handelen in verdovende middelen. Na een twee uur durende observatie op 18 oktober 2022 werden drie mogelijke afnemers van verdachte aangehouden en gehoord. Bij alle drie werd een ponypack aangetroffen met vermoedelijk cocaïne. Verdachte is daarop aangehouden en hem wordt het de handel in en het bezit van cocaïne verweten (onder parketnummer 01.028737.23).
Mede naar aanleiding van een TCI-melding begin 2025 en diverse observaties is verdachte op 10 maart 2025 opnieuw aangehouden en werd cocaïne aangetroffen in de woning waar verdachte zich op dat moment bevond. Hierop wordt verdachte wederom verweten dat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan de handel in en bezit van cocaïne (onder parketnummer 01.076000.25).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat – gelet op de bekennende verklaring(en) van verdachte – alle aan hem ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Wel maakt de verdediging bezwaar tegen de ten laste gelegde periode onder feit 1 in de zaak met parketnummer 01.076000.25. Er zou sprake zijn van een korte(re) periode waarin verdachte heeft gehandeld in verdovende middelen.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01.028737.23.
De rechtbank volstaat ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten in de zaak met parketnummer 01.028373.23 met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte deze bewezen verklaarde feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en daarna geen vrijspraak is bepleit.
De bewijsmiddelen: [1]
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 maart 2025;
  • het proces-verbaal van bevindingen (p. 25 – 28);
  • het proces-verbaal van bevindingen (p. 33);
  • het proces-verbaal van bevindingen (p. 37);
  • het proces-verbaal van bevindingen (p. 38);
  • het proces-verbaal van bevindingen (p. 43 – 44);
  • het proces-verbaal van bevindingen (p. 47-48)
  • het proces-verbaal van bevindingen (p. 76-79) en
  • de rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 5 januari 2023, zaaknummer 2023.01.05.174 (aanvragen 001, 002, 004, 005, 006, 007 en 008).
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01.076000.25.
De rechtbank volstaat ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten in de zaak met parketnummer 01.076000.25 met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte deze bewezen verklaarde feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en daarna geen vrijspraak is bepleit, behalve dat is gesteld dat de bewezen verklaarde periode korter is dan is ten laste gelegd. De rechtbank heeft, gelet op de bewezenverklaring, ook dit standpunt verwerkt.
De bewijsmiddelen: [2]
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 maart 2025;
  • het proces-verbaal van bevindingen (p. 47 – 48);
  • het proces-verbaal van bevindingen (p. 124);
  • het proces-verbaal van bevindingen (p. 126-127);
  • het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen (p. 129a-129g); en
  • de rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut van 20 maart 2025 (p. 129h-129r).

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen – eventueel in onderling verband en samenhang bezien – komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
- in de zaak met parketnummer 01.028737.23 -
t.a.v. feit 1:
op 18 oktober 2022 te Eindhoven en te Geldrop en te Heeze, (telkens) opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
t.a.v. feit 2:
op 18 oktober 2022 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo opzettelijk aanwezig heeft gehad (in de woning [adres 2] ) ongeveer 117,5 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
- in de zaak met parketnummer 01.076000.25 -
t.a.v. feit 1:
in de periodevan 1 januari 2025tot en met 10 maart 2025 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo meermalen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
t.a.v. feit 2:
op 10 maart 2025 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 38,5 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt de rechtbank een op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf in duur te beperken en deze zo mogelijk te combineren met een voorwaardelijke gevangenisstraf en/of de oplegging van een taakstraf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor min of meer vergelijkbare feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van een aanzienlijke hoeveelheid materiaal bevattende cocaïne en het verkopen van een materiaal bevattende cocaïne op 18 oktober 2022 en in de periode van 1 januari 2025 tot en met 10 maart 2025. In het nadeel van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat hij in 2022 blijkens het dossier wel een langere periode dan ten laste is gelegd cocaïne heeft verkocht.
Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs, eenmaal in handen van gebruikers, ernstige gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren. Daar komt nog bij dat de productie van en handel in harddrugs veel maatschappelijke onrust veroorzaken en leiden tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers. Vaak gaat de productie en verkoop van verdovende middelen gepaard met ernstige vormen van georganiseerde criminaliteit, waarbij het gebruik van geweld lang niet altijd wordt geschuwd. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Bij dit alles heeft de verdachte uitsluitend gehandeld uit puur winstbejag.
Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat in de zaak met parketnummer 01.028727.23 sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Als uitgangspunt heeft te gelden dat bij een niet gedetineerde verdachte de behandeling
van de zaak in eerste aanleg moet zijn afgerond binnen 24 maanden vanaf het tijdstip
waarop verdachte in alle redelijkheid de verwachting heeft kunnen ontlenen dat strafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank stelt vast dat op de datum dat het
vonnis in deze zaak wordt gewezen de redelijke termijn, gemeten vanaf het tijdstip van
het eerste verhoor, met bijna 2,5 jaar is overschreden. De rechtbank zal deze overschrijding in strafmatigende zin verdisconteren in de strafoplegging.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een taakstraf en een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank is echter van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van deze duur op zijn plaats.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen in de zaken met parketnummers 01.028737.23 en 01.076000.25 (telefoons en geld) vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen (telefoons) zijn met betrekking tot welke de beide feiten 1 (handel in cocaïne) zijn begaan, deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden en dat het geld betreft dat door het begaan van het misdrijf zijn verkregen.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen goederen, te weten de verdovende middelen, vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat – zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit stoffen zijn die tot het begaan van het misdrijf zijn bestemd en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de Opiumwet en het algemeen belang.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
  • 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 57 van het Wetboek van Strafrecht; en
  • 2, 10 van de Opiumwet.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. 01.028737.23 feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
t.a.v. 01.028737.23 feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
t.a.v. 01.076000.25 feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
t.a.v. 01.076000.25 feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
T.a.v. 01-076000-25 feit 1, feit 2, 01-028737-23 feit 1, feit 2:
een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Verbeurdverklaringvan de inbeslaggenomen goederen in de zaak met parketnummer 01.076000.25, te weten:
- 1 stuk gsm;
- 1 stuk gsm; en
- 1 stuk gsm.
Onttrekking aan het verkeervan de inbeslaggenomen goederen in de zaak met parketnummer 01.076000.25, te weten:
- 4 gram cocaïne;
- 16 gram cocaïne;
- 9 gram cocaïne; en
- 7 gram cocaïne.
Verbeurdverklaringvan de inbeslaggenomen goederen in de zaak met parketnummer 01.028737.23, te weten:
- 50 euro;
- 400 euro;
- 6200 euro;
- 6850 euro; en
- 1 stuk gsm Samsung telefoon incl. sim kaartje.
Onttrekking aan het verkeervan de inbeslaggenomen goederen in de zaak met parketnummer 01.028737.23, te weten:
- 24 gram verdovende middelen;
- 24 gram verdovende middelen;
- 21 gram verdovende middelen;
- 1 stuk poeder; en
- 43 gram verdovende middelen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. W. Heijninck en mr. N.E.M. Keereweer, leden,
in tegenwoordigheid van F.H.R.M. Robbers, griffier,
en is uitgesproken op 11 april 2025.
Mr. N.E.M. Keereweer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna in de zaak met parketnummer 01.028737.23 wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, Flexteam District Helmond, zaakregistratienummer PL2100-2023021814, afgesloten op 30 januari 2023, aantal pagina’s: 1 tot en met 233. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.Wanneer hierna in de zaak met parketnummer 01.076000.25 wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, zaakregistratienummer PL2100-2024222804, afgesloten op 20 maart 2025, aantal pagina’s: 1 tot en met 275. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.